Twee schattingen
Parijs, 11 Maart [1932]
Het is na zoover gekomen, dat de Fransche en de Duitsche regeering niet alleen polemiseeren over het reparatiegeld, dat nog betaald moet worden, waar zelfs over de bedragen, welke reeds gestort zijn. Het Fransche gouvernement beweert 19 milliard 168 millioen goud-mark ontvangen te hebben. De Duitschers beweren dat zij 68 milliard goud-mark uitgaven. Een meeningsverschil van een kleine 50 milliard.
Het is mij in den grond onverschillig of de Duitschers nog een dubbeltje zullen betalen, of de Franschen nog een cent zullen innen. Maar het is mij geenszins onverschillig, of wij over deze verloren zaak rationeel oordeelen. Niets dunkt mij gevaarlijker dan het vraagstuk te beschouwen op een manier, welke tegen het gezonde verstand indruischt. Wij riskeeren zoodoende een volgenden keer andere en gewichtiger problemen even foutief te behandelen.
Daarom beschouw ik het magistrale en monumentale werk, dat Edmond Michel onder den titel ‘Les dommages de guerre et leur réparation’ gewijd heeft aan de kwestie der oorlogsschade en hare vergoeding, als een dier vluchtheuvels van het intellect, welke ons in een periode van débâcle niet minder noodzakelijk zijn dan brood. Aan dit Groot-Boek, aan dit lijvige, zware boek arbeidde de auteur tien jaren. Niemand vroeg 't hem, niemand steunde hem, niemand schonk hem subsidies. Hij gaf het uit op eigen kosten bij Berger-Levrault. Weinigen zullen het lezen, want het is duur, dor, droog en terugstootend. Niemand spreekt erover, want het komt in niemands kraam te pas. Het is in de hoogste mate nutteloos, en onbruikbaar, overtollig als een dier cyclopische steenzuilen uit den tijd der Druïden.
Maar het boek is er. Het legt een getuigenis af, dat nimmer en door niemand kan worden tegengesproken. En dit is voldoende. Zonder passie, in de serene sfeer van algebra en wiskunde, met de feillooze stelselmatigheid van een notaris, die den inventaris opmaakt van een boedel, niet de onbedrieglijkheid eener rekenmachine, volgens wetenschappelijke methoden, welke geen enkel tegenstander kan verwerpen, nog minder wraken, waartegen alle verzet ijdel en ondenkbaar is, becijfert de schrijver wat de oorlog vernietigde, en volgens dezelfde methoden, wat men van de vernietigingen vergoedde. Ik zal u niet vragen om dit meesterlijke en definitieve werk te lezen, want het is onleesbaar. Ik wil u alleen verzoeken te gelooven, dat het onomstootelijk bestaat en geen zweem van discussie toelaat. Het eind-resultaat van deze hartstochtelooze balans toont aan dat Frankrijk slechts 29% zou terug ontvangen van zijn verliezen, als het Young-Plan tot den uitersten termijn en zonder rabat werd uitgevoerd. Wij weten, dat het Young-Plan minder werd dan de schaduw van een schaduw. Maar ook dit cijfer van 29% is in laatste instantie overbodig. Als Frankrijk geen cent meer krijgt, het bezit dit document. De intelligentie is safe. Men kan nog slachtoffer zijn van ongerijmdheden. Maar niet meer dupe.
Een kracht van denzelfden aard wordt vertegenwoordigd door André Chéradame. Onder de politieke schrijvers, die den Franschman sinds het begin dezer eeuw inlichten over de internationale gebeurtenissen, munt hij uit door zijn probiteit. Hij behoort tot geen enkele partij. Hij verkwanselde zich niet aan belangengroepen van financiën of industrie. Hij is patriot. Maar hij is méér dan patriot, omdat hij een logica nastreeft die zweeft boven eng-nationale toevalligheden. Hij zou niet aarzelen om te concludeeren tegen zijn patriotisme, wanneer argumenten en bewijsvoering dit eischten.
Toen hij in 1929, tijdens de debatten over de Amerikaansche en Engelsche schulden, bespeurde dat de gansche Fransche pers (op twee of drie uitzonderingen na) met Amerikaansch geld was omgekocht ten gunste der ratificatie, stichtte hij uit eigen middelen een krant, die hij Le Français réaliste noemde. Dit blad is nergens te koop, omdat het slechts abonnés telt, in de provincie verschijnt en met een zeldzame eenstemmigheid wordt doodgezwegen. Ondergrondsch echter voert het taaie campagnes, waarvan het effect moeilijk getaxeerd kan worden. Het gelukte zijn leider niet, om de noodlottige ratificatie te verhinderen. Aan hem echter is het te danken, dat de wet er op 't nippertje doorkwam met een erbarmelijke meerderheid van 8 stemmen.
Wat Frankrijk teekende blijft geteekend. De schuld moge hemeltergend zijn, er valt niet meer aan te tornen, Frankrijk zal betalen tot den laatsten wissel, die vervalt in 1987.
Doch een wettiger en loyaler middel dan laakbare woordbreuk staat den Franschman ten dienste, om boeien te verbreken, die ondraaglijk zullen worden, zoodra Duitschland zich ontheft van zijn lasten of ontheven wordt. Een middel dat de koopman aanvaarden kan en de politicus. Een middel dat niet alleen het voordeel beoogt van Frankrijk, maar van alle geallieerde naties, die oorlogsschulden hebben aan Amerika. André Chéradame zet het uiteen in zijn onlangs verschenen boek ‘Sam, à votre tour payez!’
Van den dag, dat Amerika den oorlog verklaarde aan Duitschland (4 April 1917) tot den datum dat het effectief deelnam aan de vijandelijkheden (medio Juli 1918) verliepen vijftien maanden. Bewijs met Amerikaansche stukken en uit de vóór-geschiedenis der oorlogsverklaring, dat de V.S. niet uit sentimenteele en humanitaire redenen de zijde kozen der geallieerden, doch louter uit weloverwogen eigenbelang. Bewijs, dat de Amerikaansche staatslieden zelf hun financieele voorschotten stilzwijgend, maar uitdrukkelijk beschouwd hebben als een voorloopige participatie in den krijg. Bewijs, dat de opvatting van stilzwijgend contract en compensatie-schuld rechtsgeldigheid heeft voor de Amerikaansche jurisprudentie. Bewijs, dat de geallieerden van April 1917 tot Juli 1918 niet enkel streden voor hun eigen behoud, maar evenzeer voor de serieus bedreigde onafhankelijkheid van Amerika. Bewijs ten overvloede, en afgezien van deze overwegingen, [van] de flagrante onrechtvaardigheid der geallieerde schulden aan Amerika. Bewijs, dat het niet tè laat is, om de nota in te dienen. Men behoeft dan verder slechts de basis te leggen van de vorderingen, welke de geallieerden kunnen doen gelden op de V.S. en de rekening op te stellen.
André Chéradame kweet zich schitterend van deze zeer gecompliceerde taak. Na een onaanvechtbaar betoog en na becijferingen, opgemaakt onder contrôle van den leger-statisticus, generaal Alombert, komt hij tot de volgende conclusies:
In alle recht en billijkheid is Amerika schuldig: aan België 203.352.817 dollars; aan Frankrijk 3.694.453.357; aan Engeland 3.055.344.503; aan Italië 2.503.386.856; Totaal 9.456.537.533 dollars.
Alleen Engeland, dat behalve voor beider gemeenschappelijk gebruik, ook geld leende, hetgeen het noodig had tot ondersteuning van een aantal eigen bondgenooten in West en Oost, alleen Engeland is aan Amerika nog 1.019.477.855 dollars schuldig. Bij België daarentegen staan de V.S in 't krijt voor 27.922.009, bij Frankrijk voor 761.278.459, bij Italië voor 855.352.906 dollars.
Op 't eerste gezicht lijken deze getallen paradoxaal. Doch Chéradame citeert acht bladzijden met namen van 100% Amerikanen, die de Shylocksche eischen van hun gouvernement steeds beschouwd hebben als een wederrechtelijkheid, als een schande, als een domme daad. De Europeesche gouvernementen, die de schulden teekenden, toonden zich echter nog dommer dan het Amerikaansche, dat ze eischte. Van de Europeesche regeeringen valt geen enkele bevrijdende actie te verwachten, zoolang de publieke opinie haar niet dwingt. Zal ‘De realistische Franschman’ zijn landgenooten en mèt hen de overige naties tot inzicht overhalen, tot verzet?
De toekomst zal deze vraag beantwoorden. Hoop is wellicht illusoir. Misschien moet ons Troje vallen. Maar ook hier, te midden der onheilspellendste ongerijmdheden, zal de intelligentie voortaan safe zijn.
[verschenen: 6 april 1932]