Geen man, geen schot
Parijs, 7 Februari [1932]
De kwestie is geregeld: ‘Pas un coup de canon, pas un!’ Geen enkele Fransche kogel zal in de Gele Zee verschoten worden om de Chineezen te believen. Geen enkel Fransch kanon zal afgaan tegen de Japanners. Het kan zijn, dat de weg naar Shanghai voert tot Singapore, zooals de ‘Journal de Genève’ schrijft. Maar op dezen weg liggen niet enkel de Philippijnen. Daar ligt ook Indo-China.
Pas un coup de canon, pas un! Het wachtwoord is van Eugène Lautier, député van Guyana, oude rot in de politieke journalistiek, heldere kop, kwieke geest, voortvarend temperament en scherpe flair voor de hoeken, uit welke de wind waait. Zijn krant heet ‘L'Homme Libre’, waar hij de successie erfde van Clemenceau. Hij telt waarschijnlijk geen tien duizend abonnés of koopers. Zoolang ik in Frankrijk woon, en dat is niet sinds gisteren, zag ik niet één keer iemand in trein, tram, métro of autobus ‘L'Homme Libre’ lezen. Op straat en voor de massa bestaat 't blad niet. Zoo was 't reeds gedurende den Tijger, en zoo bleef het. Doch onder zijn collega's, afgevaardigden en journalisten, oefent Lautier een bijna even sterken invloed uit als ‘De Oude’. Zelfs wie tegenspartelt wordt gebiologeerd door den koenen, kloeken toon, door de zakelijkheid der argumenten, door de rake openhartigheid. Een goed artikel van Lautier circuleert in de redactiezalen en in de couloirs der Kamer als een loopvuur. Anderen modeleeren de publieke opinie, boetseeren haar, fatsoeneeren haar. ‘L'Homme Libre’ is een der weinige bladen, die de grondstoffen levert, de thema's. Men mag het land benijden, waar de openbare meening soms nog zulke zuivere en intellectueele oorsprongen heeft.
Lautier begon zijn aanval op den dag dat Engeland de spoedvergadering bijeenriep van den Volkenbondsraad om de Britsch-Amerikaansche ontevredenheid te vertolken over het tragikomische quiproquo, dat zich afwikkelt tusschen China en Nippon. De opzienbarende zitting werd gepresideerd en geopend door Tardieu, vertegenwoordiger van Frankrijk.
Had Tardieu slechts de helft gesproken van wat gezegd werd door den Engelschen gedelegeerde, de Fransche mitrailleurs zouden reeds hameren in de buurt van Shanghai. Hij kon bijgevolg Albion niet feliciteeren wegens het Britsch-Amerikaansche initiatief, dat de Volkenbonders uitnoodigde om een einde te maken aan een precairen toestand. Hij moest deze eer en dezen magistralen durf overlaten aan... Japan. Te Parijs hadde men hem verkeerd begrepen. En wat zouden de Engelschen en de Engelsche spreekbuis der Amerikanen liever gezien hebben? Zij aarzelen voor den Rubicon, die de oevers zijn van de Whang-Poo. Wij weten niet wat zij willen, omdat zij als gewoonlijk niet preciseeren. Wij mogen het gissen. Maar wij weten wat de Franschen zouden willen, wanneer zij zich ronduit geassocieerd hadden aan het Britsche optreden.
Zij hebben altijd een vol-bloed stokpaard op stal en staan gereed om het te beklimmen met een blinkenden helm en een wapperende pluim. Hoe gematigd en lauw ook de termen luidden, waarin Tardieu de Angelschaksische suggesties beantwoordde, zij klonken de Parijzenaars in de ooren alsof zij de kanonnen hoorden donderen van Shanghai. Sommigen luisterden met genoegen, anderen met wrevel. Iedereen voelde dat men weifelde tegenover een beslissing. Edouard Herriot, permanent candidaat voor de portefeuille van Buitenlandsche Zaken, liet een artikel drukken, dat tot opschrift droeg: ‘Frankrijk moet het Recht verdedigen’. De titel verraadt den inhoud en de strekking. Het Recht verdedigen tegen wie? Tegen allen, morbleu! tegen de gansche wereld, als het er op aankomt, tegen den baarlijken duivel. De roekelooze Herriot en zijn verschrikkelijke consorten beschouwen hun Recht als een onvermurwbare, onontkomelijke godheid.
Voor het Recht zouden zij geheel Frankrijk aan den marteldood overleveren, mits hun eigen kostbare, rechts-bevoegde persoon buiten schot blijft.
Juist in het uur, dat zulke onberaden bevliegingen de gevoelsstroomen en de ideeën gingen richten, ontplofte het signaal van ‘L'Homme Libre’. Ook Lautier, kort geleden nog even radicaal-socialist als Herriot, had het Aziatisch kruit geroken. Maar het bedwelmde hem niet zooals het de pacifisten benevelde tot een krijgsroes. Hij zag niet in de Britsch-Amerikaansche invitatie de gelegenheid tot een eclatante, edelmoedige en romantische daad, tot een kruistocht, zooals die ontvlambare dwaas van een Herriot. Lautier zag het complot en achter het complot de muil van den Moloch. Hij viel uit met een felheid, die zelfs in het Clemencistische blad ongekend was.
Zijn langjarige vriend Tardieu werd in dezelfde zak gestopt als het Geneefsche ‘quadrille van dronken lieden, die vrede verwarden met oorlog en het bommen der kanonnen met het knallen van Champagnekurken’. Genève had het Aziatisch conflict niet kunnen vermijden, noch oplossen, noch regelen. De twee harrewarrende partijen hadden gesold met den Volkenbond. Hij werd beurtelings gejonast in een Chineesche en in een Japansche deken. Zijn prestige was naar de maan. Hij sloeg een gek figuur en maakte zich belachelijk. Hij raasde van spijt en van woede. Alleen bloed kon dezen smaad uitwisschen! Genève wilde bloed zien. De Volkenbond had bloed noodig. De bellicist die sluimert in het hart van elken pacifist zou verrukt zijn, te vernemen dat een aantal Bretonsche, Baskische en Provençaalsche mariniers sneuvelden voor de eer van Genève. Voorwaarts met de ‘Waldeck-Rousseau’, met de ‘D'Artagnan’. Bombardeer de Japansche vloot. Zij zal niet mankeeren om terug te schieten. Van weerskanten zullen dooden vallen. En wat dan nog? Genève wil het!
Maar wacht even! In de Japansche zeeën kruisen ook Engelsche en Amerikaansche oorlogsschepen. Washington en Londen decreteerden in 1921 dat ze tezamen in verhouding zouden staan tot de Franschen als 10 tot 3. Wanneer de Brit en de Yank zoo happig zijn om te vechten, waarom trekken ze zelf niet van leer? Tirez les premiers, Messieurs les Anglais, Messieurs les Américains, les Allemands, les Italiens! Waar is de Zwitsersche oorlogsvloot, de Lithause, de Esthlandsche, de Guatemaliaansche, de Peruviaansche, de Deensche, de Belgische? In Europa is Frankrijk goed genoeg om ontwapend te worden. In 't Oosten zou Frankrijk goed genoeg zijn om de spits af te bijten en de kastanjes uit het vuur te halen? Voor wie? Op grond van welk protocol, dat nimmer geobserveerd werd? Een protocol van onderlinge hulp, dat Engeland en Amerika netjes geweigerd hebben, toen het Frankrijk betrof! En met welke hoop op wederkeerigheid? Zal het Chineesche leger Frankrijk ter hulp snellen, wanneer Parijs in de knel zit? Zal de dappere Chineesche hooge-zeevloot de Fransche kusten beschermen? Zal China de onschendbaarheid van het Fransche grondgebied waarborgen, voor welke taak Engeland en Amerika schoon bedankten?
En de heeren van Genève, gulzige ratten in hun Volkenbondsche kaas, zouden wenschen dat Fransche jongens gingen sneuvelen voor de onschendbaarheid van het Chineesche territorium? Terwille eener ‘open deur’, waarvan Amerika profiteeren zal, waarvoor Amerika zich tien jaar georganiseerd heeft, en voor welke het de Europeesche factorijen ondermijnde met alle middelen? Zoo de Japanners u dwars zitten in de Stille Zuidzee, op z'n Fransch beteekenisvol de Pacifique genaamd, werp ze eruit, of werk ze eruit. Parijs zal 't u niet verhinderen. Schiet op de Japanners, zoo gij daar lust in hebt en niet bang zijt. Parijs zal 't u niet beletten. De Franschen zullen toekijken en geen hand uitsteken. Zij zullen zich de woorden van Bismarck herinneren, die zei dat alle Balkan-zaken niet de botten waard waren van een Pommersch grenadier. Mantsjoerije is niet de knekels waard van een Bretonsch matroos. Verwacht niet van de Franschen, dat zij zich in een drama gaan storten om betaald te worden met een operette. Reken er niet op, dat zij hun kinderen zullen offeren voor een problematisch recht, waar anderen op de loer liggen voor hun imperialisme.
Zo, ongeveer, fulmineerde Lautier.
Binnen twee maal vier en twintig uren waren de kranten, de députés, de senatoren en de openbare meening gefixeerd op non-interventie. Er zal iets buitensporigs moeten gebeuren in het Verre Oosten, om de Franschen te doen afstappen van dit voorzichtig en welgekozen standpunt. En de natie, die zich om het Recht, of om wat anders, niet weerhouden kan een paar legerkorpsen en haar vloot te mobiliseeren, een wig te drijven tusschen China en Japan, een wisse nederlaag te lijden, geruïneerd, verslagen en verzwakt huiswaarts te keeren, deze natie werpe den eersten steen.
[verschenen: 5 maart 1932]