Het Beste en het Ergste
Parijs, 13 October [1931]
Het is de schuld der auto's, dat ik met Ladoumègue ruim een week te laat kom. Maar om de record-verbeteringen van de drie kwart en de heele Engelsche mijl te melden, heeft men geen telegraaf, geen vliegmachine noodig. Men zou het bericht kunnen meegeven aan een ouden driemaster, die de reis deed om Kaap de Goede Hoop en na twaalf maanden ankerde aan de Java-kusten: het bericht zou nòg nieuw zijn. Nog een x-aantal jaren zou men erover kunnen praten als over een evenement, een unieken datum, een weergalooze gebeurtenis in de annalen van het menschdom.
Hier staat alle mechaniek stil. De Britsche luitenant, die met meer dan zes honderd kilometer per uur de Coupe Schneider won, verbeterde een week daarna zijn eigen tijd en elken dag kan dit record opnieuw geslagen worden. Maar sinds 1896 stond het record van de driekwart mijl op naam van een Amerikaan. Wij waren kleine jongens in die dagen, renden achter hoepels en slingerden draaitollen van een koord. Het record van de mijl, weliswaar, behoorde pas sinds 1928 aan Paavo Nurmi. Doch wie zegt ons, dat wij geen grijsaards zullen zijn alvorens het weggewischt te zien van de officieele lijsten? Record komt van recordare: terugroepen in het hart, in den geest. Herinneren...... En wie zegt ons, dat wij op 4 October niet onze laatste herinnering boekten van de Engelsche mijl? Zie slechts de verschillende tijdsduren: In 1886 liep de Engelschman George, een der meest vermaarden de 1609 meter in 4 minuten 12¼ seconden. In 1928 verminderde Nurmi den tijd tot 4 minuten 10⅖ seconden. In 1931 zegevierde Ladoumègue met 4 minuten 9⅕ seconden. Gedurende 45 jaren won men dus op 1609 meter 3 1/20 seconde! Worden hier niet de seconden inderdaad tot eeuwigheden? Julot haalde nog een duidelijke, waarneembare, afdoende tijdruimte in op Paavo: 1⅕ seconde! Zal er ooit iemand geboren worden, die dezen éénen, kortstondigen, en op de 1609 meter reeds bijna infinitesimalen tiktak der pendule nog verbetert met een naspeurlijk, een onbetwistbaar oogenblik? Want in den letterlijksten zin is hier alles een kwestie van oogenblikken. Eenmaal zal op dit gebied de alleruiterste limiet bereikt zijn. Eenmaal zal een mensch de Engelsche mijl maken in een tijd, welke door geen enkel ander mensch overschreden kan worden. Eenmaal zullen de hardloopers voor een onoverkomelijken muur staan. Zij zullen hun machteloosheid moeten bekennen voor de breuk eener laatste seconde. Deze breuk kan op 4 October geboekstaafd zijn voor 4 jaren. Zij kan ook geschreven
zijn voor 4, voor 40 eeuwen.
Het was een zonnige, zoele dag, een dier najaarsmomenten, waarin de laatste rozen ontluiken en de herfstdraden zweven op een roerlooze lucht. Het stadion Jean Bouin (vóór den oorlog, die hem velde, houder van het uur-record, dat vandaag Nurmi bezit) was tot den nok gevuld met een menigte onwetend in die zuivere athletiek, maar die men bezield voelde met een magnetiserend fanatisme. Den vorigen avond had men in het Vélodrome d'Hiver, omgedoopt tot Palais des Sports, een bokswedstrijd bijgewoond, waarvan de hysterische opwinding nog natrilde in de duizenden toeschouwers. Frankie Gennaro Amerikaansch wereldkampioen vlieggewicht verdedigde zijn titel tegen een eigenzinnigen vurigen Franschman, die twee maanden geleden nog achter de freesbank stond bij Renault. De arbiter was een Duitscher bijgestaan door een Amerikaan en een Franschman. Twee tegen één. Ja twee tegen één, want het ongeluk wilde, dat Gennaro, die dertig jaar is, geen lust had om te kampen met een jongen, fellen, gedecideerden tegenstander, en alle trucs gebruikte (hier coups de Chinois geheeten!) om zijn mededinger het boksen onmogelijk te maken.
Het ongeluk wilde ook dat de Amerikaansche en de Duitsche scheidsrechters zich klaarblijkelijk hadden voorgenomen, om alle onregelmatigheden ten gunste van den Yankee-kampioen door de vingers te zien. Ik zou hier geen partij durven kiezen, wanneer niet alle deskundigen eensluidend den Duitschen en Amerikaanschen arbiter hadden veroordeeld, om hun uitdagende en onverklaarbare houding. Ik zou neutraal blijven, wanneer ik zeven duizend ‘populairen’ niet in opstand had aanschouwd. Want als elk recht, billijkheid en inzicht uit de wereld der officials verdwenen zal zijn, de ridderlijkheid en de justitie zullen voortleven onder de bewoners van het schellinkje, die hun onmin op de fortificaties beslechten met messen, en ‘à la loyale’ zooals de technische en onheuglijke term luidt. Alle begrippen van manneneer en ridderplicht mogen verzwinden uit de practijk der geletterde mandarijnen, die de reglementen handhaven (de Duitsche arbiter was natuurlijk een doctor), het ideaal zal gered worden in den engelenbak. Men mag daarop vertrouwen.
Zoodra dus de ontwijkende tactiek van Frankie Gennaro zich openbaarde en niet berispt werd, begon men ‘boven’ teekenen te geven van onrust. Men joelde, men floot en men wierp groote, in papier gewikkelde stuiversstukken naar den ring. Hoe meer de match vorderde, hoe rumoeriger men werd. Tevergeefs had de Fransche scheidsrechter zich meermalen van zijn zetel verheven, om zijn collega's te overreden het onsportieve geknoei van Gennaro, die zich als een beer klampte aan zijn tegenstander, op te schorten. Noodelooze moeite: de ongedokterde Amerikaan en de gedokterde Duitscher beslisten anders. Onder het aanzwellend rumoer van de hoogste rangen, waar de stuiversstukken waren uitgeput, vloog een leege flesch naar beneden, op het hoofd van een toeschouwer, die naar het hospitaal vervoerd moest worden. Doctor Guttmann kende de overwinning toe aan Frankie Gennaro. En zeker is Frankie in de gedegenereerde bokssport niet de eenige, die als een enterhaak te werk gaat onder het oogluikend toezicht der arbiters. Ook werden heftige, teugellooze protesten geen uitzondering. Maar nimmer laaide het getarte volksgemoed zóó geweldig op als na de decisie van den honorabelen heer Guttmann.
Het geraas was onbeschrijfelijk. In minder tijd dan ik noodig heb om het te schrijven, werd de stoffeering afgerukt en dwarrelde naar beneden. Men ontwortelde de banken en keilde ze van twintig meter hoogte naar de baan. Men haakte de electrische lampen los en smeet ze naar beneden. Men schoot met revolvers. Er werd gestoken. Men verbrijzelde stoelen en balustrades en gooide ze op de vluchtende bezoekers in de diepte. Men brak de berghokken open, droeg schoppen en houweelen, bezems, emmers, ladders en gereedschappen aan en smakte ze in den blinde naar omlaag. De impresario Jeff Dickson had voor 12.000 francs politie gehuurd, om de orde te bewaren. Wat doen echter de agenten? In plaats van naar de gaanderijen te stormen, om de dolle woestelingen te overmeesteren (door wie ze overigens frischjes ontvangen zouden zijn), voeren ze een charge uit in de zaal, waar iedereen niets liever wenschte, dan zoo snel mogelijk naar buiten te geraken. Vrouwen en mannen werden beetgepakt en met stompen aan de deur gezet. Het scheelde weinig, of het gedrang werd even bloedig als lawaaierig. Ondertusschen hakte men boven den vloer open. Eerst toen de zaal geheel ontruimd was, staakten de gaanderijen het bombardement bij gebrek aan doelpunten.
Zware uitloopers van deze koortsige stulpen, hoewel opgeklaard door den nacht en door de milde zon, golfden nog over het stadion waar Ladoumègue tusschen twee rugby-matches de mijl zou aanvallen, geflankeerd door den vluggen Morel en renners van minder allure. Toen de spreekroeper de komst van den afgod aankondigde, die een week tevoren Purge verslagen had, condenseerde de onmetelijke stilte zich tot één groote, samengedrongen vlaag van bezieling. Hoe zal men het noemen: patriotisme? chauvinisme? Waar ligt de scheidslijn tusschen beide gevoelens? Waar houdt 't eene op en begint 't andere? De Engelsche mijl is de tegenvoeter van het metrieke stelsel, dat de Fransche Revolutie invoerde en dat door Albion en de satellieten van Albion werd afgewezen. De Engelsche mijl dat is het eindrecord van Wellington bevochten op Bonaparte. Histories gelijk deze leven voort als legenden, waarvan iedereen in zijn hart het verborgen merk draagt.
Vandaag is de Engelsche mijl het bezweken pond sterling, de wankelende dollar, de hulpseinen van Hoover. Ieder brein formuleert onbewust en onuitgesproken de gedachte: Spreekt Frankrijk van een Duitsche mijl? De Engelsche mijl moet veroverd worden, binnengehaald als buit, ontluisterd. Daar staat de kampioen. Julot! Julot!...... De spreekhoorn buldert: Marquez vos places! - Prêts? Een pistoolschot davert in de blauwe weeke lucht. En uit veertig duizend oogen ontschiet de geheimzinnige actieve straal, verzamelt zich tot een bundel rondom Julot, drijft hem voort, galvaniseert hem, ontworstelt 1⅕ seconde aan de zwaartekracht. En dit is geen verzinsel, geen fantasie. Distilleeren wij niet elken dag een mysterieuze, fluïdieke substantie, welke als een toover-elixer werkt op onze omgeving? De gecombineerde en demonisch uitgezonden vibraties eener twintigduizend-koppige menigte, die al haar wilde begeestering opstapelt rond haar vertegenwoordiger, vormen een nog oncontroleerbare, doch onmiskenbare en bijna tastbare macht.
Ladoumègue, volbloed, is voor deze uitstralingen zeer vatbaar. Men zegt, dat het hem ontbreekt aan vertrouwen, geloof en jonge hoop. Hoe zou hij loopen, als hij deze wèl bezat? Men zegt ook, dat hij misanthroop zou zijn zonder zijn jeugdige, lachende vrouw, met wie hij den vorigen herfst trouwde en die hem reeds een geluk belooft, waarop zijn naam zal overgaan. Men zegt eveneens, dat hij in zijn diepere natuur zou behooren tot het ras der dichters. Ik geloof van dit alles een minimum. Maar het schijnt vast te staan, dat het ‘in conditie’ zijn voor Ladoumègue meer een psychische dan physieke voorwaarde behelst. Hij meet zich ongaarne met mededingers, wier fluïdum hem handicapt. Hij meet zich bij voorkeur met de abstractie, die Tijd heet. Als een redenaar, als een dirigent, als een tooneelspeler, als een zanger, concentreert hij vóór den match in afzondering zijn binnenste krachten en, evenals zij, leeft, beweegt en bloeit hij voor een groot deel van sympathie, van het zonderlinge en nog niet geanalyseerde product, dat men ‘warmte’ noemt. En zooals sommige kunstenaars, gestuwd door het onzegbare, dat van een menschenmenigte kan uitzweven, ‘gedragen’ door hun publiek, zichzelf soms overtreffen, en onvermoede hoogten benaderen, zoo heeft Ladoumègue, voortgezweept door het wenschvermogen, de wilskracht en door de in lichtvoetigheid getransformeerde geestdrift zijner natie, de Engelsche mijl verkort met ⅕ seconde. Hoe dikwijls zal deze exceptioneele conjunctuur (een phenomenaal looper en een machtig geëxalteerd stadion) nog in de toekomst terugkeeren?
Wat dit beduidt, kon men waarnemen uit de ontketende toejuichingen. Maar zeg mij nu wat ik moet denken van de sport: is zij niet als de tongen, die Aesopus opdiende, toen hem het beste en slechtste gerecht gevraagd werd? Is de sport niet het ergste en het beste tegelijk?
[verschenen: 24 november 1931]