De Koloniale Tentoonstelling II - De Nederlandsche afdeeling
Parijs, 10 Mei 1931
Gelijk de Hollanders de eersten waren, die hunne vlag heschen op het terrein, dat hen was afgestaan, zoo zijn zij de eersten geweest die hun Paleis inwijdden. Terwijl men bij menige natie nog hamerde, schaafde, schilderde en betegelde, was in het Koninkrijk der Nederlanden alles kant en klaar op den afgesproken datum. Behoef ik te zeggen dat het monument er stond als voor de eeuwigheid en dat het tot in de hoeken blonk van properheid, de ideale, hemelsche properheid van een Pieter de Hoogh?
De inaugurale feestelijkheid was verdeeld over twee dagen. Op Donderdag 7 Mei maakten Fransche en Hollandsche journalisten, die in groote getale waren overgekomen, een rondtocht door de gebouwen onder leiding der commissarissen. Die instructieve ommegang werd besloten door een déjeuner in het Hollandsch restaurant, dat een der meest behaaglijke en schilderachtige plekken aan het Meer Daumesnil uitkoos om er zijn bezoekers te vergasten op een ongeëvenaard poëtisch vergezicht en op een vaderlandsche, Fransche en Indische keuken. Wij sloten den copieuzen lunch, waarop een onwaardeerbare Bordeaux (Brane Cantenac 1912) bijzonder uitmuntte, reeds met een nassi goreng. Op Vrijdag 8 Mei vond de eigenlijke opening plaats in tegenwoordigheid der beide ministers van Koloniën, Paul Reynaud en Simon de Graaf, Maarschalk Lyautey, onzen gezant Jonkheer Loudon, Charles Bernard, directeur van Landbouw, Raden Adipatti Soejono, lid van den Volksraad, en zijne echtgenoote, beiden in nationaal costuum. De Koningin woonde deze ceremonie bij in effigie tusschen de seringen, 's Avonds vereenigden de officieele persoonlijkheden zich in het Hôtel Continental voor een galadiner, waaraan ook de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam deelnamen.
Zooals men weet was Zijne Excellentie minister Fock, voorzitter van het Commissariaat, wegens het plotselinge overlijden zijner echtgenoote, verhinderd om de openingsplechtigheden persoonlijk te presideeren. Zijn rol werd met de beminnelijkste autoriteit overgenomen door Dr. Allart Swart, die de reeds geredigeerde redevoeringen voorlas in een vlekkeloos Fransch. Die speeches en toasten brachten voor de rest niets wat niet reeds gesproken en geschreven werd in September. Lyautey herhaalde bijna woordelijk zijn vurige bewondering voor de Hollandsche kolonisatie-systemen, wat als een bewijs mag gelden dat zij niet alleen oprecht gemeend is maar ook op degelijke gronden berust. Men dronk op een nauwe samenwerking tusschen de Fransche en de Hollandsche pers, wat niet geheel overbodig is en waartoe de expositie tot wederzijdsch voordeel zal kunnen bijdragen. Laten wij nimmer uit het oog verliezen dat Frankrijk voor verschillende onzer producten een nog bijna maagdelijk expansie-veld vertegenwoordigt. De Koloniale Expositie kan tot de uitbreiding van onze commercieele basis in Frankrijk natuurlijk belangrijk bijdragen. Men verwaarlooze echter nimmer dat zij slechts een uitgangspunt vormt. Men is vertrokken. Nu moet men aankomen.
Men bedankte bij de uitwisseling van complimenten gelijk van zelf spreekt ook de medewerkers. Het moet mij hier van 't hart dat men den eigenlijken auteur van het bekroonde ontwerp, den heer Zweedijk, te nadrukkelijk op den achtergrond gehouden heeft. Ik heb alle respect voor de kunde, de ervaring van den heer Moojen, Zweedijks plaatsvervanger, en voor de onvermoeibare energie welke hem ondanks een ernstig automobiel-ongeluk niet begeven heeft. Maar ik geloof dat hij zijn doel voorbijschoot en van deze usurpatie melding te maken schijnt mij een daad van eenvoudige rechtvaardigheid.
Wij kunnen na deze opmerkingen des te onbevooroordeelder de bezichtiging aanvangen en een resultaat bewonderen dat door aller medewerking tot stand kwam.
Het Paleis, of de Tempel, - het is een combinatie van beiden - met zijn twee pagoden van elf verdiepingen en 50 meter hoogte, behoort tot die vrij schaarsche soort van kunstwerken, welke automatisch een volledige instemming verwerven van elken toeschouwer. De architect inspireerde zich niet op den inlandschen stijl om hem onpersoonlijk te copieeren, noch om hem te verhaspelen tot een nergens te acclimatiseeren barokke moderniteit, gelijk b.v. geschiedde in de kolossale maar goedkoope kanonskogels der Belgische inzending. De afmetingen van deze Sumatraansche bouworde zijn niet alleen vergroot, maar bovendien werden de lijnen zoo subtiel gefilterd door het Europeesch brein, dat ze zich onmerkbaar adapteeren bij het Westersch oog en in de Westersche perspectieven, zonder iets van haar Oostersche karakteristieken in te boeten. Uit het geheel emaneeren een vertrouwelijke eenvoud en een gedragen grootheid, die even indrukwekkend zijn als aantrekkelijk. Zelfs de daken-pyramide der pagodes, die onder Europeesche luchten zoo gauw schutterig aandoen, werden harmonisch en imposant in het grootsche geheel opgenomen. Stellig zijn de Gothische, Romaansche of Renaissancistische architectuur nimmer voortreffelijker geassimileerd dan hier de Sumatraansche. We mogen de verdienste van het één meten aan de verdienste welke men steeds heeft toegekend aan de anderen, dunkt mij.
Onmiddellijk achter den verrukkelijken gebeeldhouwden ingang strekt zich een majestueuze zaal uit van meer dan twaalf meter hoogte en geschraagd door vierkante pilaren van djatihout. De muren zijn deels behangen met kostbare weefsels achter glas, deels beschilderd met onmetelijke fresco's, die in pakkende en in schitterend uitgevoerde allegorieën de ontwikkeling voorstellen der Indische geschiedenis, vanaf de aankomst van Houtman tot op heden. Een moskee-lamp verlicht deze even koninklijke en statige als behaaglijke en rustige ruimte, welker 870 vierkante meter wijdte ondervangen wordt door inlandsche kunstvoortbrengselen in glazen kasten. Rechts kijkt men in de verte uit op een bekoorlijk diorama van Java (Preanger-Landschap van Soekaboemi), links op een panorama van Bali. Deze eminente en reusachtige decors zijn van den schilder Eland. Zij verhoogen het edele karakter der zaal met een uitzicht naar zonnige en klare einders.
Bij deze receptie-zaal, een meesterwerk van verhoudingen en van versiering, sluit zich een open hall, aan, waardoor men langs een meditatieven, met boomen beplanten hof een reconstructie bereikt van den Tempel van Mendoet. Hier rijst in een geheimzinnig half-licht en in vleugen van wierook de met oneindige zorgen nagebootste Boeddha op voor de ontroerde oogen van den bezoeker, die zich in de mijmerende eenzaamheid voelt opgetrokken naar zijn glimlachende zaligheid. Menigmaal maakte dit immense beeld, en de twee Boeddhisatvas die het flankeeren, de Indische reis, om den gepatineerden steen absoluut gelijkvormig te maken aan het origineel. Ook dit is een trap van volmaaktheid welke de copiïsten deed stijgen boven de materie.
Rondom deze zaal en dezen contemplatieven hof zijn een aantal stands gerangschikt welke met de vernuftigste mise-en-scène veraanschouwelijken, hoe Indië leeft en bloeit onder Nederlandsch bestuur. Onder zijn zwaard roept het portret van Jan Pieterszoon Coen ons in gulden letters door de eeuwen toe: Desespereert niet. De stichter van Batavia is omringd door de conterfeitsels van alle gouverneurs-generaal die zijn taak hebben voortgezet en een ledig vlak in den rechterhoek wacht de beeltenis van Jhr. de Graeff. In 't midden staat de schatkist met de verschillende geldbronnen welke Indië voeden: die van het moederland is opgedroogd. Een driemaster, een ouderwetsche stoomboot, een ultra-moderne paketvaarder en een vliegmachine resumeeren den geweldigen vooruitgang in de transportmiddelen. De driemaster deed den overtocht in een jaar, het vliegtuig in een week. Een zaaltje met den kruiser ‘Java’ in miniatuur is gewijd aan de verdediging. Een aanzienlijke ruimte werd gevuld met de instellingen van kunsten en wetenschappen. Naast het fameuze tijger-en-buffel-gevecht van Raden Saleh, groepeerde men een reeks schilders, die van Indischen oorsprong zijn, of Indische onderwerpen ter behandeling kozen. Men constateert met leedwezen dat er te veel hangen en tegelijk te weinig. Maar was dat niet onvermijdelijk? Een complete gamelan representeert de muziek. Dertig exemplaren van de dertig bijbel-vertalingen in alle talen en dialecten van onzen Archipel leggen getuigenis af van de boekdrukkunst en van de verbreiding van het Christendom. Zeer ingewikkelde electrische installaties verzinnelijken het mechanisme van het gouvernement, van het onderwijs, van het verkeer, van de spoorwegen, van de luchtverbinding. Lampjes gaan uit en aan; vuur-pijlen flitsen; een hokje wordt verlicht en men heeft de wording gezien van een leerling op weg naar de universiteit, van een ambtenaar op weg naar de functie van gouverneur-generaal. Op een gigantische kaart
vallen vliegtuigjes neer als spinnen tusschen Amsterdam en Batavia, stijgen op, ontmoeten elkaar en vervolgen hun weg. De regenval en de irrigatie zijn voorgesteld door een aquarium. De hygiëne werd vertegenwoordigd door tal van begrijpelijke statistieken en door een maquette van het Soerabaiasch ziekenhuis. Niets is vergeten of veronachtzaamd: de ethnologie, de archeologie, de radiophonie, de katholieke en protestantsche missies, de meteorologische diensten, de flora, de fauna, de vischvangst, de jacht, het bankwezen, de handel, de arbeid, de verschillende culturen, suiker, rubber, tabak, kina, koffie, thee, rijst, olie, peper, sisal, de weef-industrie, de mijn-exploitatie, alles is gegeneraliseerd in een bekoorlijk, helder geïllumineerd diorama, in een automatisch toestel of in een welsprekende tabel. Ik heb mij zelfs afgevraagd of alles niet een beetje te erg gegeneraliseerd werd voor het doelmatig effect dat men er van hopen mag. Het zou niet overbodig zijn wanneer een uitvoerige catalogus sommige gapingen kwam aanvullen. Ik mis in deze lawinen van algemeenheden te veel het bijzondere, het specifieke. Men kan een procédé dat voor een deel ontleend is aan het panopticum, voor een ander deel aan de methode Montessori amusant en pedagogisch oordeelen voor het groote publiek, doch de handel en de handelsman, die ten slotte belangrijker zijn, stellen zich op een ander standpunt. Alles is uitstekend geschikt en als 't ware gepredestineerd voor een Koloniaal Museum. Het zou mij zelfs niet verbazen wanneer deze bijgedachte heeft voorgezeten bij de organiseerders. Dit is nuttig en niet noodeloos. Het is niet minder wenschelijk dat een dergelijk program voltooid wordt in een positievere realiteit. Alles mag prachtig lijken. Maar waar, om iets te noemen, kan ik Preanger-koffie koopen in Parijs, in Frankrijk?
Zoo men niets vergeten heeft, geen karbouw, geen Indisch varkentje en geen Indische brievenbus, de Indische Pers daarentegen schitterde op de expositie door hare totale afwezigheid. De Koloniale Pers is een cultureel verschijnsel van niet minder gewicht, meen ik, dan de koelie-werving, de schilderkunst of de verbreiding der Hernhutters. Toen ik bij een der commissarissen informaties won over die zonderlinge nalatigheid bleek mij ten duidelijkste dat niemand in de verste verte gedacht had aan de publieke opinie, aan de vox populi. Men heeft nog vijf maanden tijd en wij zullen dit magnifieke paleis, dat met allen wedijveren kan, nog menigmaal betreden. Alles wettigt het vertrouwen dat men bij een zoo uitmuntend begin niet zal stilstaan.
[verschenen: 29 mei 1931]