De Eenige Uitweg
Parijs. 16 October [1931]
Laval vertrok naar Washington, begeleid door een schitterend, talrijk escorte, en vergezeld van de wenschen van de meerderheid zijner natie.
Hoewel de route der ‘Ile de France’ (boot die de naam draagt der bakermat van Frankrijk), bezaaid is met bekende en onbekende klippen, ziet men den minister-president gaan met een zekere gerustheid. Het gelukte hem in vier maanden het gros zijner landgenooten te verzamelen rondom zijn persoon. Men beschouwt hem als een chef, begaafd met de cardinale deugden eens chefs: rechtvaardigheid, matigheid en kracht. Van 11 november 1918 af, op enkele korte, tè korte uitzonderingen na, werd Frankrijk geleid door - om een Duitschen term te gebruiken - ‘Ja-Sager’. Op alle vreemde voorstellen, sinds dien dag gedaan, zelfs de zotste, zelfs de gevaarlijkste, antwoordde het Fransche gouvernement ja en amen. Wij hebben eenmaal het mechanisme uiteengezet dezer zwakheid: de bedaagde Fransche staatslieden, gevormd onder den invloed der nederlaag van 1870, gehoorzaamden onbewust aan de richtlijnen van een inferioriteits-complex. Laval, die nog geen vijftig is, ontsnapte aan dezen fatalen dwang. Hij is de eerste ‘Nein-Sager’. Aanvankelijk beschroomd en aarzelend, zooals bij de moratoriumvoorstellen van Hoover. Weldra gedecideerd, zooals op de Londensche Conferentie, waar men hem vroeg Amerikaansch-Engelsch geld te redden met Fransch geld; resoluut, zooals bij het bezoek aan Berlijn, waar men zeer gaarne over andere zaken gesproken had, dan over financieele. Men voelt dat hij in Washington een beleefd, doch cordaat neen zal weten te zeggen op proposities, welke hem in strijd zouden lijken met de belangen van zijn land, zonder waarborgen te verschaffen voor de toekomst en voor de genezing van de rest der wereld.
Er zijn twee manieren, om de economische en politieke crisis te overwinnen. De eerste bestaat in doen, alsof er niets gebeurd is, een diep-geschokt vertrouwen kunstmatig trachten te herstellen en de machine weer op gang te brengen met dezelfde methoden, waardoor zij spaak liep. De tweede manier bestaat hierin, dat men de euvels bij hun wortels aantast, alle ongezonde deelen opoffert, een radicale schoonmaak houdt, tot een grondige ontsmetting besluit en theorieën, welke door de feiten gelogenstraft zijn, manmoedig laat vallen.
De eerste manier is de Amerikaansche, de tweede is de Fransche. De dogmatische, speculatieve en onbesuisde geest der Nieuwe Wereld, vertegenwoordigd door Hoover, gaat zich confronteeren met het raisoneerende, experimenteele, gezonde, solide en niet gauw van streek rakende verstand der Oude Wereld, vertegenwoordigd door Pierre Laval. Uit de verklaring, op den vooravond der reis afgelegd voor de Fransche en buitenlandsche Pers, kan het standpunt worden opgemaakt, dat door Laval is ingenomen. Ik haal er enkele zinnen uit en onderstreep ze:
‘Frankrijk dankt zijn bevoorrechte positie aan zijn inspanning en aan zijn spaarzaamheid. - Een bandelooze productie, monetaire troebelen, een buitensporig vertrouwen op de speculatie hebben werkloosheid en gebrek teweeggebracht. - De kwaal zit diep, wijl zij haar oorsprong vindt in de vorderingen zelf eener te snel geëvolueerde civilisatie. Niemand kent de eenige, geschikte remedie. Een streng régime is een vereiste.’
Deze woorden drukken in elementaire en beknopte termen de overtuiging uit van de overwegende meerderheid der Fransche economisten, voor wie het politiek probleem sinds lang op den achtergrond is gedrongen door het economisch probleem. Deze woorden vonnissen een systeem, dat Frankrijk van oudsher en instinctmatig beschouwd heeft als het onmiskenbare gevolg eener zinsverbijstering en het is in den hoogsten graad onwaarschijnlijk, dat Laval zijn woorden niet bekrachtigt met zijn gedragslijn, met zijn daden.
Het is zonneklaar, dat de wereld stikt onder een matelooze overproductie van grondstoffen, levensmiddelen en handelswaren. Het is zonneklaar, dat de Amerikanen, verrijkt door het Europeesche geld, door den Europeeschen oorlogsbuit, misleid door een onbeteugeld temperament, ontzind door hun snelle successen, en aangestoken, in de letterlijke beteekenis, door een vervaarlijken en door niets gedisciplineerden hoogmoedswaanzin, het is zonneklaar, dat de Amerikanen alle planetaire mogelijkheden overschat hebben. Voor Malthus vermeerderde de bevolking in geometrische orde (1, 2, 4, 8, 16) terwijl de productie slechts kon toenemen in aritmetische orde (1, 2, 3, 4, 5). De Amerikanen hebben niet bemerkt, of niet willen bemerken, dat het machinisme en zijn bondgenooten (tayloriseering, rationaliseering, chemie etc.) dit concept - in 't begin der vorige eeuw, tijdens Malthus' leven misschien aanvaardbaar - totaal hebben omvergeworpen, totaal hebben omgedraaid. Zij deden de productie groeien in een steeds versnelde geometrische orde, terwijl de bevolkingsaanwas langzaam terugliep naar de aritmetische orde.
Er bestond geen enkel materieel bezwaar om met den oorlogsbuit van een continent de Vereenigde Staten vol te bouwen met fabrieken en aldus te exploiteeren, dat zij de gansche aardbol konden voorzien van producten en levensbehoeften. Ik heb reeds drie jaar geleden, toen er van crisis nog geen sprake was, gewezen op deze angstwekkende evenwichtsstoornis, ik beroem me er niet op, want ieder, die met de voeten in de werkelijkheid stond, moest haar waarnemen en moest de onvermijdelijke gevolgen duchten. Het wonderlijkste is, dat de Amerikanen zelf ze niet beseft hebben en zeker is hun onverstand the biggest in the world. Maar het wonderbaarlijkste is, dat zij, terwijl zij zich inrichtten om de gansche planeet van koopwaren en mondvoorraad te voorzien, tezelfdertijd met Amerikaansch en Engelsch geld, de concurrent Duitschland op zoodanige wijze toerustten, dat hij op zijn beurt de twee halfronden kon overstelpen met fabrieksgoederen en dat deze concurrent weer een anderen concurrent (Rusland) ging equipeeren met het doel, om den orbis terrarum, onzen jammerlijk beheerden en reeds meer dan verzadigden aardbol in de naaste toekomst te overweldigen met zijn voortbrengselen. Indien de Amerikaansche en Engelsche banken nog geld bezaten, konden deze extravaganties zich vandaag herhalen in China, morgen in Britsch-Indië. Er bestaat geen enkel technisch beletsel, om met behulp van kapitaal of crediet een gegeven punt van den aardbodem te hervormen tot een productie-centrum, dat meer goederen levert, dan het menschdom ooit zal kunnen verbruiken. Het staat elke natie vrij, om achter het bolwerk van harer grenzen een reeks industrieën te scheppen, waarmee zij niet alleen een continent, doch de heele planeet kan overvleugelen. Heden bijv. telt de Duitsche nijverheid een globale vijf millioen werkloozen en haar export bedreigt reeds de Fransche, Engelsche en Amerikaansche nijverheid. Wie huivert niet bij de gedachte, dat deze vijf
millioen eenmaal aan den arbeid zullen trekken? Heden bijv. bereikt het Russische vijf-jaar-plan nauwelijks 50% van zijn beraamd totaal en reeds ontwricht het de economie van de globe. Men hoopt en verwacht, dat het vijf-jaar-plan niet zal slagen. Maar wat zullen de resultaten zijn, wanneer het plan bij toeval wèl slaagt?
Een nuchtere geest stelt zich het probleem als volgt: Deze gigantische fabrieken, deze ontelbare machines willen alle draaien en haar eigenaars willen allen leveren. Een normale afzet is reeds onbestaanbaar of zal over weinige jaren onbestaanbaar blijken te zijn. Er zijn twee middelen, om zich uit dit schrikbarende dilemma te bevrijden: De sloopershamer of het kanon. Vrijwillige afbraak of moedwillige vernietiging. Vreedzame beperking (machine-control, die de birth-control zal vervangen) of verwoesting met wapengeweld. Het is evident, dat de wapenen tot geen enkel positief resultaat kunnen voeren want door Frankrijk bijv. uit te moorden, de Fransche industrie te verdelgen en de natie bijgevolg te verarmen, verwerft men geen nieuwen klant en het veroverde afzetgebied zou binnen minder dan geen tijd verzadigd zijn. Er blijft inderdaad slechts één rationeele uitweg: de vrijwillige beperking.
Is deze te verwezenlijken? Op welke basis? Door welke middelen? Bij deze vragen vallen alle overige kwesties, als de Reparaties, de Internationale schulden, de goud-verdeeling, de douanetarieven, de munt-problemen, de grens-regelingen, in het niet; bij deze vragen verdwijnt alles, waarover men zich het hoofd breekt, naar het tweede en derde plan. Men kan op de vingers natellen, over hoeveel jaren of maanden een antwoord volstrekt onontwijkbaar zal zijn voor de groote industrieele naties onzer wereld.
Frankrijk opteerde reeds geruime tijd voor een vrijwillige beperking en de excessieve voorzichtigheid, die de Fransche bankiers betrachten tegenover hun eigen nijverheid, is hiervan het duidelijkste bewijs. Men zal Frankrijk zonder twijfel bereid vinden om deze compressie uit te breiden tot de uiterste limiet, die met de autonomie van een land vereenigbaar is. Men vergete inderdaad niet, dat ook Frankrijk zijn territorium had kunnen volbouwen met cyclopische fabrieken, op eigen kosten, gelijk Amerika, of op kosten van andere naties, zooals Duitschland en Rusland. Zijn ingeboren realiteitszin heeft Frankrijk voor deze megalomane excessen bewaard. De vermijding dier excessen verzachtten in belangrijke graad de uitvloeisels van de huidige universeele storing.
Het is echter een ander punt, of Amerika reeds dusdanig is aangetast door de gevolgen der crisis, dat Hoover, en de machten, die Hoover belichaamt, toegankelijk zijn voor Lavals lapidaire verklaring: Un régime sévère s'impose.
Niets wijst daarop. Hoewel de Europeesche landen, Rusland inbegrepen, hun graan-productie hervat hebben, brachten de Vereenigde Staten dit jaar 54 millioen schepels graan méér voort, dan 't vorig jaar, ongerekend de reeds fabelachtige stocks van de Farm Board en de Canadian Pool. Voor het katoen volhardden zij in dezelfde gedragslijn: de beplantingen van het loopende jaar overschrijden met 12% die van het vorige seizoen, hoewel negen millioen balen wachten in de pakhuizen. De overige stocks zijn navenant. Het is in de allerhoogste mate onnoozel, om de consequenties dezer razernijen (want zulke buitenissigheden verraden klaarblijkelijk een verstandelijk defect) te willen remmen met moratoria, met ontwapening, met de instelling eener internationale munt (de Terra? de Universal?, hoe zal men ze noemen?), met een herdistributie van het goud (volgens welke norm?!), met andere maanzieke verzinsels of ontoereikende lapmiddelen.
De hemel geve ondertusschen dat Laval den moed vinde, om ‘de openhartige uiteenzetting’ waartoe de Yankee hem heeft uitgenoodigd, tot het uiterste en tot het einde door te voeren. De hemel geve eveneens, dat de Fransche inzichten het overwicht en een éclatante overwinning behalen. De Amerikaansche en Engelsche precedenten echter zijn in dit opzicht geenszins bemoedigend. Toen de Amerikaansche insurgents vochten om hun onafhankelijkheid moesten zij het randje van den ondergang naderen alvorens toe te stemmen, dat La Fayette en Rochambeau het militaire vak beter verstonden, dan hun eigen aanvoerders. In Maart 1918 (ondanks de débâcle der Dardanellen, die de Engelschen niets geleerd had) moest een catastrophe losbreken over de Britsche linies alvorens Albion toeliet, dat zijn soldaten gecommandeerd werden door een Fransch generaal. En ook dit evenement leerde niets aan de Amerikanen! Wie de pretenties der Yankees wil peilen, leze de ‘Mémoires’ van Pershing.
Alles komt dus hierop neer: zijn de Vereenigde Staten reeds aan de rand van de afgrond? In Juni decreteerde Washington nog aan Parijs. Is Washington in dit najaar murw genoeg geslagen door zijn eigen onvoorzichtigheden, dat het Fransche raad kan aanvaarden als een eigen bevel?
Het is een fatamorgana, om te wanen, dat de franc den dollar kan redden, dat de franc den sterling, de mark, de lira, de peseta, den roebel en nog een paar andere munten uit het moeras kan trekken.
Maar het is géén fata morgana, dat het Fransche volk een zeer hooge dosis intelligentie bezit, een zéér redelijk doorzicht. Ik herhaal, wat ik schreef in Juni: Het was geen zinledige inbeelding, dat men vier jaar lang gevochten heeft - in de modder, in het bloed en in de kranten - voor het behoud, voor de overwinning der Fransche civilisatie. De wereld kon dit vergeten. Moge de wereld het zich tenminste niet te laat herinneren.
[verschenen: 11 november 1931]