Een stap verder
Parijs, 3 Maart 1932
Twee millioen Franschen lazen de onthullingen over de ‘Finance Internationale’, waarmee François Coty gedurende tien dagen de eerste pagina gevuld heeft van de intellectueele ‘Figaro’ en de populaire ‘Ami du Peuple’. De rest der citoyens en citoyennes sprak er over of hoorde erover spreken. Spoedig zal men ze aangeplakt zien op de muren. De schuld van alles is dit keer de heer Mac Fadden. Het wekte hier diepe ontsteltenis dat de Amerikaansche volksvertegenwoordiger president Hoover in het Congres formeel durfde betichten van een werktuig te zijn in handen van Duitschland. Volgens Mac Fadden is Hoovers verkiezing bekostigd door de gebroeders Warburg, directeuren der Bank Kuhn, Loeb & Cie, in ruil voor verschillende wederdiensten, onder welke het opzienbarende moratorium, deze verraderlijke torpedeering van het plan-Young, waarvan Frankrijk nog steeds niet bekomen is en nimmer bekomen zal. Daar Mac Fadden doorgaat voor een ernstig mensch, bekleed met gewichtige ambten, en daar hij zei wat menig Franschman in zijn binnenste dacht, baarde zijn aanklacht een beroering die de afgevaardigde waarschijnlijk onderschat heeft. Toen een Amerikaansch dementi achterwege bleef besloot Coty de antecedenten te onderzoeken der genoemde Bank.
Aan den oorsprong van de activiteit dezer instelling ontmoette hij Jacob Schiff, zoon van een modest joodsch makelaar der Frankfortsche Rothschilds. In zijn jeugd emigreerde de jonge Schiff naar de Vereenigde Staten, maakte er een snelle carrière en werd de chef der firma Kuhn, Loeb & Cie, de voornaamste Israëlietische bank van Amerika. Reeds vóór Schiffs optreden onderhield dit machtige handelshuis nauwe relaties met de Joodsche banken van Duitschland en met de keizerlijke regeering. Tijdens zijn dertigjarige leiding werden die banden nog inniger en bleken bestand tegen Duitschlands nederlaag.
Die Jacob Schiff was een origineel. Het bevredigde hem niet om geld te verdienen. Hij eischte voor zijn bank, en voor de Haute Banque in 't algemeen, niet alleen de suprematie over de industrie, en het recht om deze te organiseeren naar het believen der financiers, maar ook ‘the spiritual direction of human affairs’.
Voor Jacob Schiff lag het steunpunt van den hefboom waarmee men de aarde kon optillen en omverwerpen, in Rusland. Nietzsche had deze profetische gedachte reeds geuit in Aphorisme 251 van Jenseits vom Guten und Bösen, en ook Karl Marx na de verplettering der Parijsche Commune in 1871. Van Frankrijk viel op revolutionnair gebied niets meer te verwachten, van Rusland daarentegen alles.
Tot aan den val van den laatsten der Romanovs en tot aan den huidigen dag heeft de New-Yorksche bank in verbinding gestaan met de Russische revolutionnairen. Tijdens den Russisch-Japanschen oorlog verschafte Jacob Schiff aan Tokio de fondsen, zonder welke de troepen van den Mikado den strijd nimmer tot een gelukkig einde hadden kunnen brengen. Tegelijk subsidieerde hij de Russische oproerlingen. Op zijn kosten was in de V.S. een terroristische centrale gevestigd. Men fabriceerde er de bommen, die langs Finland werden binnen gesmokkeld en meer dan achttienduizend slachtoffers maakten. Men beraamde er de betaalde stakingen, onlusten en complotten, welke een succesvol einde van den veldtocht konden verhinderen.
Behalve met de gevolmachtigden van Japan moest Graaf Witte te Portsmouth onderhandelen met Jacob Schiff en twee andere, invloedrijke vertegenwoordigers van het Israëlietische volk. Schiff wilde zijn vrede teekenen met Rusland, op voorwaarde van gelijkberechtiging voor de Joodsche onderdanen van den Tsaar. Witte, getrouwd met een Jodin en geenszins anti-semiet, weigerde uit bezorgdheid voor de Joden zelf, zoodat de strijd, beëindigd met Japan, werd voortgezet met Schiff. Hij ontbrandde feller dan ooit naar aanleiding van de vexaties, waaraan de talrijke Russische Joden blootstonden, die zich hadden laten naturaliseeren in de V.S. en als Yankees terugkeerden naar Rusland. Zij hoopten, dat hun als Amerikanen geoorloofd zou zijn, wat men hun als Joden verboden had. Het procédé was handig en werd toegepast door een massa revolutionnairen, die zich door hun veramerikaniseering buiten 't bereik stelden der Russische politie. Weldra vaardigde de tsaristische regeering een oekase uit, welke den veramerikaanschten Joden dezelfde dwangbepalingen oplegde als den Russischen. Een aantal werden over de grens gezet, aan anderen werd de toegang geweigerd. Als représaille voor deze ‘beleediging van het Amerikaansche paspoort’ eischte Jacob Schiff persoonlijk van William Taft de opzegging van het tachtig jaren oude Amerikaansch-Russische handelsverdrag. Eerst verzette zich Taft, een der zeer weinige presidenten, die niet gekozen was met geld van Kuhn, Loeb & Cie. Een heftige perscampagne deed hem tien maanden later zwichten en op 13 December 1911 noteerden de Joden een van de belangrijkste data hunner geschiedenis.
Tijdens den wereldoorlog koos Jacob Schiff, wiens dochter trouwde met een der drie gebroeders Warburg uit Hamburg, de partij van Duitschland, wat de scherpheid zijner anti-Russische gevoelens nog deed toenemen. Hij verdubbelde de aanvallen, die vruchteloos gebleven waren, terwijl Rusland worstelde met Japan. Toen de Tsaar viel, zond hij een telegram met gelukwenschen aan Milioekof, minister van Buitenlandsche Zaken onder Kerenski, doch voor verdere beslissingen hield hij Trotzki in reserve, die naar New-York gekomen was, om te onderhandelen met den chef der Bank Kuhn, Loeb en Cie. Schiff gaf den democraten van Kerenski hunne kans. Zoodra bleek, dat zij niet aan zijn verwachtingen beantwoordden, Engelsche invloeden ondergingen en neigingen toonden, den oorlog voort te zetten, liet hij Trotzki tegen hen los en de bende van Lenin. Trotzki, op terugreis naar Europa gevangengenomen door de Engelschen, krijgt na verzoek van Schiff een vrijgeleide. In Stockholm vindt hij een telegram van Max Warburg & Cie, gedateerd 21 September 1917, die hem een onbeperkt crediet opent. Enkele weken later zijn de extremisten meester van Petrograd. Het bolsjewistisch experiment kan beginnen en eveneens ‘the spiritual direction of human affairs’, die een familiezaak geworden is. De volkscommissarissen hebben niets te weigeren aan de oppermachtige Bank, welke hen installeerde. Als Jacob Schiff sterft in 1920, gaat het commando over op zijn zoon Mortimer, na zijn dood op de Warburgs, Otto Kahn en consorten. De exploitatie van Rusland breidt zich uit in hoe langer hoe kolossaler proporties. Tezelfdertijd restaureert de familie hare bakermat Duitschland. Na hare heerschappij gevormd te hebben over Washington en New-York, strekt zij haar gezag uit over Moskou en Berlijn. Zoowel het Vijfjaarplan als het Moratorium stammen van Kuhn, Loeb & Cie.
Aan dezen opzet ontbreekt nog slechts de kroon van het welslagen. De Russische onderneming rendeerde boven elke verwachting, doch trad in een stadium, dat haar voor bankiers verdacht maakt. Het land is totaal kaalgeschoren. De Duitsche affaire liep vast. Met het geld van Schiff en zijn bondgenooten werden de Duitschers toegerust voor een hegemonie, waarvan zij geen voordeel kunnen plukken, zonder dat meer dan de helft van Europa tenondergaat en als de Russen in de boeien der Babylonische gevangenschap geklonken wordt. De beurt is aan Frankrijk, om zich te laten schrappen uit de rij der onafhankelijke naties. Het goud der Banque de France belooft een rijke schadeloosstelling voor de stroppen in Moskou en elders. Vandaar de systematische ophitsing der vijf werelddeelen tegen Frankrijk. Vandaar de ontwapeningsconferentie. Zoolang Frankrijk weerbaar is kan de firma Kuhn, Loeb & Cie en vazallen hare troepen niet in den strijd werpen met een voldoende uitzicht op succes en dividenden.
Ziedaar! Gij ondervraagt u denkelijk of ikzelf aan deze duizelingwekkende uiteenzetting geloof sla. Ma foi, ik weet er niets van. Sinds ik in de Kamer hoorde, dat Eugène Schneider, directeur van de nationale kanonnenfabriek te Creusot, via Skoda te Pilsen, kanonnenfabriek welke hij controleert, de Hitlerianen subsidieert, draait mij op dit fantastische terrein het hoofd. In het licht van zulke onweersproken beweringen, krijgen de pyramidaalste veronderstellingen een cachet van geloofwaardigheid, als niemand ze weerlegt. En niemand weerlegt ze. Maar doet 't er toe wat ikzelf geloof? Is het niet van oneindig meer belang, dat ik u inlicht over de dingen, welke twee millioen Franschen (en méér nog) bereid zijn te gelooven, waar ze hun met een overvloed van treffende détails worden ontvouwd? Een paar jaar geleden, na een ontgoochelende periode van tegemoetkoming, werd het Fransche motto: wij moeten reageeren. Vandaag zegt men: reactie alleen is niet voldoende; wij moeten revolteeren. Het bovengemelde is een der verklaringen van deze geestesgesteldheid.
[verschenen: 26 maart 1932]