Hernieuwing - Op de Koloniale expositie
Parijs, 5 Juni 1931
De Republiek bouwde weinig monumenten waarop zij roemen kan. Maar één tenminste zal voor den nazaat spreken van hare grootheid: het Permanente Museum van Koloniën. Terwijl ik het doorkruiste kwam mij voortdurend de populaire waarschuwing in de herinnering welke Doumergue den vorigen herfst op zijn reis door Bretagne richtte tot de goede verstaanders: Frankrijk is vredelievend doch men moet weten ‘Qu'il n'est bon de s'y frotter’. Het is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. De communisten van Indochina zullen dit binnenkort ondervinden.
Niet dat de architectuur en de inrichting van dit gebouw uitdagend zouden zijn of tartend, blufferig of juist het tegenovergestelde. Het is een eenvoudig, langwerpig, rechthoekig blok, 88 bij 60 meter, waarvan alle massiviteit is opgeheven door een ranke en hooge zuilen-gaanderij van 32 vierkante kolommen. Deze kolonnade heeft niets Grieksch en niets Egyptisch. Zij profileert slank tegen de lucht als een moderne façade zonder vensters. Zij draagt het platte dak even licht als de palmboom zijn kruin draagt. Simpeler kan het niet. De beste architectuur is als de beste strategie: een kind kan haar begrijpen en zelfs bedenken. Men moet echter een bol zijn om ze uit te voeren. En hier is een rij menhirs geplaatst in een imposante rust, in een klare harmonie.
Waaraan evenwel ontleent deze voorgevel de geheimzinnige, magnetische energie die van hem uitstraalt? Aan zijn achtergrond. Tusschen de spitse zuilen door wemelt een menigte, een volk, een wereld van graniet. In haar gansche lengte, van boven tot beneden, is de façade gebeeldhouwd met bas-reliëfs. Het is de grootste tapisserie in steen welke ooit op onze aarde gebeiteld werd, de grootste in ieder geval welke men ooit te zien kreeg. Zij vertolkt vijf eeuwen koloniale geschiedenis in harde, onvergankelijke materie. Zij zingt een heldendicht dat zich afspeelt in de verre en nabije landen waar de Fransche vlag wappert. Zij zingt het voor alle komende eeuwen want de meester die het grifte mag met Horatius zeggen dat hij een gedenkteeken stichtte, duurzamer dan brons. Is het mooi? Is het leelijk? Slaagde het gigantische fresco overal gelijkelijk in zijn myriaden détails? Heeft het zwakke plekken naast superieure? Ik weet er niets van. Om zich daarvan te vergewissen zou men het een maand moeten bestudeeren en waarschijnlijk zal men er evenmin over eens raken als over het plafond der Sixtijnsche Kapel. Wat hier achter deze zuilen opschemert en aanruischt is wellicht schoonheid. Maar voornamelijk zijn het energie, stelligheid, durf, beraden kracht, ernst, evenwicht, zekerheid en zelfbewustzijn, de mannelijke eigenschappen eener onvermoeide, veerkrachtige natie, die hamer en beitel dreven van den beeldhouwer Dat niemand zich vergisse. Tallooze malen golden kleine, ephemere of decadente kunstenaars als symbool en als tolk van Frankrijk. Hier is Janniot die met stoere meesterhand in een reuzenwerk den kern uitbeeldde van het ras. Het is lang geleden dat zooveel vitaliteit werd vastgelegd in steen. Als de kleine geesten mogen getuigen van schaduw en dood, laat de grooten dan getuigen van licht en leven.
De indrukken welke men in het gebouw ontvangt zijn even hartverheffend. ‘La France est belle, la vaste terre aussi’ las ik op een der wanden, en 't treffendste van dit museum is dat het de aarde weerkaatst in den spiegel van Frankrijk. Het is een ander Frankrijk dan wij ons gewoonlijk verbeelden. Alles wat een nationale mentaliteit, voor iemand die haar in een laboratorium zou analyseeren, kan meevoeren aan bezinksel, aan slakken, aan schuim, aan onreinheden, werd bij de inrichting van dit paleis geëlimineerd met een zekerheid van oordeel dat in zijn appreciaties geen oogenblik weifelde. Wanneer men een equivalent moest zoeken van de beginselen, welke de tonaliteit van dit museum-interieur bepaalden, zou men ze 't dichtst naderen in de sfeer van een idealen, van 't laatste greintje academisme gezuiverden Puvis de Chavannes. De parallel dringt zich op daar de meeste zalen versierd werden met muurschilderingen. Overal hervindt men in een blijder, zonniger kleur, diezelfde voorliefde tot een pastorale conceptie van de samenleving. die neiging naar kalme, weidsche horizonten, die charme in de statigheid, die geur van bloemen en gras, die heldere dampkring, die lyriek in de verstilde kracht, die zacht-orgelende, aangehouden klank van milden vrede en altijd die expressie van geluk. Wat de Fransche schilderkunst hier presteerde in de menigvuldige fresco's, de decorateurs in ontelbare levensgroots tooneel-schikkingen, panorama's, diorama's is niet alleen van een technisch standpunt volmaakt en bewonderenswaardig, doch alles ademt bovendien een behaaglijkheid uit, welke Frankrijk in de achttiende eeuw slechts zeer sporadisch gekend heeft. Goethe zou hier het woord Heiterkeit gebruiken dat het leidmotief was van zijn streven en van zijn stijl. Dit museum is natuurlijk vóór alles instructief en ik geloof niet dat één gegeven ontbreekt. Maar het is ook in
de hoogste mate aangenaam en achter dit aangename stuwt een rijke, snelle, rythmische levensgolf die bij tusschenpoozen tot verrukking dwingt. Er is een zaal, betimmerd met specimens van de kostbaarste tropische houtsoorten, waarin het als 't ware werd tot juweelen. Er zijn enorme schilderingen op zink en lakwerk van Jean Dunand, die een onvergelijkelijk beeld achterlaten van de monumentale mogelijkheden welke een meester scheppen kan tegen een muur. Er zijn ook duizenden oorkonden, vlaggen, uniformen, tableaux, kaarten, stads-plattegronden, statistieken, tabellen, costuums, wapenen, booten, een globe zoo groot als een huis, een aquarium, beesten en visschen op sterk water, een diepe crypte op welks blauwen bodem een verlichte planisfeer drijft van 12 bij 6 meter, welke op zich zelf alleen vier millioen kostte; kortom de heele rataplan van een Koloniaal Museum op grootscheepsche Fransche schaal.
De Fransche Economie heeft geen kosten gespaard om zich zoo volledig mogelijk te vertegenwoordigen in deze overkapte ruimteloosheid. Lichamen als de Chemin de Fer du Nord, de l'Est, de l'Etat, die zich nimmer om reclame bekommerden, exposeeren hier hun modernste materiaal, wagons, locomotieven in gereduceerd formaat en in natura. Men kan de plotselinge activiteit welke hen prikkelt meten aan de moeite die het vergt om kolossen als de nieuwste Pacifics naar het Bois de Vincennes te versjouwen. Zelfs de Posterijen, sinds jaar en dag befaamd wegens haar slabakkigheid, mobiliseerden zich en demonstreeren een onfeilbaar apparaat om parasieten uit te schakelen in de draadlooze telegrafie. De particuliere maatschappijen bleven in deze bedrijvigheid niet achter.
Op Pinksteren had men de Expositie gecombineerd met een grootsche vliegbetooging. Drie Kaïds, niet zonder opzet gekozen in Tunis en aangevoerd door de lucht, woonden een onberispelijk défilé bij van 320 machines. De hemelen schalden van een ongekende glorie - speciaal voor Tunische ooren De Keizer van Annam trouwens was ook aanwezig. Maar de Franschen vonden de boeiendste noviteit in het radiofonisch verkeer tusschen de vliegtuigen en personen op den grond. Costes, die den Oceaan overstak, gaf telefonische orders aan Detroyat, die de halsbrekendste acrobaat is en 50 meter hoog op den rug vliegt. De commando's werden voor 't publiek herhaald per megafoon en gingen natuurlijk niet zonder grapjes. Na stipt uitgevoerde tonneaux, feuilles mortes, chandelles en piqués vroeg Costes met een stalen gezicht: Hallo Michel! draai nu binnenste buiten. Er ging een homerisch gelach op naar den zwart-rooden vogel van Detroyat, die waarschijnlijk ook lachte. Toen Michel niet verroerde ging Costes verder: Als je dàt niet eens kunt klapper dan even met je vleugels! Het slot was: Kom gauw naar beneden Michel, er wacht een aardige jonge dame op je.
De demonstratie en de lucht-dialoog hadden een ongelooflijk succes. Te middernacht kwam men transport-middelen te kort voor 200.000 menschen.
Frankrijk is een zeer curieus land. Elken dag kan men het opnieuw en van een anderen kant ontdekken als een stuk van de Pool.
[verschenen: 11 juli 1931]