Beter dan schrik
Parijs, 24 December 1931
Een vorige winter waren 't Graf Keyserling, Emil Ludwig, Friedrich Sieburg. De groote man, in de bij uitstek sombere dagen van dit jaar-einde, is Ludwig Bauer geweest. Zijn boek ‘Morgen wieder Krieg’, opwekkend als het gekras eener bende kraaien, kwam in augustus van de pers bij Ernst Rowohlt te Berlijn. De Franse editie, ‘La Guerre est pour demain’, verscheen gedurende de tweede helft van December, terwijl wij een kerstboom uitzochten om den nacht te herdenken, schooner dan de dagen, waarin de eerste vredestijding verkondigd werd, en terwijl de kinderen op school het liedje zongen: ‘Oh vert sapin!’, wat een vertaling is van ‘O Tannenbaum!’. Gij wist misschien niet, dat dit van oudsher Duitsch-nationale gezang inheemsch is in Frankrijk? Ik ook niet, tot mijn kinderen het mij kwamen afdraaien in de Fransche tekst. Ik moet bekennen, dat het mij een kleine schok gaf. Een poosje later zongen zij ‘Alle Mensen werden Brüder’ uit Beethovens Negende op de woorden:
‘Plus de fratricides luttes,
Plus de larmes, plus de sang,
Il s'élève un chant de flûte,
Calme et doux le soir descend’.
Men heeft er geen idee van, welken indruk het maakt dit profetisch gezang te hooren klinken uit de klare kinderstemmen eener Fransche lagere school. Ik voor mij stond ervan bewogen als toen ik de melodie voor den eersten keer hoorde met orkest en koor. Waarom leeren niet alle kinderen der aarde deze Beethovensche hymne als het volkslied der toekomst?
Men heeft beweerd, dat ‘Morgen wieder Krieg’ in Duitschland verdonkeremaand is. Ik weet er niets van. Maar te Parijs heeft men ‘La Guerre est pour demain’ niet in den doofpot gestopt. Boek en auteur zijn binnengehaald met trom, bekkens en luidsprekers. Het gebeurt niet elk jaar, dat een schrijver van Duitsche stam ongeveer akkoord gaat met Franschen. Zij hebben de uitstekende gelegenheid niet laten passeeren, om een getuige à décharge, die neutraal is, talentvol, invloedrijk en humaan, met eenigen ophef in de verwoede debatten te sleepen.
De alarmisten, van wie men den eenen dag hoort zeggen, dat zij in verstandhouding staan met de metaalnijverheid, den anderen dag, dat zij werken voor rekening van speculanten à la baisse, ontdekten in Ludwig Bauer een geschikten bondgenoot. De pacifisten en quiëtisten, die men aan den overkant van de boosaardigste verraderij beschuldigt, begroetten Ludwig Bauer als een strijdbaar geestverwant. Zij vinden 't geen bezwaar, dat een der hoofdstukken van ‘La Guerre est pour demain’ de titel draagt ‘La France contre l'avenir’. Wie scherp en methodisch de politiek critiseert der verscheiden naties mag ook Frankrijk een paar flinke vegen uit de pan geven. Zoo vlogen uit twee kampen de journalisten af op den colossus van twee meter, ex-Oostenrijker, ex-auteur van Wienerische Konversationsstücke en redacteur der ‘Nationalzeitung’ te Bazel. Tijdens den oorlog reeds had Ludwig Bauer de voordeelen ondervonden der ware neutraliteit. Havas en Wolf citeerden om 't hardst zijn artikelen. Doch zij citeerden niet dezelfde passages en het effect bleef voor beide partijen egaal.
Ik vrees, dat ook ‘La Guerre est pour demain’ geen enkel nuttig doel bereikt, behalve voor den auteur en voor zijn uitgevers. Deze ‘Boodschap tegen allen’ is gesproten uit het zwartste gemoed en geschreven met den zwartsten inkt. Geen sprankje hoop ontglimt aan het beklemmende duister dezer bladzijden. Nacht, overal nacht. Onweer en onraad langs alle horizonnen. Wie zou durven hopen, waar elke hoop onder onze oogen instort? Wie zal verhoeden, dat de civilisatie, waarop wij ons beroemen, bij 't naderend conflict vervalt tot puin, gelijk haar voorgangsters? De Volkenbond? Prachtig woord, waarin de edelste droom van het menschdom is uitgedrukt. Maar tevens de bitterste ontgoocheling. Het etiquet dezer instelling zonder macht, en die het eenig middel om macht te bezitten, verzuimde - straf voor den aanvaller - die de eenige effectieve poging om den vrede te handhaven - het protocol van Genève - verijdelde, het etiquet dezer instelling is vals. Nog wenschelijker ware geweest een Kartel der Overwinnaars, dan de leege parade, die Volkenbond heet. Wie durft ontwapenen zonder wezenlijke solidariteit, zonder eenige deugdelijke waarborg, dat men geen dupe zal zijn in een wereld van gehuichel, schijn en bedrog? Wie kan ontwapenen sinds Hugenberg, Hitler, Mussolini en Stalin zich meester maakten van dit nobele idee, en sinds ontwapening de paradoxale leuze werd der ergste militairisten? ‘Gelooft iemand ernstig, dat Italië, Duitschland en Rusland de ontwapening van Frankrijk eischen ter wille van den lieven vrede?’, vraagt Bauer.
Bestaan er andere krachten, om de vernietiging te keeren? Geen enkele. Het pacifisme is overal veroordeeld in de kaart te spelen der sabelrinkelaars. De Kerk? Zij wil wel, maar zij kan niet. Haar wereldlijke macht is gebroken. De sociaal-democratie, de rose internationale? Zij kan wel, maar wil niet. Ze heeft haar proeven geleverd in 1914, toen zij handelde als kameraad Pontius Pilatus, de handen wasschend in onschuld. De gouden internationale der financiers, der milliardairs? Zij is verscheurd in onderlingen naijver, verblind door winstbejag en directe profijten. De platte gehaaidheid van Hoover die, om zijn dollars in veiligheid te brengen, voorgaf de wereld te redden, is haar kenmerkendste uiting. Waarop steunt trouwens het romantisch vermoeden, dat mannen als Rockefeller, Deterding, Thyssen en Kreuger over een bovenmenschelijk doorzicht zouden beschikken? Op een illusie, gelijk alles.
Hoeveel gevaren daarentegen naast zoo luttel weinig hoop! Eerst de Sovjets, aan wie we de wapenen verschaffen om op ons te schieten, en die vroeg of laat van leer zullen trekken: als het bolsjewistisch experiment mislukt, zijn de kapitalen verloren; als 't lukt, gaan de kapitalisten naar de maan! Vervolgens de fascisten, wier Duce te intelligent is om een oorlog te verklaren, maar die er toe gedwongen kan worden, als de Italiaansche opgeblazenheid dreigt te barsten: zelfmoord uit doodsangst. Verder het koloniale gevaar, het Aziatisch gevaar, en nog een half dozijn andere, kiemend in vijf werelddeelen, doch alle geëclipseerd door het cardinale, centrale onheil, dat broeit in Duitschland, een natie, die men inprentte, dat zij in 1914 overvallen werd, dat zij een onrechtvaardige en ruïneerende schatting betaalt, dat haar vroegere grenzen noodzakelijk zijn voor het behoud van den vrede, en - toppunt van misleiding - dat het verloochende, gewraakte en vermaledijde Verdrag haar recht geeft op de ontwapening van anderen. Deze opvattingen zitten onwrikbaar vastgehamerd in de koppen van een volk van 60 millioen zielen. Niet de minste kans om ze te wijzigen. Zij worden gesteund door Italië, Rusland en de Vereenigde Staten, terwijl Engeland onverschillig toekijkt. En toch, is er slechts één denkbeeld gevaarlijker en onmogelijker, dan het absurde, stupide en noodlottige Verdrag van Versailles: het simpele idee eener herziening. Laat Frankrijk morgen aan de wereld vragen wat ieder verstaat onder Revisie! Laat de Volkenbond het vragen! Bij het voorstel alleen eener Revisie zal men alle volkeren van Europa te wapen zien snellen.
Daar grenzen, waarmee iedereen instemt, ondenkbaar zijn, bespeurt de auteur van ‘Morgen wieder Krieg’ geen ander middel om aan de infernale suggestie van een nieuwen oorlog te ontsnappen, dan de opheffing van elke grens. Doch hoe zal men de verschillende Europeesche naties bewegen tot het aanvaarden eener dergelijke oplossing, daar juist in het idée-fixe van grens en in de redelooze passie om een ideale grens te teekenen, het voornaamste oorlogsgevaar schuilt? Grens of geen grens: beide worden getrokken of uitgewischt te vuur en te zwaard. Sinds langer dan een eeuw zijn de volkeren opgevoed en gedresseerd in een eng, hartstochtelijk nationalisme, waarvan men de plooien niet in één dag wegstrijkt. Bauer zelf gelooft niet in de hersenschim van een Super-Staat. Het is een goed medicament, doch de zieke zou er even stellig aan bezwijken als aan zijn kwaal. Wijl volgens de diagnose van oordeelkundigen de toestand in de hoogste mate kritiek werd (de patiënt is op sterven na dood) rest er géén ander middel dan een ferme emotie: de Schrik. Een stevig georganiseerde, stelselmatig ingepompte, universeele Schrik, voor wat een moderne oorlog beduidt, zal de ramp afwenden.
Om een beweging in 't leven te roepen tot verbreiding van den Schrik (waarmee Thomas Mann, Einstein, Wassermann en Stefan Zweig reeds hun adhesie betuigden) toog Ludwig Bauer naar Parijs. En gelijk een menigte andere apostelen, die zich naar Frankrijk begaven om hun diverse heilsleeren te verkondigen, sloeg hij een open deur in. Hij vond ieder 't roerend met hem eens, en op zijn beurt preekte hij voor lieden, die sinds lang bekeerd waren. Want behalve dat wij hier al een jaar leven in een paniekstemming, welke aan organisatie niets te wenschen overlaat, heeft niemand Schrik noodig om den oorlog te verfoeien. Onder de moreele factoren, welke de gedragslijn der menschen bepalen, vertegenwoordigt de Schrik een zonder twijfel nuttig doch primair en primitief stadium. De Franschman is dezen graad van evolutie ontgroeid.
[verschenen: 23 januari 1932]