Parijs-Tokio
Parijs, 18 September [1931]
‘De geheele Japansche natie staat op de teenen uit te kijken’ seinde de directeur van de ‘Osaka Mainichi’ en de ‘Tokio Nichinichi’ aan zijn collega François Coty, toen de Trait-d'Union had lucht gekozen naar het land der Rijzende Zon.
De Japanners gebruiken bloemrijke termen en zijn de eenigen, bij wie een zekere openbare poëzie niet behoefde te wijken voor den vooruitgang. Maar al zou de uitdrukking niet méér willen zijn, dan een dichterlijke en Oostersche beleefdheidsformule, er moet in het beeld iets correspondeeren met de werkelijkheid. ‘Gansch Japan op de teenen op den uitkijk’ is stellig geen zegswijze, die ooit zal beantwoorden aan een tastbaar feit. Dat de phrase een psychischen impuls vertolkt of verraadt, is meer dan waarschijnlijk. Wij zitten te ver af, om met beslistheid te weten of de leider van genoemde Japansche kranten de oogen van Nippon fixeert naar Frankrijk. Wij kunnen daarentegen elken dag waarnemen, hoe de directeur van de ‘Figaro’ en van de twee ‘Ami du Peuple’ de oogen van Frankrijk richt naar Nippon. En wij mogen vermoeden dat een zeer overdreven welkomstgroet wenschen vervult, die niet alleen gekoesterd worden door François Coty.
Nimmer nog gebeurde het, dat de publieke opinies van Parijs en Tokio, gescheiden door het halve aard-rond, intieme en georganiseerde relaties onderhielden. Iets te beamen, iets te voorspellen, waar alles in wording ligt, zou vermetel zijn. Wanneer het echter toeval is (doch was 't toeval?), dat Coty's eerste vliegtuig Point-d'Interrogation heette, een Vraagteeken op zijn romp droeg en naar New-York gezonden werd, het is om den drommel geen toeval, dat Coty's tweede vliegtuig den naam ontving van Trait-d'Union en bestemd werd voor Tokio. Tegenover het Vraagteeken dat boven den Atlantischen Oceaan hangt, trok men een Verbindingsteeken tusschen de twee uitpunten van het vasteland.
Wij zijn geen zieners, noch wichelaars. We beweren niet de toekomst te lezen uit de ingewanden van kuikens, een methode, welke de Romeinen gedurende lange eeuwen met het grootste succes hebben toegepast. Wij meenen evenwel kiemen te bespeuren, die misschien nog niet staan aangeduid in de darmen van het laatste broed, doch die de haan reeds schijnt te voeden in zijn flanken. Het kan niet anders dan raadzaam zijn, om deze evolutie met de uiterste aandacht gade te slaan. Een entente cordiale tusschen Frankrijk en Japan (natuurlijk zonder Engeland, dat op verlangen van Washington zijn bondgenootschap met Tokio verbrak) zou ons voor de onaangenaamste verrassingen kunnen plaatsen. En à propos: waarom logenstraft onze legatie nimmer het bij tijd en wijle in Fransche kranten opduikend praatje, dat Hollandsche fabrieken zwaar geschut zouden vervaardigen voor een zekere mogendheid? Wie zwijgt stemt toe. Als deze geruchten verdichtsels zijn, laat men ze dan den kop indrukken. Als ze waarheid bevatten, dan wordt het tijd, dat men zich in Holland even bezint en de levensgevaarlijke complicaties overweegt, welke uit sommige inschikkelijkheden kunnen voortvloeien. Wanneer een geheele natie op de teenen staat en uitkijkt (hoor, hoor!) hebben wij niet het recht om de oogen te luiken, doch den plicht om slapers wakker te schudden.
Het is voorzichtig om zich zelfs te hoeden voor denkbeeldige gevaren. Fantaseeren wij? Des te beter, zoo wij fantaseeren. Maar let erop, hoe de draden zich verstrengelen, terwijl het kluwen afrolt.
Maarschalk Pétain, de overwinnaar van Verdun, vertrekt als buitengewoon gezant met den kruiser ‘Duquesne’ naar de Vereenigde Staten, om in gezelschap van vijf afstammelingen van La Fayette, Rochambeau en De Grasse de inneming van Yorktown te herdenken. Deze viering is een voorwendsel. In waarheid gaat Pétain naar Amerika als propagandist, met de poging, de Amerikanen te overtuigen van de evidentie (welke criant zou zijn, wanneer de wereld niet moedwillig geblinddoekt ware), dat Frankrijk geenszins de imperialistische bedoelingen nastreeft, waarvan het alom verdacht en beschuldigd wordt. Nergens en door geen enkel middel: of men zich plaatst op 't standpunt zijner fortificaties, zijner weermacht, zijner luchtvaart, of zijner zeevloot.
‘Is het mogelijk’ verklaarde Pétain aan de ‘New-York Herald’, ‘dat een zoo intelligent volk als de Amerikanen, zich laat winnen door dergelijke opinies?’ Pétain is hoffelijk en diplomatisch. Hij slaat de intelligentie der Yankees hoog aan en promoveert hun verstand tot arbiter. Doch zou de grijze veldheer den haringplas behoeven over te steken met zulke boodschap, wanneer de Amerikaan intelligent was? De waarheid is niet altijd een kwestie van intelligentie, helaas, helaas! In het boek ‘De Waarheid over de Dardanellen’ van Ashmead-Bartlett, dat een zoo symmetrisch en wrang pendant vormt tot de dezen zomer verschenen, schrikwekkende ‘Tragédie des Dardanelles’ van Edmond De Lage, herinnert de Engelsche auteur eraan, hoe hij, officieel reporter op dit oorlogsterrein, in de eerste dagen na de ontscheping reeds confidentieel mededeelde aan vertrouwden: ‘Het gaat me aan 't hart dingen te schrijven, waarvan ik de onjuistheid ken en gedwongen te zijn om de nuttelooze slachting van duizenden mijner landgenooten te vertellen op een manier, welke het Engelsche publiek bevalt, terwijl ik de gansche wereld zou willen inlichten over de dwalingen die elken dag begaan worden.’ Hoeveel Amerikaansche journalisten, tegen beter weten in, klagen Frankrijk heden aan van imperialisme? Zij schrijven in commissie, de stakkers, en weinigen zullen ooit zoo dapper zijn als Ashmead-Bartlett, om het te bekennen. Doch hier ligt voor ons, Hollanders, niet het zwaartepunt. Wat wij hebben te observeeren is dit: de publieke opinie der Vereenigde Staten raakte dermate vertroebeld, dat het Fransche gouvernement een zending als die van Pétain noodzakelijk acht. Kon die opinie zoo eenzijdig vertroebeld worden zonder medewerking van nominale of niet-nominale machtvoerders? Men geeft Pétain een kans. In de voorgaande vraag ligt besloten, dat hij bot zal vangen.
Men beschouwe ook het plan der herfst-manoeuvres. Zij waren drieledig. Een gedeelte ontwikkelde zich in de Fransch-Italiaansche Alpen: Verdedigings-studies der Zuid-Oostelijke grens. (Tijdens de oefeningen werd de bevelhebber te midden van zijn Staf gedood door den bliksem.) Het tweede thema is bekend en klassiek: Een overmachtige leger-groep rukt uit het Oosten aan op Reims en moet door kleine, spaarzame, doch goed toegeruste en goed verschanste afdeelingen worden tegengehouden. Studies in dekking. Het derde thema was ongewoon en welsprekend: Een vijandelijke legermacht landt op de Atlantische kust, tusschen de moerassen van de Seudre en de Sèvre Niortaise, en ontplooit zich in de richting van La Rochelle en Rochefort. Marine-fuseliers, infanterie, koloniale artillerie en kustbewaarders trachten den opmarsch te stuiten, tot de aankomst van een versterkings-corps, dat den aanvaller in zee moet werpen. Elk dezer manoeuvres heeft tien dagen geduurd.
Men oefende zich dus op drie fronten. En wie kan landen op de Atlantische kust, of in 't Kanaal, zonder dat de Fransche vloot niet alleen de ontscheping, doch elk troepen-transport effectief vermag te beletten? Er bestaan slechts twee mogendheden, sterk genoeg om straffeloos een paar legercorpsen te kunnen konvooieeren langs de Fransche zee-grenzen: Engeland en de Vereenigde Staten. Wij zijn tien jaren verwijderd van de Washingtonsche vloot-conferentie, twee jaren van de Londensche. Gewis hadden de Fransche bevelhebbers niet zooveel tijd noodig, om den ijver te begrijpen, waarmee de Angelsaksers de oorlogsvloot der Republiek besnoeid hebben en wenschten te besnoeien. Heden echter trokken zij uit dit gegeven de consequentie en achtten het uur geslagen, een eventualiteit te pareren Wanneer dit nog niet wil zeggen, dat men dergelijke gebeurtenissen onontkomelijk oordeelt, het beduidt in ieder geval dat men ze van nu af rekent tot de mogelijkheden, zoo niet tot de waarschijnlijkheden. Is het wonder dat ‘de geheele Japansche natie op de teenen staat uit te kijken?’ Ik geloof, dat nimmer de subconsciëntie van een krantenleider zich zoo bloot gaf, als die van den heer Hikoichi Motoyama. Hoever ligt Formosa van de Philippijnen? De Philippijnen van Borneo? Caveant consules! De Romeinsche Geschiedenis vermeldt geen jota over ontwapening. De ontwapening is derhalve een utopie, een hersenschim, een waandenkbeeld. En wij hebben niet de ingewanden van een jong hoen noodig, meen ik, om te weten, dat de Amerikanen zeer gebrekkige zeevaarders zijn.
De vernietiging der twee ‘Traits-d'Union’ ondertusschen was voor François Coty een harde slag, des te harder, daar hij geen oogenblik twijfelde aan het welslagen der verbinding, des te harder, daar een gril der elementen het succes verijdelde. Want er gaat niets van af: het type, dat Dewoitine voor hem bouwde, bleek een der mooiste en een der perfectste machines van de wereld. Waar één enkele motor van 650 P.K. meer dan 12.000 kilo's op twee vleugelen doet zweven, over de huizen, over de wolken, over de bergen trekt, mag men spreken van ingenieurskunst. De ‘Trait-d'Union’ trouwens had haar proeven afgelegd door in besloten rondvlucht 10.500 kilometers te maken in één rek en binnen een schappelijken duur. Met zulk een machine kon men volgens menschelijke berekening zonder tusschen-landing van Parijs naar Tokio vliegen. Dat van de eerste de carburators verijzelden in een dikken mist, dat de tweede werd neergekwakt door een storm, is geen redelijk argument, om niet te volharden in voornemens, die sommigen dwaas lijken en ijdel, maar die door de meesten worden gehuldigd als nuttig verdienstelijk en noodzakelijk. Het is waar, dat Coty, die pas de zeer bedriegelijke inrichting ontsluierde van het Russische crediet-wezen, talrijke vijanden telt, onbillijk genoeg om hem aansprakelijk te stellen voor den dood van Le Brix en Mesmin. Daar weegt tegen op, dat Coty voor geen rumoer vervaard is en eindigde met menigen steun te verwerven in het huidige Kabinet.
Doch of een derde, een vierde, een vijfde vliegtuig den Aziatischen chaos zal versnellen, werd bijzaak. Het is van meer belang in hoeverre een idee levensvatbaarheid zal toonen, dat aan beide kanten der planeet werd uitgestrooid en dat men niet minder gewichtig moet achten, wijl het voor 't oogenblik niet lukte het te verzinnebeelden door een eclatante vaart.
[verschenen: 21 oktober 1931]