Rechts of links
Parijs, 21 Februari [1932]
Het behoort tot de Fransche tradities, dat de aftredende Kamer zelf het kiesstelsel bepaalt volgens hetwelk de nieuwe volksvertegenwoordiging aangewezen zal worden. Zooals men sinds de eerste samenwoning van menschengroepen op zoek is naar den rechtvaardigsten en doelmatigsten regeeringsvorm (zonder hem te vinden), zoo streeft men sinds de invoering van het kiesrecht naar een methode van stemmen, die ieders belangen waarborgt en bevordert. Het verschijnsel doet zich voor in haast alle democratisch bestuurde landen.
Er lag dus niets buitensporigs in het door Georges Mandel, den vroegeren handlanger van Clemenceau, voorgelegde wetsontwerp, dat tot strekking had om het parlement te kiezen volgens het éénbeurtig systeem, zonder herstemming, en elken candidaat benoemd te verklaren, die 40% der ingeschreven stemmen op zijn naam vereenigt. Hoewel niemand begreep waarom juist 40 per honderd de beslissing gaven en niet 30, of 50, of een ander getal, of kortweg de meerderheid, was de methode niet onredelijker, niet minder parlementair dan een andere. Het Engelsch Lagerhuis werd benoemd volgens een bijna overeenkomstig stelsel. Doch al ware het recept volkomen idioot, en zelfs al had de volksvertegenwoordiging een nog mallere, nog absurdere methode willen bedenken, er zou constitutioneel geen enkele billijke aanmerking te maken vallen van het moment af dat het wetsvoorstel het vereischte quorum bulletins behaalt.
Dit is de logische consequentie van het kiesrecht en van de constitutie. Dat per ongeluk de gouvernementeele partijen zich uitspraken voor het éénbeurtige systeem, doet daar niets aan toe of af. De rechtsche coalitie achtte het stelsel in haar voordeel, doch buitte haar overwicht uit op wettige en normale wijze. De oppositie had des te minder motieven, om tijdens de debatten en na de nederlaag de éénbeurtige verkiezing te beschimpen als een abominabele abjectie, daar zij een jaar geleden een rapport liet uitbrengen over de zoogezegd onteerende kieswet en haar alleen verwierp, wijl zij ze in haar nadeel oordeelde. De rechtsche partijen, zeer genuanceerd, zeer steil in de leer en bij de stembus als kat en hond voor elkaar, hebben weinig belang bij herstemmingen en kunnen het herstemmings-principe zonder schade opofferen. Voor de linksche partijen daarentegen, minder intransigent onder elkaar, is herstemming meestal een aanleiding tot de vruchtbaarste combinaties. Zij laten liever een persoonlijke overtuiging schieten, dan een gemeenschappelijken zetel. Links bovendien is oneindig beter gedisciplineerd voor zulke accommodementen dan het stijfkoppige, hardleersche en tuchtlooze rechts.
De wet werd aangenomen na een wekenlange, aartsvervelende obstructie van radicalen en socialisten, na een reeks verbitterde en scandaleuze disputen, besloten door een zitting, welke onafgebroken 22 uren duurde, zonder slaap en zonder eten, in een verpeste lucht, in een sfeer van senielen waanzin en burgeroorlog. De Europeesche politiek, volgens de meening van een denker, heeft altijd ver beneden de Europeesche intelligentie gestaan. Tusschen de Fransche politiek en de Fransche intelligentie werd het contact zóó losjes, dat men beide termen niet meer kan meten met denzelfden maatstaf. De intelligentie is nog niet onvereenigbaar met politiek, doch reeds is de politiek onvereenigbaar met het bescheidenste begrip van intelligentie. Wie een deel der afgevaardigden zag ronken, dwars uitgestrekt over hunne banken, en wie een ander deel der afgevaardigden de nietswaardigste beuzelarijen hoorde lallen met den schuimbekkenden haat van maniakken, aanschouwde een symptoom van verwildering, dat door zijn vulgariteit nog pijnlijker aandeed, dan door zijn zotternij. Het is onbegrijpelijk, dat de vertegenwoordigers van La Déesse France, gelijk de dichter Chénier zijn land noemde, in zoo hoogen graad hun nationale herkenningsteekenen kunnen verloochenen.
Zoodra de halsbrekende wet, te elfder ure onverwachts verzwaard met vrouwenkiesrecht en vrouwen-kiesbaarheid, gestemd was door de Kamer, kwam zij voor den Senaat. De vergaderzaal in optocht ontruimend had de uitgeputte, nijdige oppositie den verderen strijd overgedragen aan het gezelschap grijsaards, tegen wie beurtelings rechts en links ontketend is, omdat zij beurtelings rechts en links hun remblokken aanleggen. Voor de chansonniers van Montmartre en het gros der romanschrijvers is de Senaat een verzameling ouwe snoepers, voor het publiek een college kaalhoofdige heeren boven de zeventig jaar, van wie niemand de namen kent, voor de politiek een vliegende ballast, welke zich nu naar voren, dan naar achteren verlegt, als een automatische reactie op de partijen, die het stuur houden. Sinds jaren wil men hem uitwerpen, doch niemand waagt het, wijl afwisselend links en rechts bij hem een toeverlaat vinden. Hij beschermt de eenen tegen de excessen der anderen. En welke partij is zeker genoeg van de toekomst om een dag te riskeeren, dat zij op dien steun niet zal kunnen rekenen?
Vandaag zwenkt de Senaat links, eenvoudig, omdat de ministerieele meerderheid rechts wendt. Maar wanneer toevallig radicalen of socialisten het wetsontwerp van vrouwen-kiesrecht en vrouwen-kiesbaarheid hadden ingediend, zouden de bedaagde heeren deze voorstellen even beslist hebben afgewezen. Het motto van den Senaat, en trouwens van alle linksche groepen luidt op dit stuk: ‘De vrouwen bezorgen ons reeds last te over, om ze ook nog in de politiek te halen.’ Zoolang de overweldigende meerderheid der Fransche vrouwen religieuze instructie geniet en conservatief denkt, zal hare emancipatie met man en macht worden gedwarsboomd. Zoover gaan ‘de rechten van den mensch’: De vrouw krijgt pas rechten, wanneer zij even conformistisch en orthodox belieft te stemmen, als de hoogere staatsleiding dit verlangt. De Fransche politici wenschen de vrouw als bondgenoote, niet als tegenstandster. Zij zijn bovendien [even] bang voor haar gezonde, practische verstand, als voor haar wispelturigheid. Zij zullen tot in lengte van dagen alle uitvluchten verzinnen, om haar ‘politieke opvoeding’ voor onvoltooid te verklaren. Tegen geen enkele hypocrisie zullen zij opzien, om de vrouwen uit de nationale beraadslagingen te weren. De Françaises van haar kant zijn nog practisch en conservatief genoeg, om daaraan maling te hebben.
Niemand vat ondertusschen, waarom de Senaat het kabinet-Laval omverwierp, want er bestond niet méér uitzicht op een linkscher georiënteerd ministerie, dan bij alle vroegere regeeringscrises, welke wij sedert 1928 bijwoonden. Men toovert een parlementaire minderheid niet om in meerderheid, door een opwelling van humeur, of door de plotselinge bevlieging van razernij, waaraan het college der onbekende grijsaards ten prooi bleek. Zij hadden de éénbeurtige kieswet kunnen verwerpen, zonder Laval te doen vallen. Waarom moest Laval tuimelen, terwijl ieder op zijn vingers kon natellen, dat hij in een of ander departement zou bovenspartelen? Wanneer de Senaat rechts stemt, beweert men dat hij op orders handelt van reactionnaire lichamen als Kerk en Kapitaal, wanneer hij links stemt, verwijt men hem dat hij op commando marcheert van den Grand Oriënt. De eene uitlegging is even kinderachtig als de andere. Maar het onredelijke der senatoriale executie, haar botheid (de bedaagde heeren weigerden Laval te hooren) en haar ongewenschtheid hadden ten gevolge, dat zij vierdaagsche onlusten deed losbreken in het Quartier Latin, waar Laval nochtans weinig sympathieën telt. Toen Tardieu zijn ministerie vormde, was een deel van Parijs in staat van beleg. En als men weet, waar relletjes beginnen in 't Quartier Latin, men weet nimmer waar zij eindigen.
De ingegooide ruiten van hun Paleis zullen de Senatoren vermoedelijk kalmeeren, wanneer zij hetzelfde ministerie zien verschijnen voor hun tribunaal. Om den schok te verzwakken en het idee van provocatie te ontwijken, verwisselde men de portefeuilles. Tardieu, die Oorlog had, nam Buitenlandsche Zaken. Reynaud, die Koloniën had, kreeg Justitie. Aan Piétri, die het Budget beheerde, gaf men Nationale Defensie waaronder voortaan Leger, Vloot en Luchtmacht zijn samengevoegd. Laval, de onderhandelaar van Washington, Londen en Berlijn, vergenoegde zich met Arbeid. Doch Flandin bleef aan Financiën en Rollin aan Handel. Aan 't hoofd van Binnenlandsche Zaken zette men Albert Mahieu, een verdienstelijke, en tamelijk neutrale persoonlijkheid, onder wiens auspiciën onpartijdige verkiezingen kunnen plaats grijpen.
Al deze ijdele agitatie is des te belachelijker, daar over drie maanden alle regeerings-beschikkingen opnieuw in beroep komen voor het volk. De cardinale vraag blijft, of de Fransche natie in Mei rechts zal kiezen of links. Bij een rechtschen uitslag heeft Italië te winnen en tot zekere hoogte Engeland. Een linksche zegepraal zou een ontwijfelbaar voordeel beteekenen voor Duitschland en Rusland. Over den afloop kan niemand tot dusverre een voorspelling wagen. Eén resultaat echter schijnt na de vergeefsche schermutseling tusschen Kamer en Senaat reeds uitgemaakt: Frankrijk zal vermoedelijk niet stemmen, alvorens Duitschland gestemd heeft. Deze regeling was noodzakelijk. Want zoo er zeer weinig kans bestaat, dat Duitschland links zal stemmen, omdat Frankrijk links stemt, alle mogelijkheden daarentegen zijn aanwezig, dat Frankrijk links stemt, wanneer de Duitschers in deze richting het voorbeeld geven.
[verschenen: 23 maart 1932]