Nu of nooit
Parijs, 29 Juli [1931]
Pierre Laval is zeer mededeelzaam tegenover de pers en men citeert als echt den volgenden dialoog tusschen Brüning en den Franschen minister-president:
De Rijkskanselier: Ach, als wij aan de wereld het vertrouwen konden terugschenken!
Laval: Dat is heel eenvoudig.
Brüning: Geef mij uw geheim.
Laval: Verklaar plechtig aan de wereld dat gij van den oorlog afziet. Het vertrouwen zal herleven.
Brüning antwoordde niet, beweert men.
Het is altijd het oude liedje. Na 1870 duchtte Duitschland een Fransche revanche, hoewel Frankrijk menige zwakheid toonde en menigen maatregel nam die dezen argwaan hadden kunnen stillen. In Afrika stond men een terrein af van 300.000 vierkante kilometer om den wildeman te bedaren. Clemenceau, Briand en een groot deel van het regeeringspersoneel waren anti-militairist. Men zocht bondgenootschappen uit vrees, méér dan uit rancune. Het volk vervloeide zoetjes tot een staat van anarchie. Men plantte de driekleur in een mesthoop. En dit had nog jaren kunnen duren. Geen enkel Franschman zou gewaagd hebben een oorlog te verklaren waar men openlijk en ongestraft de soldaten aanspoorde om te schieten op de officieren. Frankrijk betaalde zijn tribuut, onderwierp zich zwijgend aan het ‘Diktat’, ging niet bankroet en vroeg geen geld aan Duitschland.
Na 1918 vreest Frankrijk een Duitsche revanche. Het heeft niets bij een nieuwen oorlog te winnen, alles daarentegen te verliezen. De oorlog van 1914, hoewel vernietigend, hoewel geëindigd zonder tribuut en zonder betaling der verwoestingen, heeft alles te zamen genomen nog gerendeerd. Een volgende oorlog echter zou schatten verslinden en absoluut niets opbrengen. Hoe men de zaak ook draait of keert, er valt geen cent aan te verdienen. Er is geen provincie te annexeeren, geen kolonie te veroveren, geen schatting te heffen, geen handelsverdrag op te leggen. Welke ook de afloop zij, een nieuwe oorlog zal altijd sluiten met een deficit. Hij moet dus vermeden worden uit alle macht, tot elken prijs. Het pacifisme van Frankrijk, dikwijls en ten onrechte uitgekreten als huichelarij, komt niet alleen voort uit het aangeboren anti-militairisme der laatste generaties, uit zijn humanitarisme en andere soorten van idealisme, het pacifisme van Frankrijk is bovendien, en waarschijnlijk boven alles, een doodgewone, nuchtere affaire. Men geeft zich hiervan in Europa over 't algemeen niet de flauwste rekenschap ofschoon 't klaar is als de dag: Frankrijk heeft de vitaalste belangen bij het handhaven van den vrede. Zoolang zijn eer niet gemoeid raakt bij de handhaving van den vrede zal 't hem koopen tegen elk bedrag. En dit is logisch. Een oorlog, waarvan de uitslag altijd wisselvallig blijft, kost spoedig 50 à 100 milliard plus de menschenlevens. Zou het niet dwaas zijn een oorlog te beginnen als men hem ontwijken kan met 10 à 25 milliard in den vorm eener leening, die daarenboven interest afwerpt?
Het spreekt vanzelf dat deze redenering niet geformuleerd wordt in de bewuste regionen der consciëntie, doch in de onbewuste of onderbewuste. Men zal haar niet hooren in de Kamer of lezen in de krant. De natie echter richt zich naar dien leidraad. Ware het anders verklaarbaar dat een partij als die der socialisten de proposities van Hoover en de kapitaal-aanzoeken van Brüning zonder weifelen en zonder aan garanties te denken volmondig aanvaardt, ja toejuicht? De socialisten vertegenwoordigen het deel der natie dat zich niet schaamt voor zijn materialisme en er rond voor uitkomt. Men zou hun edelmoedigheid bewonderen als zij minder schadelijk was en als zij niet betaald werd met het geld van anderen.
Men begrijpt welke onmetelijke voordeelen een handig staatsman zou kunnen trekken uit de waarlijk onvoordeelige positie en de onkrijgszuchtige gestemdheid van den Franschen burger. En het ergste wat men den Duitschers verwijten kan, is, dat zij hun eenigen diplomaat die de situatie doorzien heeft - Stresemann - hebben laten sterven zonder opvolger. Stresemann had beseft dat men den Franschman niet moet praten over oorlog, om iets te bereiken, doch over vrede. Al pratende over vrede sleepte hij een gunstiger handelsverdrag in de wacht dan de Duitschers van een glansrijke overwinning hadden kunnen hopen en dat Duitschland een jaarlijksch batig saldo verschaft van 3 milliard francs. Hij besefte ook dat bij het spel van de Pickelhaube alles een kwestie was van nuances, van tact, van fijnen toets, van juiste dosis. Hij wist dat men te Parijs niets gedaan kreeg met geweld, met kabaal, met gedonder. Want als de Franschman onkrijgszuchtig is, hij is niet onkrijgshaftig. Men mag hem nonchalant op de teenen loopen, getuige de Engelschen, de Amerikanen. Men moet hem geen vuist onder den neus duwen. Men moet de mogelijke en hypothetische bedreiging niet op het eerste plan plaatsen, doch een beetje naar den achtergrond, op het tweede en derde plan, als een donker wolkje in het ver verschiet. Zoo gecompliceerd en stroef alles wordt met geraas, zoo simpel en buigzaam wordt alles met zachtheid. Natuurlijk is dat diametraal tegengesteld aan het Duitsche systeem en aan Duitsche inborst. Stresemann oordeelde dat wie het doel wil ook de middelen moet willen.
Doch als er sinds den dood van Stresemann over onzen aardbol verderfelijke astrale radiaties uitgolfden, die onder meer onheilen de Wilhelmstrasse van de goede wijs brachten en de mentaliteit van het Duitsche volk diepgaand wijzigden, als weinig volkeren zich tegen die sombere en heftige emanaties konden immuniseeren, zij lieten den Franschman geheel onaangetast. De theoretici der zonnevlekken en cosmische storingen vermelden in Frankrijk malle gevallen bij de vleet, zij vermelden geen provincies wier bevolking aan 't zieden raakt, geen psychische perturbaties gelijk men elders waarneemt. De Fransche citoyen bleef dezelfde als ten tijde van Stresemann. En ik gewaag hiervan niet om hem te prijzen. Ik zeg het enkel om aan te toonen hoe vlot en gemakkelijk alles zou kunnen gaan.
Men citeert een ander, min of meer authentiek gesprek, dat kenmerkend is voor den toestand.
Brüning was op Zondag 19 Juli de Mis gaan bijwonen in Notre-Dame-des-Victoires. Deze basiliek is door Lodewijk XIII in 1629 gesticht ter herdenking der inneming van La Rochelle op de protestanten en hoewel zij pas ruim een eeuw later voltooid werd, diende zij den Franschen als pelgrimsoord, waar men voor menige overwinning dankte of smeekte. Zij hangt vol ex-vota van alle oorlogen, ook van den laatsten.
De keuze van dit heiligdom, waar de Duitsche rijkskanselier kwam bidden met een gedeelte der Ambassade, was zeker niet overgelaten aan het toeval. Noch de keuze van zijn begeleider die aan de ceremonie een quasi-officieel karakter verleende. Aan de linkerhand van Brüning knielde Champetier de Ribes, minister van Pensioenen, dit wil zeggen van weduwen, weezen, verminkten en gesneuvelden. De combinatie der twee persoonlijkheden was vol symboliek, ontroerend, aangrijpend voor wie doordrongen tot de kern van het zinnebeeld: overbrugging, verzoening van verleden en heden. Dat Brüning toestemde in de allegorische demonstratie, welke door de kranten werd bekend gemaakt, is zeker een daad van beteekenis.
De preek handelde over...... den Vrede. De predikant ontwikkelde het klassieke thema der noodzakelijkheid van den Vrede, die een formeel goddelijk gebod is. Verwachtte Brüning dit onderwerp in deze kerk? Hij toonde zich getroffen en zelfs een weinig ontdaan. Na den dienst vroeg hij aan Champetier de Ribes, die hem had uitgenoodigd:
Die Mis, was dat voor mij?
Neen...... zuivere coïncidentie. Alle maanden draagt men hier een Mis op voor den Vrede......
En die preek vol toespelingen? Loutere coïncidentie. Alle maanden dezelfde......
Een godsdienstig genootschap inderdaad heeft de vredes-idee willen versterken door de instelling dezer plechtigheid die zich over de gansche aarde moet verbreiden als zij de bedoeling der stichters wil verwezenlijken.
Beide mannen zwegen een wijle. Toen zei Champetier de Ribes, leider der katholieke ‘démocrates populaires’:
Ik hoop dat men in Berlijn hetzelfde doet?
Brüning antwoordde niet, zegt men.
Zal hij kunnen antwoorden over een maand, over drie maanden? Zal hij de eenige werkelijke garantie kunnen aanbieden die men wenscht: Vrede?
Frankrijk had den pantserkruiser ‘Deutschland’ kunnen eischen, het had de bezetting van een stuk Duitsch territorium kunnen eischen als pand voor een cadeau van twee milliard mark. Want men make er zich geen illusie over: Zoolang Duitschland zich niet fundamenteel reorganiseert of zoolang het zich niet onder curateele laat plaatsen is elke leening een bijdrage à fonds perdu.
Het heeft die voorwaarden niet gesteld en wenscht ze niet te stellen. Het had zonder twijfel liever gezien dat Luther, Brüning of Curtius uit eigen beweging garanties hadden aangeboden en dit zou buiten kijf in overeenstemming geweest zijn met de werkelijke positie van Duitschland, met zijn antecedenten en met zijn precedenten. De politieke ervaringen van het laatste jaar (onder bewind van Brüning) zijn niet van dien aard dat Duitschland zeggen kan: Vertrouw mij op mijn woord. Sprak het niet pas geleden zijn veto uit over een Fransch-Russisch pact van non-agressie? Rusland en Frankrijk waren bereid Polen te garandeeren tegen een aanval. Duitschland weigerde.
Doch Frankrijk weet wat garanties waard zijn die in 't beste geval nog wrok kweeken en waarvan geen enkele (behalve de bezetting van grondgebied) bestand is tegen boos opzet. Het verlangt geen capitulatie, evenmin als in 1918. Het verlangt geen hegemonie, geen intocht in Berlijn, geen vernederingen van den verslagen tegenstander. Het zou geen materieele condities stellen wanneer de moreele condities aanwezig waren. Maar evenmin als het verloren Engelsch, of Amerikaansch kapitaal wenscht te remplaceeren (zonder profijt en zelfs zonder bedankje) evenmin wenscht het Fransch kapitaal getransformeerd te zien in munities voor een ultimatum. Herinner u de boutade van Philippe Berthelot, welke ik u schreef in 't vorig najaar: Duitschland zal geen oorlog verklaren omdat het geen geld heeft.
Toch ontving Laval op het Ministerie van Binnenlandsche Zaken Brüning te midden van bloemen, met een gulle hartelijkheid, met een loyalen glimlach. Men moet dit gebaar niet onderschatten: een paar dagen te voren waren het Young-plan en de Herstellingen in rook verzwonden.
Toch drukten de bladen, gesuggereerd door Laval, de woorden ‘verloving’ en ‘flirt’. In Berlijn las men: chantage. In Londen dreigde men met een Amerikaansch-Duitsch blok. In Parijs hielp men de Bank van Engeland uit haar eerste moeilijkheden - ondanks Sir Montagu Norman, ‘malfaiteur mondial’.
Er bestaan lieden die meenen dat een oorlogje een uitstekend middel zou zijn tegen werkloosheid, over-productie en economische crisis. Waarom beginnen zij niet met alles kapot te slaan, op te breken, af te branden, neer te halen, zonder verlies van menschenlevens? Dat ware tenminste zooveel gewonnen. En waarom niet? Is het eene waanzinniger dan het andere? Waarom zou een dolle menschheid niet ‘oorlogje spelen’?
Brüning is te schrander om niet te bespeuren dat de weg naar Parijs en naar de kluizen van de Banque de France open ligt, zonder hinderlagen en begaanbaar. Ligt het in zijn macht om hem te betreden? Het wachtwoord dat toegang verschaft luidt: Vrede. Kan hij het spreken?
Ook Brüning heeft gezegd: Nu of nooit. Maar men citeert nog een derden dialoog tusschen den Franschen minister-president en den Rijkskanselier:
Laval: Ik zal blij zijn als deze onderhandelingen zijn afgeloopen want ik zou een poosje vacantie willen nemen.
Brüning: Helaas! Ik, ik ben een gevangene. Onmogelijk om eruit te trekken. Bij elken stap die ik doe riskeer ik uitgejouwd en, erger nog, misschien vermoord te worden, omdat ik gesproken heb over een mogelijke verstandhouding met U.
Bij deze bekentenis moet Laval zich hebben laten ontvallen: ‘Mooie garanties die mij worden aangeboden!’
Zoodra Duitschland begrepen heeft dat Brüning's leven twee milliard mark waard is op de Parijsche Beurs zal alles van een leien dakje gaan.
[verschenen: 2 september 1931]