Inflatie
Parijs, 14 Februari [1932]
Sinds enkele weken sta ik perplex voor een onbegonnen werk. De meeste theaters hebben bijna gelijktijdig hun programma's hernieuwd. Daar het betalend publiek door de crisis verminderd is tot de helft, kromp de duur der beste successen tot vier maanden. Uitgezonderd Louis Verneuil en zijn Bank Memo (twintig duizend mijlen onder peil) heeft niemand overwinterd, die in September of October zijn bivak dacht op te slaan tot de lente. Niet de dichters, niet de denkers, niet de amuseurs en niet de pornografen. Eind-Januari moesten dertig schouwburgen hun répertoire verjongen.
Gelukkig ontbreekt het niet aan stukken. Gelijk men soms in wereldsteden den indruk krijgt, dat hare bevolking uitsluitend bestaat uit leegloopers en doordraaiers, zoo zijn er momenten waarop men zweren zou, dat iedereen zich overgeeft aan de dramatische literatuur. Wanneer men onder Franschen gouvernementeele wedstrijden hield in treur-en-blijspelen, zooals men dat onder Japanners doet voor de poëzie, zouden de concurrenten bij duizenden en duizenden binnenstroomen. De romanschrijverij blijft in bloei niet achter bij deze overdaad. Men kon onlangs de volgende annonce lezen: ‘Alvorens vernietigd te worden, uitverkoop van verscheiden tonnen romans; 1500 auteurs; 1500 titels, nieuwe, onopengesneden volumen van 200 tot 400 pagina's; 100 kilo's bevatten ongeveer 425 exemplaren. Geschikt als premie voor winkeliers en marktventers; prijs 120 francs per 100 kilo.’ Voor 1500 schrijvers bestaat de laatste kans om gelezen te worden daarin, dat men ze uitreikt als toeslag bij een pond boter of een schelvisch.
Men heeft dus stukken en men heeft zelfs décors. Elke schouwburg bezit een woonvertrek, een hotel-veranda, een badstrand, een spreekkamer, een kantoor-bureau. Het is dus niet zoo erg, wanneer plotseling alles spaak loopt. Het is ook geen ramp, wanneer men zich eensklaps naar dertig theaters moet begeven. Maar als het desnoods mogelijk is om in drie weken dertig comedies te zien zonder neurasthenisch te worden, het is volslagen onmogelijk, om erover te schrijven. Niet wijl mij de moed ontzinkt, niet omdat het gemiddelde gehalte de aandacht onwaardig zou zijn. Integendeel. Van buiten bekeken is de koopwaar puik; versch als een schol en frisch als een bos wortelen. Doch eenvoudig, omdat ik voor een niet geheel oppervlakkige vermelding dit gansche blad noodig zou hebben, de advertentie-pagina's inbegrepen.
Zelfs een voorzichtige keuze stuit op hinderpalen, omdat de inventie der Fransche toneelschrijvers onmiskenbare sporen van vermoeidheid toont. Verklaar ze uit een voorbijgaande depressie van het milieu, waarin ze leven, verklaar ze uit kosmische oorzaken als de verzwakking van aardmagnetisme b.v. welke den Bourgogne van 1931 ondrinkbaar maakte, verklaar ze uit de haast, waarmee ze fiasco's moesten vervangen, gij neemt die sporen daarmee niet weg. Zij bestaan, zij hinderen en het bewonderenswaardigste métier compenseert ze niet. Wij verlaten de zaal te dikwijls met een leeg hart en, wat nog erger is, met een leeg hoofd. Het zonderlinge verschijnsel openbaart zich plotseling, dat er in de charmantste stukken niets meer gebeurt, wat men niet vertellen kan in vijf regels, of in een korte novelle.
Jules Romains wist voor zijn ‘Roi Masqué’ niets nieuwers te verzinnen dan een Balkan-koning, die slecht opschiet met een bemoeizieke gemalin, een slippertje maakt naar Parijs om onderzee-boten te bestellen en aan zijn hof terugkeert met een als matroos vermomd maîtresje. De klucht bevatte een rake charge op Kiki van Dongen (hij heet niet meer Kees) en zijn mondaine modellen, het was gevernist met een sausje Freud en gekruid met peper van de oevers der Doode Zee. Maar in hoeveel operettes en met hoeveel varianten hebben wij hetzelfde onderwerp reeds aanschouwd?
René Benjamin bedacht een sympathieke Parijschen chauffeur en schonk hem een beeldschoone dochter. Het meisje raakt verliefd op den zoon van een arts uit den deftigen stand en deze liefde wordt beantwoord met wedermin. De dokter bekijkt hun trouwplannen met liberale blikken, zijn vrouw echter is een onverzettelijk conservatieve feeks. Om het geluk der kinderen niet in den weg te slaan, rijdt de chauffeur tegen een boom. In de melodrama's onzer grootmoeders was deze chauffeur geregeld huurkoetsier, legde de zweep over een mageren rossinant en ook de twee gelieven kregen elkaar. Benjamin noemde dat geraamte ‘Parijs’ en stopte het vol met pittoreske grapjes. Maar het volk van vandaag noemt Parijs Panam of Pantruche en dat 't er niet de minste echo hoort van wat er woelt in de ziel van Panam en Pantruche kan zelfs een komiek als Dorville niet verdoezelen. Hij praat voor stoelen.
Simon Gantillon, auteur van het ontelbare malen gespeelde ‘Maya’ probeerde een nieuwen worp met ‘Bifur’. Men vindt dit geheimzinnige woord op sommige Fransche spoorwegen om te waarschuwen, dat de lijn zich splitst. Het was ook de titel van een modern tijdschrift. Hier verliest een man zijn teeder beminde vrouw door den dood. Een auto-ongeluk immobiliseert hem op een plek, waar juist een zwaar ziek jong meisje op de meest onverklaarbare wijze haar leven en haar krachten herwint. De geest der eerste vrouw is gewoonweg overgegaan in het bezwijkende lichaam der tweede. Waarom bleef hij niet in het eerste, zult gij vragen, wanneer hij een dergelijke macht bezit? Ik weet het niet. Wij kunnen dit geval van zielsverhuizing des te moeilijker accepteeren, daar de eerste en de tweede vrouw vertolkt worden door dezelfde actrice. Zouden wij het geval gemakkelijker aanvaarden, wanneer de bifurcatie geïncarneerd ware door verschillende speelsters? Ziedaar een lastig dilemma. De schrijver noemt het een feërie. Het schijnt veeleer een geweldige illusie die een te groote dosis vergt van auto-suggestie.
Maar zou Pythagoras in al zijn wijsheid ooit vermoed hebben, dat de metempsychose tot pretext kon dienen voor veranderlijke weduwnaars?
Jacques Deval, de gevierde auteur van ‘Etienne’, schilderde in ‘Mademoiselle’ (Juf) de zeden en de karakters van een modern middenstandsgezin. Vader en moeder bifurqueeren buitenshuis en kibbelen aan tafel. De zoon zwiert en verliest geld bij wedrennen. De dochter doet eveneens een misstap. Zij endosseert de gevolgen aan ‘Juf’, een verwelkende muurbloem, die ze verrukt op zich neemt. Na de bevalling keert de dochter terug in den huiselijken kring alsof er niets gebeurd is en alles gaat zijn gangetje. Virtuoos en verder niets.
Marcel Achard exploiteerde in ‘Domino’ dezelfde bekoorlijke en vlotte tooverij die hem in ‘Jean de la Lune’ geluk aanbracht. Een industrieel vindt onder oude papieren een liefdesverklaring aan zijn vrouw. Het biljet is onderteekend met François, den voornaam van zijn vennoot. Lang geleden had de echtgenoote buiten weten van haar man een liaison met dezen François, doch sinds haar huwelijk leidt zij een onberispelijken wandel. Zij gevoelt niet meer voor hem, maar zou de sociale positie van hun drietal willen sparen voor de gevolgen eener verdenking. Hoe? Zij plaatst een advertentie, waarin een François gevraagd wordt die geneigd is een verliefde en gevaarlijke rol te spelen. Défilé der reflectanten. Er biedt zich een geschikt persoon aan, een avonturier, die den bijnaam draagt van Domino. Hij vertolkt zijn rol met zooveel gloedvolle overtuiging, dat de man en de ex-minnaar razend worden en de vrouw er met de pseudo-François van door gaat. Dat is amusante, snaaksche nonsens, tooverachtig gespeeld door Jouvet. Dat is vermoedelijk ook een succes. Kan men er echter een boom over opzetten? Neen. De aardigheid zou er afgaan en de beuzelachtigheid overblijven.
[verschenen: 16 maart 1932]