Een gebroken man
Parijs, 8 Maart [1932]
Men geloofde zóó weinig aan den ernst van Briand's toestand en aan de mogelijkheid van een snel uiteinde, dat men, één dag voor de dood den staatsman verloste uit een kunstmatig gerekt bestaan, hem met algemeene stemmen candidaat stelde voor de aanstaande verkiezingen. Duizenden hadden gezworen dat Briand, die 28 Maart zeventig ging worden, herstellen zou, èn van zijn ziekte èn van zijn fiasco's. Het was de wil zijner aanhangers, zijner medewerkers, zijner vrienden, welke hem de inspuitingen deed dulden der dokters, hun dopingsmiddelen, hun kwellende voorschriften, hun optimisme.
Maar voor zichzelf had Briand afgerekend met het voortgesleepte leven. Als hij bleef hopen, uit gewoonte, uit sleur, en met woede, in zijn binnenste wist hij dat geen enkele hoop gewettigd was en wist hij dat geen artsenij zou baten. Zijn kwaal was niet de last der jaren en niet de verwoesting van het organisme. Geen twaalf maanden geleden droeg hij zijn ouderdom nog monter en veerkrachtig. Niet zijn physiek was versleten. Tenminste niet in die mate, dat men binnen afzienbare tijd een fatalen afloop kon voorspellen. De man die in Mei dong naar het presidentschap, was medisch gesproken geenszins veroordeeld.
Neen, Briand bezweek aan een schok van andere orde. Hij was tijdens de lente van het vorig jaar aangekomen op dat keerpunt, waar de geest aarzelt tusschen de lokkende rust en de vermoeienissen van een langen strijd. Het afgematte hart weifelde voor de keuze. Het wachtte op een aanwijzing. Op een stimulans welke het kon drijven om de diepste bronnen aan te boren, waar men contact herneemt met den levensstroom. Schrikkelijke oogenblikken, waarin men de laatste voorraden verbruikt van de onbekende kracht, welke een lichaam voortbeweegt, dat zijn lot verbeidt! Huiveringwekkend geheim van het moreel! Wie had op den zonnigen middag van 13 Mei 1931 durven zeggen, dat de Assemblée Nationale te Versailles het doodvonnis stemde van Briand? Stellig weinigen. Doch wie Briand een kwartier vóór de stemming zag en een kwartier erna, kon over de vernietigende uitwerking geen seconde in twijfel verkeeren. Het is niet zeker dat een goede uitslag hem had kunnen redden. Maar het was onmiddellijk zeker dat de nederlaag hem elken weg tot redding afsneed. Verbrijzeld en verbijsterd werd hij uit het paleis van Lodewijk XIV geleid, half bewusteloos naar zijn auto gedragen. Vraag ingewijden of profanen. Ieder antwoordt: ‘Briand is te Versailles omgebracht.’ En inderdaad, na Versailles is Briand geen dag meer ‘de oude’ geweest.
Wie en wat echter waren de directe oorzaken van Briand's politieken val? Men heeft hierover zoowel in Frankrijk als buiten de Fransche grenzen weinig klaarheid. Men schijnt haar niet te wenschen. Doch sinds de ontruiming van Mainz signaleerde ik minstens tien maal de kuil, welken men niet in Frankrijk, doch in Duitschland, als het ware systematisch groef voor den pacifistischen minister, aan wiens Duitsch-gezinde sympathieën geen sterveling nochtans met recht kon twijfelen. Ik mag deze meening herhalen bij zijn graf: Sinds Stresemann's overlijden heeft men in Duitschland alles gedaan wat mogelijk was om Briand's politiek en Briand's figuur te discrediteeren tegenover zijn parlement, tegenover de Fransche publieke opinie. En telkenmale, dat men ginds roekeloos bijdroeg om Briand's positie te verzwakken, om zijn invloed te verminderen, om het vertrouwen dat hij genoot te ondermijnen, heeft men zich beklaagd en geërgerd over den tegenstand, welken hij ontmoette bij zijn landgenooten. Opzet of toeval? Domheid of verblinding? Ik oordeel niet. Ik constateer.
Eén voorbeeld uit de honderd, en klemmend voorbeeld, omdat het een gebeurtenis betreft, welke den doorslag gaf tot Briand's achteruitgang, tot zijn nederlaag te Versailles, tot zijn schielijk sterven.
Op 3 Maart 1931 betrad de aanstichter, de leider, de halsstarrige apostel der Fransch-Duitsche toenadering de tribune der Fransche Kamer. Hij heeft zich te verdedigen tegen heftige aanvallen van Franklin-Bouillon, Louis Marin, e.d., talentvolle sprekers, door de eenen patriotten, door de anderen chauvinisten betiteld. Briand houdt een van zijn laatste betooverende, bedwelmende redevoeringen. Hij ontwikkelt, met onweerstaanbare accenten, een argument, dat men kort en bijna letterlijk kan samenvatten in de volgende woorden: ‘Het bewijs dat ik me niet vergist heb, het bewijs dat mijn politiek de goedkeuring verdient van het Fransche parlement, is, dat er iets bestond wat wij allen vreesden als een bedreiging voor den vrede: de Anschluss. Welnu, dank zij mijn politiek is dit geduchte gevaar voortaan afgewend.’
Door zijn warme welsprekendheid wordt de gansche Kamer meegesleept. Briand verwerft een meerderheid van 551 afgevaardigden, die zijn bezielende overtuiging deelen, tegen 14 onverzoenlijken die haar afwijzen. Het was een overwinning die den klank had eener apotheose. Want let op de verhouding der getallen: Met zulk een massale meerderheid kon hij veilig zich candidaat stellen voor het presidentschap. Let ook op de beteekenis van de candidatuur en van het ambt: de macht van een president der Fransche Republiek doet in geen enkel opzicht onder voor de macht b.v. van de Koning van Engeland. Achter de poorten van het Elysée is de president de ware arbiter der buitenlandsche en binnenlandsche politiek. Men mocht redelijkerwijze verwachten, dat Briand's prestige dat overwicht nog zou versterken.
Wij leven niet in de eeuw van trekschuit en diligence. Er bestaat telegraaf, telefoon, radio, vliegtuig. Op 4 Maart dus kon Briand's redevoering in Berlijn zijn. Op 5 Maart, uiterlijk 6 Maart, kon de Wilhelmstrasse haar lezen in de Fransche staatscourant, gesteld, dat de Duitsche Ambassade het niet de moeite waard vond, om een verslag te seinen van de door Briand verdedigde stelling. Op 8 Maart konden alle Duitsche diplomatieke vertegenwoordigers verwittigd zijn van de door Briand gekozen positie. En wanneer men te Berlijn een greintje besef bezeten had omtrent het mogelijke en het onmogelijke in de toenmalige Europeesche politieke conjunctuur, een vleugje gezond verstand, een tikje loyale consideratie voor den Franschen staatsman, die aan Duitschland menigvuldige bewijzen schonk zijner welwillendheid, zijner achting, wanneer men er slechts eventjes toegankelijk geweest was voor een ziertje kieschheid, om niet te zeggen medelijden, dan zou men aldus geredeneerd hebben in de Wilhelmstrasse:
‘Op dit gewichtige en beslissende moment in de carrière van Briand moeten wij hem geen stok tusschen de beenen werpen. Over twee maanden is de verkiezing voor het Fransche presidentschap. Over twee maanden kan Briand president zijn. Hij heeft alle kansen. Hij zal dan de noodige autoriteit bezitten, de vrijheid om te doen wat hij wil. Hij zal onafhankelijk zijn van parlementaire onzekerheden. Over twee maanden kunnen wij nog altijd verder praten. Of verder handelen. Met de Anschluss is zoo'n haast niet. De Anschluss kan wachten tot Mei. Wij zouden ezels zijn, lomperds, erger zelfs: schooiers, als wij Briand onder deze omstandigheden, vlak bij den eindpaal, lieten struikelen.’
Zoo echter redeneerde men niet te Berlijn. Zeventien dagen na Briand's programmatische redevoering, zeventien dagen gedurende welke men ginds de onmetelijke gevolgen van een dwazen, noodeloozen, ontactvollen, hoonenden stap kon overwegen, op 21 Maart 1931 zette Duitschland de kanselarijen in opschudding met zijn plannen eener Duitsch-Oostenrijksche tol-unie, voorspel tot den Anschluss!
Nooit in de diplomatische geschiedenis werd een minister grievender gelogenstraft, onbedachtzamer (of moeten wij denken bedachtzamer??) gecompromitteerd. Wij kunnen slechts raden, welk een terugwerking de stoot veroorzaakte op de physieke gezondheid van Briand, welke moordende twijfels hij wekte in zijn gemoed. Menigmaal brachten wij dezen menschelijken kant van het probleem onder de oogen onzer lezers. Maar zonder eenige vrees om ons te vergissen kunnen wij verzekeren, dat het sensationeele Duitsche démenti op Briand's politieke zelfverdediging de hoofd-factor is geweest van zijn tegenslag te Versailles. En zoo een belangrijk deel der Fransche natie Briand's aspiraties ondanks alles trouw blijft, Briand zelf was na Versailles een gebroken man. Het pacifisme verloor zijn leider, zijn apostel, zijn profeet. Het is een andere vraag, of dit verlies zwaar zal wegen in de toekomst, dan wel licht. Maar het is zonneklaar, wie de verantwoordelijkheid draagt van een val, welke beschouwd moet worden als een executie.
[verschenen: 1 april 1932]