De groote Utopie II
Parijs, 11 Februari [1932]
Volgens het Fransche concept zal het Volkenbond's leger zijn samengesteld uit troepen die aan Genève geleend worden door de leden van den Bond. Men heeft blijkbaar het denkbeeld van een permanent en volkomen autonoom Bonds-leger niet aangedurfd wegens de kapitale bedenkingen, die zulk een plan wekt. Een staand Bonds-leger veronderstelt inderdaad een eigen territorium; eigen kazernementen; eigen munitie-fabrieken; eigen rollend materieel; eigen krijgs-scholen; eigen oefen-terreinen; etc. Allemaal dingen die tot in een verre toekomst niet te verwezenlijken zijn en waarvan men zich trouwens met reden kan afvragen, of hun verwezenlijking raadzaam geacht mag worden. Niets immers zou zulk een martiaal en uniek oorlogs-centrum gemakkelijker vallen, dan het gansche menschdom onder het juk te brengen eener internationale belangengroep (de Haute Banque b.v.), vooral wanneer men volgens het idee van de Amerikaansche Nobel-vredesprijswinnaar Murray-Butler het gezamenlijke goud der aarde ging concentreeren in één superbank. De profetieën zouden dan in vervulling gaan: één kudde, één herder. Vermoedelijk echter droomden de profeten een aanlokkelijker perspectief dan zulk een concentratie rondom het gouden kalf.
Men mag dus veilig aannemen, dat onder de gegeven omstandigheden slechts één vorm van Volkenbonds-leger (en in hoogere mate nog van Volkenbonds-vloot) aanvaardbaar en denkbaar is: het Fransche voorstel. Ik geloof niet, dat hierover ernstige meeningsverschillen kunnen ontstaan. Alles welbeschouwd schijnt het uitgangspunt der Fransche proposities het best mogelijke.
Daar elke natie van het aardrond voortaan een contributie zou storten in natura, in menschen-materieel, in kanonnen en kanonnenvleesch, zal men in het Volkenbonds-leger blanken aantreffen naast zwarten, gelen en zelfs rooden. Men zal er heele of halve negers zien van Ethiopië, van Haïti, van Domingo, Liberia, te midden van Japanners, Chineezen, Albaneezen, Patagoniërs, Mexicanen, Perzen, Ieren, Arabieren, Afghanistanners, Irakianen, Franschen, Duitschers, Engelschen, Italianen, Hollanders, Spanjaarden, enzoovoort. Een onvermijdelijk mengelmoes. Een noodzakelijk Babel. De president van Haïti en de Keizer van Abyssinië zullen het een hooge eer achten, om hun degen ter beschikking te stellen van Genève. Men kan hun niet op de teenen trappen.
Eerste vraag: in welke taal zal men deze Babelsche troepenmacht commandeeren? In welk volapuk of esperanto zal men de orders redigeeren?
Tweede vraag: Om tot eenige saamhorigheid te geraken moeten troepen oefeningen houden. Waar zal het Volkenbonds-leger manoeuvreeren? Welk land zal zijn grondgebied willen afstaan en zijn souvereiniteit?
Derde vraag: Hoe zal men geraken tot een minimum homogeniteit in de instructie? Er zijn naties met een dienstplicht van zes maanden, van een jaar, van drie, van zeven, van tien jaren. Haar militaire kwaliteiten, haar rendeering is zeer verschillend. Ieder exerceert op haar manier. Ieder heeft haar tactiek. Gevechtswaarde zonder cohesie bestaat niet. Welke norm zal men kiezen?
Vierde vraag: Op welke basis zal men een homogeniteit van materieel realiseeren? Het is onmogelijk, dat een Braziliaansche of Japansche brigade tijdens een veldtocht geravitailleerd en geproviandeerd wordt in wapenen en munitie uit Brazilië en Japan. Ze zouden te lang onderweg blijven. Wie zullen dus de leveranciers worden van de Volkenbondsche strijdmacht? Welk geweer zal men adopteeren? Welke mitrailleur? Welk kanon? Welke tank? Welk vliegtuig? Ga even de belangen na, die hier in het gedrang komen, om de moeilijkheden te taxeeren die een zoo eenvoudige kwestie opwerpt.
Vijfde vraag: De ziel van een leger is een cohaerente Generale Staf, die gemeenschappelijke begrippen heeft omtrent instructie, tactiek, strategie. Voor de gevechtswaarde eener weermacht geldt de eensgezindheid van haar Staf als een condito sine qua non. Elk verschil van opvatting werkt hier desorganiseerend. Kunt gij u een Fransch-Argentijnsch-Turksch-Engelsch-Grieksch-Abyssinisch-Portugeesch-Finsch-Noorsch-Hollandsch-Poolsch-Japansch-Zwitsersch-Chineesch-Duitsch-Haïtiaansche Staf voorstellen, welken aan deze elementaire eisch van eenheid beantwoordt?
Zesde vraag: Wie zal commandeeren? Frankrijk antwoordt: ieder op zijn beurt. Wij repliceeren: nonsens. Kunt gij u een fabriek verbeelden of een bank, die elk jaar zou verwisselen van directeur? Ja, doch met dit systeem zouden fabriek en bank in den kortst mogelijken tijd failliet gaan. Een zekere continuïteit in het commando is honderd-maal onmisbaarder voor een leger dan voor een handelsinstelling. Een commandant echter, die zijn leger compleet in de hand heeft (en een leger is meestal precies zooveel waard als de commandant waard is), zal zijn nationaliteit nooit geheel kunnen afleggen. Het kan gebeuren, dat een Fransch opperbevelhebber moet oprukken tegen Frankrijk, een Duitsch aanvoerder tegen Duitschland, een Engelsch tegen Engeland. Wij twijfelen niet aan zijn bovenmenschelijke rechtschapenheid.
Maar in hoeverre zou deze pijnlijke situatie invloed uitoefenen op zijn autoriteit tegenover zijn troepen? De continuïteit in het opperbevel zou dus rechtstreeks tot demoraliseerende verhoudingen kunnen leiden, vooral in geval eener nederlaag.
Zevende vraag: De mobilisatie en de concentratie van een Volkenbonds-leger zal minstens één maand eischen en de eventualiteit is zeer wel denkbaar, dat ettelijke divisies bij 't appèl ontbreken. Tijdens deze kritieke maand kan Genève naar hartenlust delibereeren over de Aanvaller en zal zich daarvoor niet geneeren. Maar ondertusschen zal de Aanvallende Natie oorlog voeren. Zij zal wellicht het Paleis van den Volkenbond veroveren en zijn schatten. En wat dan?
Achtste vraag: Bij de gedachte van een Volkenbonds-leger gaat men bijna instinctmatig van het idee uit, dat de Geneefsche strijdkrachten onoverwinnelijk blijken. Dit echter is een bloote hypothese. Het tegendeel is geenszins buitengesloten. Wat zou de positie zijn eener betrekkelijk ontwapende wereld, wanneer de Volkenbondsche strijdmacht verpletterd werd? Vermoedelijk zou er een schrikbarende paniek uitbreken, gevolgd door een schrikbarende anarchie en bekroond door de definitieve alleenheerschappij van den overwinnaar.
Negende vraag: Zal het internationale leger onpartijdig zijn? Hoe zal men die onpartijdigheid garandeeren? Zal het in alle gevallen marcheeren? Hoe dikwijls zal men riskeeren, dat belangrijke contingenten deserteeren of overloopen, zooals de Saksers, tijdens den Volkeren-slag?
Tiende vraag: Hoe zal men de recruten aanwijzen, die hun leven geven voor een Geneefsche beslissing? Door loting? Door dwang? Hoe zullen de vrije wereld-burgers reageeren, zoowel op den dwang als op de loting?
Dit zijn tien vragen, die honderd allesbehalve geruststellende bedenkingen medebrengen. Er blijkt uit dat de militaire condities voor de oprichting van een bruikbaar Geneefsch leger haast even onvervulbaar zijn als de politieke en psychologische.
Daar het bijgevolg evident is, primo, dat een Volkenbond zonder executieve macht tot de instellingen behoort waarop niemand kan bouwen en waarmee niemand behoeft te rekenen; secundo, dat een weerbaar toegeruste Volkenbond voor lange jaren een vrome wensch zal blijven; tertio, dat in een gistend, kokend, revolutionnair, economisch ontwricht en principieel contractbreukig Europa het labiele evenwicht slechts gehandhaafd kan worden met de wapenen in de vuist; quarto, dat het de hoogste plicht is voor Europa om zich te dekken tegenover Azië en Afrika. Waar dit alles evident is (en gezonde hersens kunnen daaraan geen seconde twijfelen), daar rest ons slechts één conclusie: Ontwapening is mooi, ontwapening is menschelijk, is nuttig, maar ontwapening is onmogelijk, ontoelaatbaar, ontwapening voert regelrecht ten verderve.
En wanneer de Franschen deze onbehaaglijke doch onweerlegbare stellingen zijdelings hebben willen demonstreeren door de indiening van hun plan, dan bevestigden zij waarheden waarover men onder diplomaten niet ronduit praat, maar aan welke geen enkele natie zich zonder levensgevaar kan onttrekken. C'est comme ça puisque c'est comme ça, zegt de Fransche boer, de Fransche staatsman, de Fransche generaal, de Fransche soldaat. Ook zij zagen het liever anders. Ook wij. Maar 't is zooals 't is.
[verschenen: 12 maart 1932]