Een datum
Parijs, 26 Februari [1932]
In 't algemeen genomen zou de beste spiegel van een land moeten zijn de roman. De krant filmt de dagen en de uren eener natie, de roman de jaren en de lustra, de Historie de jubilea en de eeuwen. Wanneer het nog niet altijd zoo is, ik stel me voor, dat het in de toekomst uitstekend zoo zou kunnen worden. De mensch zou zijne geschiedenis schrijven in drie tempo's als de drie wijzers eener klok. Wij zouden ze alle drie volgen met gelijke belangstelling. De wanhopige en gelukkige liefden, de huwelijkstrouw, de echtbreuken, de ongelukken, misdaden, troebelen en conflicten zouden in den roman niet behoeven te ontbreken, evenmin als de gemengde berichten in het dagblad. Maar zij zouden verwezen worden naar het tweede of derde plan en de romanschrijver zou de vrijkomende plaats benutten om den burgers boeiend in te lichten over de acute tijdsvragen. Men zou op deze wijze een weinig orde kunnen scheppen in de hersens der twintigste eeuwers, en alvorens de regeering in handen te geven van intellectueelen, gelijk Stefan Zweig voorstelde in een tamelijk opzienbarend interview van de Nouvelles Littéraires, ware het niet overbodig, de bekwaamheden dier intellectueelen te oefenen en te toetsen op dit onschadelijk terrein. Want totnutoe bekommerden zij zich slechts matig om de res publica, de openbare zaak. Zij schonken al hun eerste plannen en al hun aandacht aan de gemengde berichten. Was ik dictator en tyran, ik zou mijn minister van Schoone Kunsten (er bestaan helaas Leelijke Kunsten) instructies geven in deze lijn. Wij zouden daarna zien of wij ‘intellectueelen’ lieten deelen in ons gouvernement.
In 't bijzonder genomen is elke goede roman reeds lang de voortreffelijkste spiegel geweest van een land en beantwoordt volkomen aan bovenbeschreven eischen. Hoewel de werkelijk verdienstelijke romans schaarsch zijn en geen twee planken beslaan eener bibliotheek, zal ik mij niet vermeten om deze meening te staven met voorbeelden uit het verleden. Het verleden garandeert het heden veel minder dan men oppervlakkig denkt. Ik steun mijn opinie liever op een boek, dat een paar weken geleden van den drukker kwam, waarover de Fransche pers elken dag vol staat en dat alle depressies verdrongen heeft uit de loopende gesprekken. Het heet de Familie-kring. ‘Le Cercle de Famille’. Op zijn reclame-omslag schrijft de uitgever: ‘Een Maurois, onnoodig om te insisteeren’, en hij vergiste zich niet. Al heeft André Maurois bij onze Hollandsche aristarchen de reputatie van een tweede-rangs auteur, ik aarzel geen oogenblik om het boek te beschouwen als een der belangrijkste documenten betreffende ons tijdperk. Wie de intieme roerselen, de psychische kleur, de geestesstroomingen, vervlochten door de nationale evolutie, wil kennen eener Fransche periode, die wij allen hebben meegemaakt, zal Le Cercle de Famille raadplegen met vrucht en met genoegen. Voor de kennis van Frankrijk is een dergelijk boek even aanbevelenswaard, als een reisgids en ik verbeeld me, dat het deze rol nog met succes zal vervullen over vijftig jaar.
Het loopt van ongeveer 1900 tot 1931: De tijd voor Denise Herpain, centraal-figuur uit het verhaal, om van klein kind op te groeien tot vrouw, om een kijk te geven op de Fransche opvoeding, in huis, op kostschool, op 't lyceum, op de universiteit. Denise is geboren in een milieu van textiel-nijveraars uit de buurt van Rouaan: de gelegenheid om rond te blikken onder deze weinig bekende, doch invloedrijke dynastieën van industrieelen, voor wie het aantal weefgetouwen of spindels dat ieder doet draaien, dezelfde beteekenis heeft als de kwartieren van een adellijk blazoen. De jeugd-kameraden van Denise zijn in 1914 dienstplichtig: aanleiding om in vogelvlucht te zweven over de achter- en voorhoede van de strijdlinies. De overlevenden zetten hun onderbroken studies voort in 1918: synthese van het Quartier Latin, van verscheiden studenten-typen, van verschillend genuanceerde loopbanen, van een studenten-pension, van een stuk Parijs. De makker, dien Denise ontmoet op de hoogeschool, en met wien ze na een gederailleerde verliefdheid trouwt, is een bankierszoon uit Nancy: Aperçu van de nijverheid der Oostelijke provincies, karakterschets van een gedegen Fransch bankier en zijn methoden. Denise krijgt drie kinderen, die kinkhoest oploopen en moet voor hun herstel een winter doorbrengen aan de Rivièra: Kort overzicht op een paradijs en een gedemoraliseerd, eerloos en internationaal publiek. Haar man gaat voor zaken naar Marokko: globaal zoeklicht langs de noordkust van Afrika. In zijn afwezigheid complotteert een vriendin een intrige tusschen Denise en een cosmopolitisch sujet: Schildering van de liefde, zooals men haar in een verlept en raar wereldje opvat. De schok veroorzaakte bij Denise een hersenontsteking: beschrijving van een interessant clinisch geval en zijn behandeling. Wijl financiën en politiek onafscheidelijk zijn en wijl Denise ten nauwste samenwerkt met haar man, wiens bank door haar roekelooze adviezen keldert: zorgvuldige
patrouille onder de leidende politieke en financieele regeeringskringen; confronteering der bolsjewistische en antibolsjewistische theorieën; vluchtige en volledige teekening van rechtsche en linksche passies, culmineerend in de presidentsverkiezing, waar Briand de nederlaag leed; puissante motivering van Frankrijks betrekkelijke non-interventie in de universeele financieele débâcle; samenvatting van de crisis, van de deflatie, van redelijke en onredelijke crediet-systemen. Een banket bij baronesse Choin, trawante der Sovjets, een muziek-uitvoering bij Denise, de krach van haar echtgenoot: bondige revue der beau monde van geld, kunst, journalisme, industrie, beurs, diplomatie en politiek.
Al deze motieven ( en ik sla er over) zijn met de uiterste behendigheid gegroepeerd rondom de psychologische studie eener vrouwenziel (Denise) wier innerlijke stabiliteit in haar prille jeugd onherstelbaar verwoest werd door de slechte verstandhouding harer ouders. Deze studie is op haar beurt weer verstrengeld met den groei van een drietal provinciale families, met een analyse van Denise's ouders, van den minnaar harer moeder, van de ontelbare oplettend geteekende bijfiguren. Het eene hoofd-thema van Maurois demonstreert de evenwichtsstoornis der kinderen uit gezinnen, waar de eenheid tusschen vader en moeder gebroken is, ten nadeele van een der beide elementen; het andere hoofd-thema betoogt de nutteloosheid der lessen, welke kinderen ontvangen van hun ouders. De Cercle de Famille is een vicieuze cirkel en bij 't slot van het boek staat Denise op 't punt haar meisje en haar jongens te wonden met dezelfde fouten, hun karakters te vergiftigen met dezelfde afvalligheid tegenover haar man, waarmee in de eerste hoofdstukken van den roman haar eigen psyche ontwricht werd. Doch in deze thema's liggen niet de waarde en de draagkracht van het werk. Elk ander romancier had ze kunnen becomponeeren. Zeer weinig romanciers echter zijn in staat om zulke permanente thema's te bearbeiden met een buitengewoon knap, soepel en expressief contrapunt, dat niet alleen een aanzienlijk gedeelte van het Fransch territorium bestrijkt, maar daarenboven een geheele civilisatie resumeert in haar afwisselende aspecten, en ten overvloede het gansche boek te drenken in die specifiek Fransche teederheid, die Villon reeds uitdrukte toen hij dichtte:
‘Corps féminin qui tant es tendre’.
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat dit compendium van de Fransche mensch uit 1931 in de zuiverste proporties is opgebouwd, met den fijnsten tact werd gedoseerd, en in een onberispelijken, bijna onpersoonlijken stijl werd geschreven. Het ligt ook voor de hand, dat het boek geen oogwenk verveelt en dat zelfs de criticus het leest met vreugde, omdat de auteur uit den onnoemelijken voorraad van karakteristieken overal het essentieelste en het boeiendste greep. Dit bewijst een zeldzame menschenkennis en een even zeldzaam meesterschap. Maar het bewonderenswaardigste van deze litterairen uitzichtstoren met zijn duizend horizonnen, is stellig, dat Maurois hem optrok in op de kop af 339 bladzijden en tegelijk het record sloeg van overvloed en kortheid. Daar een geluk evenmin alleen komt als een ongeluk, geloof ik, dat men bij het verschijnen van Le Cercle de Famille veilig het einde mag voorspellen van de magere jaren der Fransche roman-kunst. Zij duurden niet lang en dit is des te beter.
[verschenen: 19 maart 1932]