Een nieuwe partij
Parijs [zonder datum, ca. 5 juni 1930]
Ofschoon nagenoeg de helft der Fransche bevolking tot den boerenstand behoort, en Frankrijk dus gerangschikt mag worden onder de landbouwende naties, hadden de veldbewoners hier geen leden in het parlement en geen agrarische partij. Er bestond van oudsher eene Société des Agriculteurs, die zeer weelderige bureaux bezit in de Rue d'Athènes. Doch deze maatschappij is meer een deftige club, waar men markiezinnen en mondaines van tijd tot tijd op de thee noodigt, dan een politiek genootschap, en hare vergaderzaal dient vooral tot het geven van concerten. Zij vertegenwoordigt alle grondeigenaars, maar heeft er nooit aan gedacht om haar invloed, welke ontzaglijk zou kunnen zijn, uit te oefenen ten bate der boeren, en, wat op hetzelfde neerkomt, ten bate van zichzelf. Ondanks herhaaldelijke omwentelingen had de aristocratie te weinig directe nooden, om zich politiek bewust te worden. Haar uitgestrekt verleden verhinderde haar de toekomst te zien. Het is een der nadeelen van een langen stamboom, dat men te veel achteruitkijkt.
De boeren dus, overgelaten aan hun eigen willekeur en hun eigen inzichten, volgden de politiek der steden. Waar de boer elders in 't algemeen conservatief en wantrouwend staat tegenover nieuwigheden, is de Fransche boer, die onmetelijke voordeelen dankt aan de revolutie van 1789, waarover de grootvaders der tegenwoordige generatie nog mondelinge mededeelingen ontvingen, zeer vooruitstrevend. De boeren dikten het programma, dat door de stedelijke comité's beredderd werd, gaarne nog wat aan en geen enkele politiek leek hun ooit te radicaal. Het eenige, wat zij erbij verliezen konden, waren de pachtheeren, van wie zij hunne akkers huurden, en zij waren leep genoeg, om dit risico niet te betreuren. Zoo vond men socialisten en zelfs communisten bij de vleet onder hen, die van nature het minst socialistisch of communistisch waren aangelegd. De geheime stembus vergemakkelijkte deze passie voor de onafhankelijkheid. Het merkwaardige feit doet zich sinds lang voor, dat Parijs b.v. in meerderheid conservatief is, het platteland daarentegen onbekommerd progressistisch.
Wat Parijs reeds kende, moest de boer nog leeren: de ondervinding en het nadenken. Hij moest ervaren, dat dezelfde theorieën niet altijd en overal dezelfde voordeelige gevolgen veroorzaakten. Hij moest bespeuren, dat de politici der steden zijn adhaesie uitsluitend exploiteerden ten behoeve van de arbeiders der industrie. De boer moest de eerste moeilijkheden ondergaan met zijn eigen personeel, dat niet minder hard begon te socialiseeren dan de baas. Hij moest ondervinden, welk een dwaasheid de acht-urige werkdag beduidt voor het platteland. Hij moest gewaarworden, dat geen enkel systeem in de practijk fnuikender is voor den landbouw, dan het systeem van Karl Marx en zijn diverse derivaten. Hij moest van lieverlede bemerken, dat hij met een socialistisch of communistisch gouvernement gewaardeerder dingen riskeerde te verliezen dan zijn pachtheer. Den grondbezitter wil hij kwijt. Hij wenscht hem echter niet te vervangen door den anoniemer tyran, die Staat heet.
Dat hij in den drup was, leek hem geen reden om in den regen te gaan. Een emancipatie en vrijmaking als die der Russische moejiks, 's avonds geparkeerd te worden in kazernes, gelijk de lastdieren in den stal en de motorisch werktuigen in de loods, eigen haard en hof en oogst, graag of niet, af te staan aan een stelletje autocraten, die de boer zelf niet eens kiezen kan, maar die zich volmachten aanmatigen uit naam der gemeenschap, niet eens de tien procent over te houden van de opbrengst zijner handen, die hem de koningen lieten, en in afwachting van dat weinig aanlokkelijke einddoel zijn productie overgeleverd zien aan de grillen der internationale speculanten, der internationale trusts van groot-molenaars, gelijk dit het geval is in Frankrijk, voor al deze ondankbare en ongedroomde resultaten had de boer sinds jaar en dag niet gestemd op de vooruitstrevendste candidaten. De onmenschelijke boerenvervolgingen in Rusland en de geniepige sympathie, welke zijn regeerders niet kunnen verbergen voor sommige bolsjewistische experimenten, droegen er toe bij, hem de oogen te openen voor belangen, waarover men bij verkiezingsdebatten nooit repte.
Aldus ontdekte de Fransche boer één voor één de redenen, om agrariër te worden. Maar dat hij het werd ten slotte, is nog te danken aan het toeval. Nergens immers bleek de landbouwer moeilijker te organiseeren dan in Frankrijk, waar zelfs het misnoegen de onderlinge verdeeldheid der inwoners slechts zelden kan neutraliseeren.
Ongeveer twee jaar geleden werd een invloedrijke landbouw-figuur uit de buurt van Compiègne, die den welsprekenden en symbolischen naam draagt van Florent Agricola, als vertegenwoordiger van Frankrijk afgevaardigd naar de internationale conferentie van suikerbieten. Want in onze dagen werden ook de bieten internationaal en geven aanleiding tot congressen. Bij deze gelegenheid doorkruiste Florent Agricola Polen, Roemenië, Tsjeko-Slovakië en geheel Midden-Europa. Te Praag woonde hij een indrukwekkend defilé bij van één miljoen boeren, die gedurende verscheidene dagen door de stad trokken, onder triomfbogen, welker opschriften verkondigden: ‘Aan de agrariërs, die ons van het Bolsjewisme bevrijd hebben.’ Hij kon ten overvloede aanschouwen, dat de werklieden der fabrieken hen toejuichten.
Sluimerde er in Florent Agricola (naam, welke klinkt, alsof hij historisch moet worden) een dictator, die slechts vroeg om te ontwaken? Eén millioen boeren, eendrachtig genoeg om hun wil op te leggen aan de afgevaardigden en hun regeering, welk een verleidelijk schouwspel! Agricola zag reeds tien millioen Fransche boeren marcheeren in de Champs-Elysées. Zoodra hij thuis gekomen was, riep hij een paar vrienden samen, verhaalde hun, wat hij aanschouwd had en vroeg hun: Waarom hebben wij geen agrarische partij? Is Frankrijk niet een land van akkerbouw? Bekommerde de Derde Republiek zich ooit om de boeren? Onze geheele sociale en economische wetgeving is geconcipieerd voor de fabrieksarbeiders. Deze wantoestand moet eindigen. Het uur is geslagen, om ook eens te denken aan de veldarbeiders!
Onder de toehoorders, tot wie deze verklaring gericht was, bevond zich een lid der Parijsche Balie, die luisterde naar den niet minder zinrijken naam van Casanova. Als zijn vermaarde naamgenoot onsterfelijk werd door de mémoires, waarin hij zijn menigvuldige liefdes-avonturen boekstaafde, deze Casanova had zich als advocaat gespecialiseerd in de verdediging van vervalschers en knoeiers. Dit is geen bezwaar, wanneer het met talent geschiedt. Het eischt een buitengewone kennis der wetboeken. En voor een boer bestaat er misschien geen betere aanbeveling van een advocaat, dan dat hij de verandering van water in melk en van margarine in boter, goedpraat.
Ik gekscheer niet, hoewel ik minder gaarne geregeerd zou worden door boeren. Nauwelijks had Casanova de uiteenzetting van Florent Agricola aangehoord, of hij bekeerde zich met vlammenden ijver tot de zaak der landbouwers en uit de samenwerking van beide mannen ontstond de Fransche agrarische partij. Agricola is de chef, Casanova de secretaris-generaal. Het kantoor van den advocaat, die in de Rue d'Assas een huis bewoont, dat van buiten en van binnen den indruk wekt van welgesteldheid, was aangewezen, om tot hoofd-kwartier te dienen van de nieuwe politieke groep. Men redigeert er een krant, ‘La Voix de la Terre’, die één jaar na haar oprichting reeds den vijf en dertig duizendsten abonné noteerde. Men ontwierp er een vaandel, dat groen is als het winterkoren (en als de vlag van den profeet) en als eenig onderscheidingsteeken de driekleur draagt in een bovenhoek.
Men koos er een insigne: het klaverblaadje van vier, dat prijkt in de knoopsgaten van alle agrariërs uit het centrum van Europa. Want als de Fransche agrariër vóór alles nationaal is omdat een beroep, dat zijn vruchten trekt uit den landsbodem, niet anders dan nationaal kan zijn, men sloot zich onmiddelijk aan bij het internationaal Agrarisch Bureau van Praag. En elke maand breidden de kantoren van Casanova zich uit. De krant werd hoe langer hoe netter gedrukt en geschreven. Hij wierf conférenciers aan voor zijn ideaal, propagandisten, die de verst afgelegene gemeente bezoeken, om er periodieke redevoeringen te houden. In elke streek, waar de landbouw overheerscht, organiseerde men knooppunten van actie, welke regelmatig militanten uitzenden over de omgeving, om brochures te verspreiden, affiches aan te plakken, strooibiljetten rond te deelen in een onbeperkt aantal, vergaderingen te beleggen, de gemoederen warm te maken en warm te houden voor een ideaal, dat twee jaar geleden nog onbekend was.
Onder hunne vaan vereenigen de Agrariërs zoowel het groot- als het klein-grondbezit. Zij moeten dus leden tellen, die de enorme kosten van een veldtocht, welke later pas interesten zal afwerpen, crediteeren met baar geld. Zijn zij daarom conservatief, of minder democratisch, dan voor een land als Frankrijk voegt? Geenszins. Zij voeren geen enkele campagne tégen iets, zij voeren slechts campagnes vóór iets. Zij trachten in wezen liberaal te zijn en roepen zoowel katholieken als vrijdenkers, zoowel boeren van links als van rechts op, tot aansluiting bij hunne gelederen. Het eenige vereischte is, dat het boeren zijn. Zij kennen maar één tegenstander: de demagogie. Het is waar, dat zij dezen vijand overal zullen ontmoeten, waar zij hun enthousiaste schreden zullen richten, want demagogie werd bijna synoniem met republiek. Het is ook waar, dat deze honderdkoppige draak nog juist op het nippertje zou kunnen sneuvelen.
In de proclamaties der Agrariërs vinden wij de volgende leuzen en wachtwoorden: ‘Al wie den landbouw niet beschouwt als de bron van nationalen voorspoed, begaat een misdrijf tegen zijn vaderland.’ - ‘Over-productie in de industrie, dat is oorlog, overproductie van de akkers, dat is welvaart en vrede.’ - ‘Een gelijk salaris voor iedereen, dat is een premie op leeglooperij, dat is gelijkheid in de middelmatigheid.’ - ‘Duurzame maatschappelijke vooruitgang wordt nimmer bereikt door gewelddadige revoluties, die steeds gevolgd worden door pijnlijke reacties’.
Deze bedoelingen en dit programma, zoo theoretisch en vaag ze nog zijn, schijnen ons uitstekend en aannemelijk, voor burgers niet minder dan voor buitenlui. De vraag is nu, of de boeren luisteren naar de agrarische lokstem en wat de eventueele resultaten kunnen zijn op de verkiezingen, welke zullen plaats vinden in 1932, want heel deze agitatie wordt begrijpelijkerwijze slechts ontketend met het oog op de stembus.
Wat de eersten betreft - de boeren - overtreffen de successen der agrariërs de stoutste verwachtingen, en weldra zal men geen Fransch departement kunnen noemen, waar zij op belangrijke meetings niet verwelkomd werden als bevrijders. Te Parijs zelf verzamelden zij bij hun recente congres in de zaal Bullier, tienduizend hoorders. Voor een partij, die nauwlijks haar tweede jaar voltooide, lijkt dat op z'n zachtst gezegd, hoopvol. Tot de symptomen, welke aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten, behoort de houding van de respectabele Société des Agriculteurs tegenover haar jongen en rumoerigen concurrent. Na angstvallig gewikt en gewogen te hebben, wat haar te doen stond, besloot dit machtige maar diplomatische lichaam tot een welwillende onzijdigheid. Dit wil zeggen, dat de aristocraten der Rue d'Athènes bij de eerste gunstige uitslagen der tusschenverkiezingen met vlag en wimpel zullen overloopen naar het kamp van Agricola en Casanova in de Rue d'Assas.
Wat het tweede betreft - de resultaten der stembus - staat er in de statuten der Agrariërs een bepaling, welke zoodanige verrassingen kan te weeg brengen bij de verkiezingen, dat nu reeds iedereen zich ongerust begint te maken. Het is den candidaten der Agrariërs n.l. onder géén enkele omstandigheid geoorloofd, zich bij herstemmingen terug te trekken ten voordeele van den candidaat eener andere lijst. Een candidatuur der Agrariërs is dus niet verhandelbaar tegen vooze beloften, welke nooit gehouden worden, tegen bedriegelijke concessies, welke den geest der kiezers noodeloos vertroebelen, tegen marchandages en kuiperijen, welke onder parlementsleden schering en inslag zijn. Een Agrariër wil in ieder opzicht een Agrariër blijven. Geen bondgenootschappen! Geen dubbelzinnigheden. Geen aanlengingen, geen mengsels, geen surrogaten! Men ziet hoe volslagen de secretaris-generaal Casanova aan alle geknoei den rug toedraaide.
Een nieuwe partij, welke zulken maatregel durft nemen, voelt zich niet alleen sterk voor de worsteling, zij toont ook een realistischen kijk op de psychologie van den Franschen kiezer. Het eenige middel, waarmee men een zeer wankel geloof in het parlementarisme en in het algemeen stemrecht nog zal kunnen schragen, is de belofte, dat men zonder gekonkel zal optreden voor de beginselen, waarmee men hem lijmde. Als het zoo doorgaat, zullen over twee jaar de tien millioen boeren gedresseerd zijn. Maar dan moeten de mannen komen en mèt de mannen de daden.
[verschenen: 18 juli 1930]