‘La Belle Amour’
In ‘La Belle Amour’ wilde Léopold Marchand demonstreeren dat wij mannen, grove, lompe wezens zijn tegenover haar, die eenmaal gevormd werd uit de overtollige rib van Adam. Alleen de vermelding reeds van het thema boezemt argwaan in en men huivert bij de gedachte hoe een Rus, een Duitscher, of zelfs een Franschman als Lenormand, het onderwerp zouden aanpakken. Bij Marchand mag men den achterdocht opzij zetten. Hij behandelt zijn gegeven niet met de omzichtigheid en de lyriek der Troubadours van omstreeks 1200, die hun tijd manieren leerden. Maar hij behandelt het tenminste amusant, pikant en daarenboven charmant.
Lise is een courtisane die zich uiterlijk in geen enkel opzicht onderscheidt van het gros der gedistingueerde demimondaines. Zij komt uit een modest, kleinburgerlijk milieu, dat natuurlijk met haar gebroken heeft. Zij trachtte een poos den kost te verdienen met pianolessen doch het vak viel haar zwaar en zij ruilde de kunst der vingervaardigheid voor de galanterie. Hoewel zij tot dit métier, zooals men het tot nu toe verstaat, geen bepaalderen aanleg bezit dan haar lichamelijke bekoring, past zij zich voortreffelijk aan bij de eigenaardigheden die het beroep karakteriseeren. Zij heeft een coquet, venusdiertjesachtig intérieur. Zij loopt rond in excentrieke, voluptueuse huisgewaden. De toiletten zijn haar eenige zorg. En de dienstboden kijken van boven op haar neer. De amant die dat allemaal betaalt is Robert Weilinger, een rijk parfumeur, jong, snob en sportief. Hij heeft zijn zaken, zijn jacht, zijn renstal. Hij heeft Lise wijl het een elegante liaison is die flatteert.
Maar Lise, ondanks haar gedragingen van banale ‘allumeuse’, verwacht bij den man nobeler aspiraties dan een uitsluitende ingenomenheid met de werken des vleesches. Zij beweert een hart te hebben en maakt aanspraak op teederheid. Zij doet wat ze kan om de mannen aan te hitsen en als deze botweg op haar toevliegen is zij ontgoocheld. Het kost eenige moeite om Marchand te volgen op deze nog onbetreden paden doch waar men de courtisane sedert honderd jaren tracht te rehabiliteeren onder alle gezichtshoeken zou het onlogisch zijn om halverwege te blijven steken. De Grieken hadden ongetwijfeld courtisane's van hoogere orde dan de twintigste eeuw en Aspasia werd de vrouw van Pericles. Bij een idealiseering, gelijk Marchand onderneemt na zooveel vorige idealiseeringen, kan de demimondaine niets verliezen. Als ze ooren heeft zal ze er daarentegen bij winnen en van den weeromstuit ook de civilisatie. Men vergisse zich echter niet: Types als Lise zijn in 't hedendaagsche Parijs nog met een lantaarn te zoeken en niemand zal er voor willen instaan dat men ze vindt.
Dus Robert wordt afgebeeld als een tegelijk oppervlakkig en geborneerd sensualist. Evidemment, dat is de ware liefde niet. Zijn vriend, Paul Sorbier, nog rijker dan hij, en getrouwd, raakt heftig verslingerd op de bedwelmende Lise. Wat wil hij? Zij praat zich in dat het hem alleen te doen is om de bagatelle, ofschoon Sorbier, in tegenstelling tot den vierkanten parfumeur, optreedt als een sentimenteele huilebalk die den mond vol heeft van zijn matelooze passie en zijn eeuwige trouw. Die verdenking maakt haar kwaadaardig en coquet, slecht-gehumeurd en provocant. Zij heeft het niet heelemaal mis, doch begrijpt een beetje langzaam. Na herhaalde smeekbeden vergezelt zij Paul naar een landgoed in Normandië, waar hij een automobiel-wedstrijd organiseert. Om hem te beproeven en om hem aan te wakkeren lonkt zij dringend naar zijn secretaris, een superben mannetjesputter, toffe jongen en genre motor-ploert die een trapje hooger kwam. Zij dejeuneeren met hun gedrieën en zij weet Paul zoo te sarren dat hij wanhopig terugreist en haar voor den nacht alleen laat met zijn secretaris. Deze, die eerst het dienstmeisje plaagde, blijft niet blind voor de avances van Lise en verandert onmiddellijk van mikpunt. De toffe jongen wil dit buitenkansje niet laten schieten en bejegent haar als iemand met wie men straks een pretje zal hebben. Zoo bedoelde Lise het niet. Maar als zij hem ontnuchtert en voor den mal houdt pakt het genre motor-ploert, dat niet voor psychologische complicaties geschapen werd, haar eenvoudig beet en eischt met geweld wat zij ongevraagd scheen te beloven. Zij stribbelt tegen en krabt. Hij wordt woest en slaat. Zij valt flauw. Hij draagt haar bewusteloos in zijn kamer.
Zoo zijn de mannen. Als zij terug is bij Robert en hem om een paar hartelijke woordjes bedelt, haalt de parfumeur zich heel wat anders in zijn hoofd. Werkelijk, Paul lijkt tot nu toe nog de beste. Om haar te believen teekent hij een ruïneus contract en denzelfden avond installeert zij hem in haar slaapkamer. Den volgenden ochtend echter behoeft Lise slechts op zijn knieën te gaan zitten om hem opnieuw te doen ontvlammen. De mannen denken dus slechts aan ‘dat’? Juist. Paul denkt ten overvloede aan zijn vrouw, zijn kinderen, aan het schandaal dat hij wekken zal wanneer hij zich met zijn maîtresse in 't openbaar vertoont. Nieuwe deceptie voor Lise. Zij probeert het nog bij een jeugd-makker, Georges, die meubel-teekenaar werd. Zij mijmert over hun vroegere onschuldige wandelingen, hand-in-hand. Maar Georges is een onnoozele hals, die slechts één ding snapt: dat hij de gelegenheid krijgt voor een avontuurtje met een poule de luxe. Zij zet hem aan de deur met een opdracht en hij is er even tevreden mee want hij heeft een verloofde. Ondertusschen hebben Robert en Paul ieder voor zich gewikt en gewogen. Beiden stappen binnen bij Lise. Paul aarzelt nog, maar Robert bidt zijn maîtresse om de oude relaties te hervatten. De twee mannen, tarten elkaar en raken slaags. Tegenover Lise, die onverschillig en sprakeloos toekijkt, rollen zij samen over den vloer. Paul ligt onder en druipt vernederd af. Robert, overwinnaar, biedt Lise aan om haar te trouwen. Zij weet wat dat beduidt. ‘La Belle Amour’ zegt zij smalend terwijl het scherm valt.
Moge Lise de hoop niet laten zinken! Wanneer de courtisane's, in wier lijn dit weinig schijnt te liggen, gaan droomen over de hemelsche en onzelfzuchtige, zoo nog niet gansch platonische liefde, dan moeten er betere tijden in aantocht zijn. En waarom niet? Mademoiselle Spinelly, die een der geraffineerdste en gevoeligste comediennes werd onzer dagen, speelde haar hoofdrol alsof zij ze vertolkte naar het leven. Wie gelooft aan den invloed van het tooneel mag er niet aan twijfelen dat hier een nieuw type gecreëerd is, dat zich zal vermenigvuldigen in de werkelijkheid. Een résumé, als hier gegeven wordt, onderstreept noodzakelijkerwijze het hoekige, het kunstmatige, het ongegronde of het schijnbaar onlogische dat de schrijver met de fijne toetsen van zijn dialoog wegpoetste. Wat bij de eerste opvoering klinkt als paradox of als boutade, bereikt bij de vijfhonderdste al veel dichter de grens van het waarschijnlijke, en de suggestieve, genuanceerde, soepele stijl van Marchand kan deze metamorphose niet anders dan bevorderen. Ik voor mij zie in zulke incarnaties geen bezwaar. Er zijn steeds courtisanes geweest en van alle bekende soorten lijkt een Lise mij verreweg de minst bedenkelijke. Zij nadert een graad van evolutie waar zij, evenals Aspasia, civiliseerend zou kunnen worden en het gebeurt niet dikwijls dat men zooveel goeds kan zeggen over de ondergrondsche strekking van een modern tooneelstuk.