Nieuwe Ideeën
Parijs, 22 September [1931]
De ongevaarlijke maniakken, die men kleine uitvinders noemt, vereenigen zich elk jaar op een tentoonstelling, Concours Lépine geheeten, omdat zij in 1901 gesticht werd door den gelijknamigen prefect van politie, wiens herinnering een voorloopige onsterfelijkheid dankt aan dit initiatief. Het Concours Lépine looft prijzen uit; het distribueert médailles in goud, zilver of brons; het verbond aan de expositie een liefdadigheids-loterij, uit welker inkomsten men de bescheiden en gepassionneerde zoekers steunt, die hun dagen eindigen in armoede. Dit jaar telt men er meer dan vijf duizend, gouddelvers, diamantgravers en parelvisschers in het land der verbeelding, die lang niet allen den roem, de fortuin, of het ideaal zullen bereiken, dat zij in hun zachtaardige bezetenheid najagen. Vijf duizend, die een inval hadden waarop zij weken, maanden peinsden, piekerden, prutsten, waarvoor zij uur en tijd, vrouw en kroost vergaten, waarvan zij wonderen hopen, voor ons en voor henzelf. Allen willen een licht of een zwaar ongemak verhelpen, allen denken het leven hunner evenmenschen te verzoeten, te verhelderen, te verlustigen.
Ik weet niet of een instelling als het Concours Lépine bestaat in andere landen dan Frankrijk. Maar als ze misschien niet eenig is in haar soort, zij is zeker uniek door haar aard, door het karakter waarmee de deelnemers haar onwillekeurig stempelden, en zeker is zij kenmerkend voor de doorsnee-mentaliteit der Fransche natie. Men ziet hier een staalkaart van wat er leeft en beweegt, woelt en wroet in de onderste en middelste lagen van het volk. Men meet zijn graad van practisch vernuft, van handigheid en schranderheid. Men peilt zijn neiging voor het hersenschimmige, voor het belachelijke, voor het dwaze, voor het naïeve, voor het smakelooze, voor het huisbakkene, het hokvaste, het ouderwetsche, het constante. De overweldigende meerderheid der exposanten wordt klaarblijkelijk gerecruteerd uit de klasse der eenvoudige handwerkslieden, wier onderwijs ophield bij de lagere school. De aankondiging hunner artikelen is vaak geschreven met een onervaren, houterige, onbeschaafde hand, die spel- en taalfouten niet vermijdt. De meeste inzenders toonen een barbaarsche voorliefde tot de phonetische spelling, welke in het Fransch nog barokker en onverstaanbaarder aandoet, dan in andere talen. Zooals kinderen hun eigen taaltje praten, zoo schrijven deze uitvinders hun eigen spraakje. Ik geef u te raden in duizend wat kiss-ply b.v beteekenen kan. Of kilébien, soulamin, sétinseul, ké-chô, réglocuisto, cyclaram, sonnésignal, etc. Kiss-ply is geen Engelsch, doch een onschuldige samentrekking van qui se plie: iets wat zich vandaag voor den eersten keer laat vouwen; kilébien, een afleiding van qu'il est bien: iets wat steeds leelijk scheen en opeens mooi wordt; soulamin, derivaat van sous la main: iets wat men geregeld kwijt raakte en dat men voortaan altijd bij de hand heeft; sétinseul van s'éteint seul: een licht in den kelder of op zolder, dat men vergeet uit te draaien en dat vanzelf dooft;
ké-chô, que chaud: een apparaat om huisjes-slakken en alikruiken warm op te dienen; réglo-cuisto, règle au cuistot: een regeldekok, die de pap op wonderdadige wijze belet aan te branden; cyclaram, cycle à rames: voertuig, dat wagen combineert met boot; sonnésignal, son et signal: een toestel dat automatisch licht en geluid geeft. Etc. Men moet vervaarlijk simpel en tegelijk leep zijn, om een voorwerp weg te moffelen achter zulke woordspelingen. Hier evenwel wordt niet alleen de taal verminkt. Deze bizarre, onbegrijpelijke uitdrukkingen zijn voor internationaliseering en dus voor verbreiding op groote schaal onbruikbaar. Een artikel, dat men met succes exploiteeren en exporteeren wil, moet een over de geheele wereld bevattelijk etiquet dragen.
Al deze ingewikkelde en dikwijls grappige kwanten, die zonder het te weten het ultra-moderne, op dubbelzinnige klankassociaties berustende stijl-procédé van James Joyce en Jean Cocteau hebben toegepast in hun vak, hengelen inderdaad naar den kapitalist, den industrieel, den exploitant, die zich over hunne vondsten zal ontfermen. Bij den eenen bevindt zich naast het dikwijls ruw vervaardigde, slecht afgewerkte, onoogelijke product, een primitieve brieven-bus, welke de correspondentie wacht van geïnteresseerde bezoekers. Anderen leggen naast hun voortbrengsels een gewoon schoolschrift, waarin de bezoeker zijn opmerkingen, zijn wenschen, zijn bestellingen kan noteeren, of zijn adres geeft, om in relaties te treden. Ieder kan ze doorbladeren en raadplegen. Men treft er namen uit IJsland, uit Australië, uit Canada. Op een bloc-nota, dat een nieuw-model, onfeilbaar gasmasker vergezelde, had de vox-populi herhaalde malen zijn opinie geuit met een energiek: A bas la guerre!
Waarmee echter houden deze meer dan 5000 snuggere, inventieve geesten zich bezig? De verscheidenheid is wonderbaarlijk. De een bedacht ‘humane’, scharnierende muilkorfen voor honden, welke hun beletten te bijten, maar niet om te gapen, te blaffen en te eten. De ander verzon een systeem van demonteerbare, ongespijkerde kisten. Een derde schiep voor naaisters de opvouwbare costuum-pop; men kan haar in een valiesje rollen en mee op reis nemen. De buiige zomer inspireerde een compleet opvouwbare parapluie; een dame bergt haar zonder moeite in haar handtaschje. Een zonderling kwam op de gedachte om kransen, kruisen en bloemen voor kerkhoven te vervaardigen uit het pit van biezen. Een andere zonderling recommandeert een me[thode] ‘ter benuttiging van producten, bestemd voor den vuilnis-bak; hun verwisseling in kunst-voorwerpen en in dingen voor huishoudelijk gebruik’. Hij meubelt een kamer met leege sardine-blikjes, schelpen van oesters en mosselen, afgekookte merg-beenderen, leege jam-potten, oude vodden. Hier aanschouwt men de Fransche zuinigheid op haar malst en op haar smalst. Het is afgrijselijk...... en nationaal. Deze misdadiger roept de hulp in van het onderwijzers-corps tot verbreiding zijner vinding. Hij zal ze krijgen ook.
En ziehier de bed-fauteuil. Ziehier een truc, waarmee men hoofd-kussens afschaft. Ziehier het artistieke zak-spuwbakje met dubbel veiligheids-deksel, waarvoor belanghebbende patiënten zich niet meer behoeven te geneeren. Ziehier het anti-slippende hoefijzer. De ‘octoplay’, acht stuks speelgoed in één: een fiets, een driewieler, een motorwiel, een motor-side-car, een skiff, een skiff-sidecar, een sulky en een strandzeiler; kost nog geen vijftig pop. Ziehier de rekbare schilderijlijst voor familie-portretten: zij kan bébé bevatten tot bébé groot-vader is. De jas zonder naad. Een ‘pipe-line’, gebaseerd op het beginsel der communiceerende vaten, waarmee ieder, zegt het prospectus, zonder blikken of blozen, levertraan, wonderolie en de afschuwelijkste drankjes kan verorberen. Een apparaat, dat het verlies van touw bij de verpakking van postpakketten opheft!
Een heele verzameling van automatische onderwijzers: zij leeren deelen, vermenigvuldigen, optellen, aftrekken, lezen en zelfs het notenschrift; waartoe dient nog de school? Een toestel door duiventillen en kippenhokken: de beesten kunnen erin, doch niet eruit, of omgekeerd. Antiseptische apparaten voor openbare telefoons. Een machine voor huiselijke vibro-massage, welke men inschakelt op de kraan der waterleiding. Wegspiegels voor bijziende chauffeurs. Verwarmers voor stuurwielen, wat 's winters het gebruik van dikke handschoenen onnoodig maakt. Een instrument om de verstopping van W.C.'s in een ommezien te openen en romantisch genaamd ‘de Toovenaar’. Het mespotlood. De inktpot-horloge. De aschbak-kalender-brievenweger. De veiligheidssloten voor kraantjes. Het middel om compromitteerende tatouage te doen verdwijnen zonder electriciteit en zonder piqûres.
Een uitvinding, welke ‘de onbetrouwbaarheid aantoont der dactyloscopische wetenschap in zekere omstandigheden en sommige troublante gevallen’. Wat! De vinger-afdrukken zouden bedriegelijk zijn? Zoo ondermijnt men het geloof van 't publiek, van boeven, rechters en gezworenen! Maar wie zwartgallig wordt, wende zich tot dezen sympathieken artiest: hij beitelt onverslijtbare dassen in tropische houtsoorten en zegt ‘l'élégance de bon ton!’ Lach niet. Zijn buurman demonstreert u, hoe men zelf zijn schoenen lapt met door hem uitgevonden werktuigen. Een harmonika onderricht al spelend de gansche muziek-theorie. Een ander foefje stelt in staat ‘om sleutels terug te vinden op het politie-bureau der woonplaats van den eigenaar, die ze verloren heeft’. Een veiligheids-apparaat ‘dat bij niet-zichtbaarheid der signalen de reflexen suppleert van den stuurman!’
Muzikale vogels. Nagemaakte visschen. Onovertrefbare stempels voor borduurlinnen. Alsof er nog niet genoeg geweven wordt: ‘weeftouwen welke het handweven in ieders bereik brengen’. Maar opeens, tusschen honderden charmante, onnoozele of ridicule snuisterijen, oolijkheden, verrassingen of vermakelijkheden: een log blok gietijzer van een Rijsselsch ingenieur, getiteld: ‘de weg der toekomst’. En wie weet, of wij hier niet het idee ontmoeten, dat over tien jaar den wegenbouw zal revolutionneeren? Het blok gietijzer is uitgehold met vierkante vakken die worden opgevuld met cement. Men legt ze naast elkaar als plaveien en deze bestrating bevoordeelt twee machtige industrieën, die van ijzer en van beton. Zij bevoordeelt ook den automobilist, die op de spiegel-glad geteerde wegen slipt, vooral zoo ze nat zijn, den belastingbetaler die deze dure, broze wegen bekostigt. Want het gecementeerde giet-ijzer natuurlijk is goedkooper, solider en secuurder.
De attractie van het Concours Lépine, en een waar gelegenheidsstuk onder talrijke nieuwe of opgekalefaterde oude amusementen, is het spel van 't jaar, ‘le Jeu de l'Europe et de la Douane’. Een kaart van Europa, welker grenzen eindigen bij het Sovjet-rijk, hangt tusschen de twee groote portretten der beschermheeren dezer ontspanning: Aristide Briand en Yves Le Trocquer. Elk land rondom de kaart kreeg een genummerd hokje en een cijfer, dat zijn tarieven aanwijst. Men gaat te werk als bij 't ganzenbord. Wie het eerst op no. 63 komt, dat is de Europeesche Douane-Unie, wint de partij en den pot.
Hindernissen, voetangels, klemmen en valluiken in den vorm van tolgelden, douaniers, fouilleeringen, paspoorten, visitaties, enz. versperren den weg. Op ieder der 26 douane-territoria van Europa betaalt men de tarieven, welke op zijn muren staan aangegeven. Tusschen de vele strikken, gelukkig, is no. 49, de Volkenbond, een vluchthaven, een reddingsplank. Wie daar belandt, herwint alles wat hij betaalde, ook zijn inzet, en schrijdt voort tot 54 (‘Vrede, Veiligheid’) het laatste hokje vóór de reddende Unie. De gansche rondreis is versierd met teekeningen, vlaggen, prentjes en symbolen als een koe, een ijsbeer, een pinguïn, een station, een fabriek, een vliegmachine en de rest van den inboedel.
Men schandaliseere zich niet bij de gedachte, dat men zulke ernstige zaken behandelt als spel. Fungeert op het antieke ganzenbord, zoo ik me goed herinner, niet de Dood, waarbij men een nieuwe reis begint? Wie denkt aan de wijsheid, besloten in elk spel? Wie zegt ons ook of per slot de Vrede niet beslist zal worden door een worp met dobbelsteenen?
Wat den nijveren, en zonder dat hij 't bedoelde, zeer sardonischen uitvinder verreweg 't meest moet hinderen, is, dat men zijn spel reeds bijna niet meer voor actueel kan houden. Onder de drie landen, waar men geen tarieven, dus geen boete betaalt, rekende hij Nederland, Denemarken en... Engeland! Zal Engeland nog vrijhandelen, wanneer men op de lange winteravonden Le Jeu de l'Europe et de la Douane uit de kast haalt?
[verschenen: 28 oktober 1931]