Onze Kansen
Parijs, 31 Augustus [1931]
Om mijn indrukken van het herbouwde Nederlandsche paviljoen te controleeren, om ze te herzien desnoods, had ik een Vrijdag gekozen. Vrijdag is de dag voor lieden die kalmpjes en ongehinderd de Expositie willen zien. De toegang is viermaal duurder dan door de week en op Zondag. Bijna alle prijzen zijn verdubbeld. Er bestond geen ander middel om den bezoekers die aan hun gemak gehecht zijn, of die ernstige plannen hebben om vergelijkende studie te maken, een relatief comfort te verschaffen.
Relatief, helaas. Op 15 Augustus, katholieken feestdag, ontving de Tentoonstelling 467.492 bezoekers. Op 23 Augustus, gewonen Zondag, 401.740. Op werkdagen een gemiddelde van 275.000. Om den tempel van Angkor te beklimmen moet men een uur wachten in de rij. Men wordt bij karavanen binnen gelaten, om als schapen voortgedreven te worden. Onmogelijk om even stil te staan. Onmogelijk om iets van dichtbij te bekijken, om eventjes een stuk serieus te raadplegen. Men wordt opgedrongen door de volgende karavaan, aait in 't voorbijgaan een giraf of een krokodil en belandt zonder het te weten versuft op straat. In de Paleizen, die om een of andere reden publiek trekken, vergaat 't op dezelfde wijze. Het ziet er zwart van de menschen. Onophoudelijk schuiven dichte drommen van den eenen uitgang naar den anderen. Er is maar één richting. Men wordt meegesleurd in den stroom. Verboden om te keeren. Koorden en pijltjes gebieden den weg dien men schoorvoetend aflegt. Geen ruimte om te ontsnappen. Van de opening, 's morgens tien uur af, tot de sluiting, 's middags zes uur, luwt de toeloop geen oogenblik. Bedenk even wat het zeggen wil om door een gebouw van enkele duizenden meters oppervlakte in acht uren een 150.000 bezoekers te spuien langs dikwijls nauwe corridors! Nimmer heeft men zooiets bijgewoond. En Nederland behoort tot de plekken waar de aantrekkingskracht het sterkst is. Met Angkor slaan wij alle records.
De Vrijdag, inderdaad, blijft relatief. Men verheugt zich te half elf in een betrekkelijke rust en telt zich onder de bevoorrechten. Te elf uur zingt men al een toontje lager. Het is ongelooflijk hoeveel lieden tegelijkertijd denzelfden matigen wensch kunnen voeden: den wensch om ongestoord, zonder haasten en zonder dringen, de tentoonstelling te bezichtigen. Angkor ligt afgesloten achter kettingen zooals iederen dag in kudden beklimt men hijgend de trappen. Bij Madagascar en Midden-Afrika krioelt het. Hindoestan is een lawaaierige, stoffige kermis. Op het Hollandsche binnenplein vind ik een menigte lanterfanters geschaard rondom een ploeg werklieden, die oranje-lampions klaar maken voor Koninginnedag. Het gebouw waar reeds de oranje vlag wappert, is propvol. Het is voller dan Italië, voller dan België, voller dan Madagascar, voller dan Angkor, voller dan alle andere. Men struikelt, men botst bij elken stap. Om iets te zien moet men zich met de ellebogen een doortocht banen. Het is onweerlegbaar dat wij hier een der hoofdrollen spelen. Het is duidelijk dat het publiek, het volk, de massa door een machtigen golfslag van sympathie gestuwd wordt naar ons paleis. Het is zeker dat na de recepties en de illuminaties van Koninginnedag deze neiging nog zal toenemen. De brand werd een luisterrijk aureool. Hoeveel landgenooten die in geen ander verband staan tot de tentoonstelling dan door hun eigenschap van Hollander, overkwam het om persoonlijk door Franschen gecomplimenteerd te worden wegens de kloekheid waarvan de snelle wederopbouw na den brand getuigd heeft! Een jaar geleden nog was het Hollanderschap een vaag en neutraal attribuut voor den Franschman. Vandaag is het een onderscheiding, een aanbeveling. Vandaag klopt er iets in zijn hart bij 't hooren van den naam.
Overweldigd door den omvang van het populaire succes was mijn eerste conclusie: de organisatoren onzer deelneming hebben gelijk. Bij zulken triomf vallen bedenkingen in 't niet. Het resultaat rechtvaardigt hun opvattingen, hun methode. Het voornaamste doel werd bereikt, zij 't gedeeltelijk in weerwil van henzelf en door een samenloop van onberekenbare, exceptioneele omstandigheden: een onmetelijke menigte is sympathisch georiënteerd naar Nederland en zijn overzeesche domeinen.
Buiten gekomen herkreeg ik de noodige bezinning. Mijn tweede conclusie luidde: Wij bevinden ons tegenover een spontane en gunstige gevoelsstrooming van een zeldzaam geweld, welke daarenboven door de Fransche pers en de officieele persoonlijkheden zichtbaar gesteund wordt. Zijn onze leiders van handel en nijverheid voldoende ingelicht over de uitnemendheid der psychologische conjunctuur? Zij zal duren zoolang wij ze doen duren. Zij zal wegvloeien met de laatste echo's der expositie wanneer wij geen maatregelen treffen om haar te bestendigen. Hebben wij een organisatie gereed om de stellig onverwachte Fransche sympathieën te kanaliseeren naar een blijvend en practisch doel? Denken wij tenminste aan zulk een organisatie, welke op Vincennes zal trachten voort te bouwen in Parijs, in Frankrijk? Niets wijst erop.
Wij hebben tientallen koloniale en nationale voortbrengselen welke een afzetgebied wachten. Voorzoover ze hier vertegenwoordigd zijn moet men ze met een lantaarn gaan zoeken in alle hoeken der enorme stad. Geen cent wordt ooit besteed aan reclame voor producten welker debiet verhonderdvoudigd zou kunnen worden wanneer de fabrikant zich een juiste rekenschap beliefde te geven van de Fransche mentaliteit, den Franschen smaak, de Fransche behoeften. Zelfs bij een unieke gelegenheid als deze expositie is alle soort van publiciteit verwaarloosd. Wij hebben twee-en-een-halve ton gestoken in de reis der Balineezen en in hun theater. Hoeveel guldens gaven wij uit aan een redelijke, zakelijke propaganda?
En vraag onder de Parijsche Hollanders welke moeiten, welken omslag zij zich moeten getroosten om zich een pak Hollandsche thee te verschaffen, of andere Hollandsche koopwaren, die zij ongaarne missen wijl ze huns gelijke niet vinden op de wereld! Wat mijzelf betreft, ik ben verzot op een verrukkelijke tabak vervaardigd door een Rotterdamsche firma. Zij wordt me bezorgd uit...... Zwitserland! Hollandsche koffie heb ik nog niet ontdekt. Hollandsche koek bereikt me bij tusschenpoozen door particuliere bemiddeling. En te denken dat half Frankrijk Engelsche thee, Braziliaansche koffie, Engelsche koek, Amerikaansche, Hongaarsche, Oostenrijksche, Turksche, Engelsche en Italiaansche tabak verbruikt! Waar hebben onze handelaren hun hoofd en hun hersens? Amsterdam ligt tweemaal dichter bij Parijs dan Marseille. Zou men echter niet zweren, dat Frankrijk door een dubbelen Oceaan van Holland gescheiden is, dat het zich ten opzichte van Holland ergens aan de antipoden uitstrekt?
Is de Hollandsche koopmanswereld van nature of uit vooroordeel zoo dwars van Frankrijk afgekeerd dat zij hare elementairste belangen vergeet of verzuimt? Hoevele millioenen zou deze gezindheid ons reeds gekost hebben? Ons omzetcijfer met Frankrijk is miniem, is belachelijk tegenover de beteekenis van beide landen. Maar niemand make mij wijs dat hieraan niets te verhelpen valt. Ieder Hollander, bekend met Parijs, bekend met Frankrijk, zal deze bewering tegenspreken. Hier werd zelden iets geprobeerd. Ziedaar een nauwkeuriger waarheid.
Voor de Franschen is de Koloniale expositie een grootscheepsche, een kolossale stemming-makerij. Tot aan den oorlog waren de koloniën nimmer populair bij den hokvasten doorsnee-Franschman. Hij verwierf zijn reusachtig imperium bijna tegen wil en dank, door tusschenkomst van een handjevol militairen en pas op de Europeesche slagvelden leerde hij zijn bezittingen eenigszins waardeeren door het optreden van gewapende kleurlingen.
Hij waardeerde ze echter nimmer in die mate, dat hij zijn geld liever belegde in een koloniale onderneming, dan in Amerikaansche effecten. Hij expatrieerde zich ook niet in voldoenden getale, om het Fransche overwicht, de Fransche toekomst, in de koloniën te verzekeren. Wat de élite der natie veroverde, moest door het gros der bevolking bevestigd worden. Wilde het onmetelijke gebied naar behooren rendeeren, dan moest de geest, de horizon van het Fransche ras zich radicaal wijzigen, dan moest de Franschman de koloniën leeren beschouwen als een nationale zaak, welke zijn vertrouwen en zijn geld verdient, als een vervolg op zijn civiliseerende missie, welke in Europa ten einde liep. De Koloniale Tentoonstelling heeft geen ander doel, dan de aanwakkering van het Fransche koloniale instinct. Alle energieën werden daarvoor gemobiliseerd. En ik meen, dat men slaagde. Men zal het parlement niet meer om koloniale leeningen behoeven te bedelen, wat tot dusverre gebruik was.
De Fransche leiders pogen te ageeren op hun volk. Voor hen is de Expositie een psychologische machine, een gigantische campagne tot kolonialiseering van den Franschen citoyen. Het is hun tot zekeren graad onverschillig, wat men ziet te Vincennes, zelfs òf men er wat ziet, mits hier ontzaglijke volksmenigten samendringen, en mits deze menigten verbluffende en grandioze impressies medenemen van de koloniale mogelijkheden. Voor ons Hollanders, gelden deze overwegingen in veel geringer mate. Wij hebben andere drijfveeren. Het was zeker niet overbodig voor ons, om op de verbeelding te werken. Zijn wij echter gereed, na ons prestige verzorgd te hebben, om te ageeren op de markt? De vraag klinkt des te dringender, daar de Fransche markt voor Holland zoo goed als braak ligt en onze pakhuizen vol zijn.
Het is geen kwestie van grenzen, van douane, van tarieven. Waar een Zuid-Amerikaansche staat, of een Balkan-mogendheid kan importeeren, kan ook Holland importeeren. Het kan ook geen kwestie zijn van prijs of van kwaliteit. Het is louter een kwestie van initiatief, van organisatie. Wij hebben de Fransche markt systematisch onderschat miskend, verwaarloosd. Alles valt hier van meet af te bestudeeren, te ordenen, te ontwikkelen. Het is als correspondent mijn taak niet, om adviezen te geven aan den handel. Ik moet mij beperken tot het signaleeren van lacunes. Maar ik geloof, dat, wanneer de bedrijfsleiders der vier of vijf belangrijkste Indische industrieën zich konden vereenigen, om den toestand gezamenlijk en grondig te onderzoeken, om een gezamenlijke actie te ondernemen, om deze actie te combineeren met twee of drie der voornaamste Hollandsche bedrijven, dat de grondslagen gelegd konden worden tot een nieuw fortuin.
Een Hollandsch-Indische Factorij in het centrum van Parijs, op de groote boulevards (tusschen de Madeleine en den Boulevard des Italiens), een factorij, onder Hollandsche leiding en met Fransch personeel, waar voorloopig vijf of zes onzer gewichtigste en voortreffelijkste producten vertegenwoordigd zouden zijn, zou zonder den minsten twijfel uitstekende zaken maken. Zij zou tegelijk als basis moeten dienen om het achterland langzaam en geleidelijk te penetreeren. Men overwege dit idee. Nimmer stonden de kansen gunstiger.
[verschenen: 29 september 1931]