Anticipaties
[zonder datum, ca. 10 april 1930]
De Socialistische Partij heeft voor haar propaganda een serie gramofoon-platen laten maken en in omloop gebracht. Ik geloof niet, dat het idee om de spreekmachine te gebruiken voor politieke doeleinden, nieuw is. Uit ‘De Veroveraars’ van André Malraux herinner ik mij een passage, waarin verhaald wordt, hoe de Cantonneesche bolsjewisten valsche verhooren van vervalschte Engelsche officieren op de gramofoon zetten en deze verklaringen, welke de Britten in een zoo hatelijk mogelijk daglicht stellen, tijdens hun meetings doen afdraaien. Daar het heele bolsjewisme vanaf zijn aanvang op leugens en dubbelzinnigheden berust, schijnt mij deze scène zeer aannemelijk. Van alle regelmatige, behoorlijk geaccrediteerde, wettige partijen echter, is de Sociaal-Democratie de eerste, die de gramofoon benuttigt als een lokvink, welke haar mooiste solo's fluit, om de andere vogels in het net te helpen.
Wij gaan reeds naar de verkiezingen van 1932 en de vraag is, of de overige partijen het voorbeeld der socialisten zullen navolgen. Door de recente verbeteringen der mechaniek, geniet de fonograaf een prestige, dat nog elken dag klimt, en ik ken ontwikkelde, fijngevoelige lieden, die zich 's morgens niet meer zouden kunnen scheren, zonder een melodie uit het mahoniehouten kastje, welke hun dient om de nachtschaduwen te verdrijven en op dreef te komen.
Tusschen een lied van Schubert en een politieke vermaning, bestaat een aanmerkelijk verschil, doch de gramofoon is zoo algemeen verbreid en geapprecieerd, dat enkel het feit, dat een partij haar aanwendt als omroeper, de anderen dwingen zal om deze noviteit te adopteeren.
Wij zullen dus in de straten, waar Paramount op 't oogenblik rondrijdt met een kolossale Pacific-locomotief, voorzien van enorme scheepshoorns, weldra, in plaats van, of voorloopig naast de aanplakborden, de loudspeaker geïnstalleerd zien, verbonden aan een gramofoon van het nieuwste model. De sandwichmannen, die 's avonds al electrische batterijen op de versleten en vermoeide schouders torsen voor hun wandelende lichtreclame, zullen in de naaste toekomst ook een gramofoon dragen en een ‘set’ van platen. De hageprediker der middeleeuwen zal uit het verleden herrijzen, want hoe harder wij voorwaarts gaan, hoe dichter wij naar het punt van uitgang terugkeeren.
Dit zal niet enkel de helsche cacophonie van het groot-stadslawaai vermeerderen voor het reeds overmachtig geteisterde trommelvlies. Dit opent niet alleen de prachtigste verschieten voor de fabrikanten van gramofoon-platen, wier muzikaal répertoire niet onuitputtelijk is. Het beduidt meteen een der belangrijkste stappen naar een wellicht zeer nabij tijdperk, waarin het gedrukte of geschreven element uit de menschelijke omgangsvormen zal verdwenen zijn. En ook deze progressie zal evenzeer een etappe achterwaarts als voorwaarts kunnen heeten. Er zal een dag aanbreken, dat men de kinderen niet meer zal leeren schrijven, wijl schrijfmachines de hand-pen zullen vervangen tot op de scholen. Er zal een dag aanbreken, dat men de schrijfmachines gaat afschaffen, wijl het orale en visueele verkeer zoo geperfectionneerd zal zijn, dat het absoluut nutteloos wordt, om nog iets te noteeren op papier of in schrift. De geciviliseerde der een en twintigste eeuw zal evenmin kunnen schrijven als de holbewoner van Cromagnon, en de beroemde staatsman zal de zeldzame acten, welke men dan nog opmaakt, parafeeren met een kruis, gelijk Karel de Groote, of gelijk de hedendaagsche analphabeet. Zoo waar is het que les extrêmes se touchent. Het letterschrift, of de letterdruk, zal nog enkel beoefend worden door excentrieken en achterlijken. Of door een paar profetische geesten, die zullen waarnemen, hoe die gansche beschaving niet eens meer aan een draad hangt, en dat het geringste accident haar vanaf de uiterste kronkeling der spiraal, tot waar zij steeg, kan doen neerstorten in het ijle, in het niet, in het moment, dat de letter opnieuw ontdekt moet worden.
Is dit fantasie? Neen. Het zijn gevolgtrekkingen, welke zich opdringen. De draadlooze telefonie bevindt zich pas in haar aanvangsstadium en men voorziet gemakkelijk de periode, dat alle telefoon- en telegraaf-palen van den aardbodem zullen verdwijnen. Het zal precies zijn alsof wij nooit getelegrafeerd of getelefoneerd hadden langs lijnen. De uren der stoommachine zijn geteld en wellicht ook de uren van den explosiemotor. Onze kindskinderen zullen ze waarschijnlijk niet meer zien. Een beetje geduld, en het zal zijn, alsof het menschdom deze werktuigen nooit uitgevonden en nooit gekend heeft. Onze procédé's van electriciteitswinning, van electriciteits-overbrenging, zijn uiterst primitief en langzaam, vergeleken bij de methoden, welke de natuur nog verbergt, doch die eenmaal gevonden zullen worden. Ook de dynamo's, de kabels, de geleidingsdraden, zijn bestemd om te verdwijnen en het zal zijn, alsof ze nimmer bestaan hebben. De automobiel, de vrachtauto, het vliegtuig, doen den treinen een concurrentie aan, bij welke men zich reeds ernstig afvraagt, hoe lang de spoorwegmaatschappijen haar nog zullen kunnen volhouden.
Er rijden al verscheidenen auto-vrachtdiensten van Parijs op Marseille, op Bordeaux, op Le Havre, die veel goedkooper, veel sneller, veel betrouwbaarder, en veel minder omslachtig vervoeren, dan de treinen. Het is slechts een kwestie van wegen of dit verkeersmiddel zich zal generaliseeren, om den genadeslag toe te brengen aan de wagons, locomotieven, rails, stations, overwegen, seinhuisjes, wisselwachters, etc., die veel te duur en te gecompliceerd zijn om nog te rendeeren.
Het schijnt dus niet vermetel om te denken, dat wij een tijd tegemoet gaan, waarin de laatste locomotief in een oudheidkundig museum zal prijken naast de eerste locomotief, tot de oxydatie der metalen haar ondergang voltooit. Men zal moeite hebben om te begrijpen, hoe deze gevaarten konden werken, zij zullen voortleven als een herinnering uit een vaag verleden van cyclopen; de aarde zal er uitzien, alsof zij nooit doorkerfd was met rails en dwarsleggers, en wanneer men in de toekomst half verroeste spoorstaven opgraaft, zal men de wonderlijkste veronderstellingen opperen, om deze overblijfselen van menschelijk vernuft en arbeid te verklaren. Allerwegen reeds doekt men de trams op. Geen enkel privilege zal de treinen kunnen bewaren voor hetzelfde lot. Nog een tiental jaren en alle werken met een reusachtig deficit. En wat deze toekomst-visie, welke zich zonder den minsten twijfel gaat verwezenlijken, kruidt met een zeer bijzondere saveur, is de omstandigheid, dat de recettes van het Plan-Young, dat theoretisch duren moet tot het einde der eeuw, voor het aanzienlijkst deel juist gegarandeerd zijn door de Duitsche spoorwegen. Wanneer zich in Duitschland dezelfde evolutie voltrekt, welke zich voor de Fransche spoorwegen onbedriegelijk aankondigt, dan kan men met passelijk sarcasme het gezegde uit de oude doos halen van: gouverneur c'est prévoir.
En geven wij ons slechts eenigermate rekenschap van de onbegrensde ontwikkeling, tot welke volgens zeer gemotiveerde vermoedens de gramofoon en de radio-mechaniek zijn voorbeschikt? Ik treed een dier gigantische bazaars binnen, waar men alles verkoopt wat nijverheid en intellect produceeren, en waar men met x-stralen controleert, of de schoenen te nauw zitten. Een plakkaat trekt mijn aandacht. Voor een paar francs kan men oogenblikkelijk zijn stem laten registreeren en de plaat onder den arm mee naar huis nemen. Dit is amusement voor groote menschen en kinderen. Maar hoe lang zal het amusement blijven? Waarom zou men voor den notaris geen contracten maken op de gramofoon-plaat? Bestellingen doen per gramofoon? Tooneelstukken opvoeren per gramofoon, gelijk men reeds orchest-uitvoeringen geeft? Boeken verspreiden in den vorm van eboniet-platen? De schrijvers en dichters begonnen reeds. Naast de antieke, vermaarde en binnenkort misschien oud-modische, van een vergane beschaving getuigende ‘bibliotheken’, richt men zeer moderne, druk beklante ‘discotheken’ op, waar men verzen en proza koopt, gegrift in een glimmenden, zwarten of bruinen discus. ‘Ceci tuera cela’, zei Victor Hugo, van de boekdrukkunst tegenover de middeleeuwen, gesymboliseerd in de Kathedraal. Het is lang niet ondenkbaar, dat de gramofoon op zijn beurt en op zijn manier, de rotatie-pers ombrengt. Waarom zou men inderdaad nog schrijven, drukken en lezen, waar het levende, gesproken woord een veel onmiddellijker en massa's tijd besparend contact bewerkstelligt? Ik zie onze geheele civilisatie, onze wijsheid en kunst reeds gecondenseerd in ontelbare platen, gelijk de kennis en het weten der Babyloniërs gecondenseerd was in millioenen gebakken tichels.
Zou de fonograaf op eigen krachten voor zulk een veel omvattende en ingrijpende hervorming onzer gebruiken wellicht niet toereikend blijken, zijn bondgenootschap met de radio veroorlooft de gewaagdste veronderstellingen. Als reeds de fonograaf voor een belangrijk deel de drukpers kan uitschakelen, wat zal er overblijven van de duizenden geïllustreerde bladen en periodieken, wanneer men straks slechts een knop behoeft te verdraaien, om een bioscoop, die een spiegel zal zijn van de gansche wereld, te zien functioneeren langs de wanden der huiskamer? Als journalist huiver ik er voor, om het te schrijven, maar wat zal er overblijven van de kranten... Doe niet als Thiers, de befaamde staatsman, geschiedschrijver en eerste president der Fransche Republiek, die voorspelde, dat de treinen nimmer sneller zouden rijden dan vijf kilometer per uur en dat er zelfs kans bestond, om ze heelemaal te zien stokken, wijl de wielen zouden glibberen op de rails. Zeg niet, dat het onmogelijk is. Men kon reeds draadloos stilstaande beelden overseinen, dank zij de spitsvondigheid van Belin en andere geleerden. Een toestel te verzinnen, dat, steeds draadloos, bewegende beelden zou overbrengen, moest maar een schrede kosten, een bezwaarlijke schrede zooals gebleken is, doch slechts een schrede.
Welnu. Ik weet niet nauwkeurig, hoe ver men op dit gebied vorderde in Amerika of elders; wat Frankrijk echter betreft, is de stap gebeurd. In het Conservatorium voor Kunsten en Ambachten (des Arts et des Métiers) heeft zekere heer Vin, van wien men in 't publiek nog niet hoorde spreken, ten overstaan van verschillende geleerden het probleem opgelost. Met een apparaat, nog te geheim en te ingewikkeld, om er een beschrijving van te geven, bracht hij draadloos een film over, een simpele film weliswaar, doch die duidelijk het beeld en de bewegingen eener persoon voorstelde. Een laboratorium-experiment? Zeker. Maar hoeveel beloften bevat het en hoeveel mogelijkheden: Onze grootvaders vertellen nog, hoe zij voor 't eerst van hun leven telefoneerden. Hoe zij een schok kregen bij het hooren eener welbekende, verwijderde stem, den aangesprokene als 't ware zagen en bij 't afbreken onwillekeurig hun hoed afzetten voor het toestel, want onze grootvaders waren beleefde menschen. En zie, hoe ook hier de uitersten elkaar raken: als die wellevendheid over tien jaren nog heerscht, zullen wij opnieuw een groet brengen voor de telefoon, waarmee wij draadloos spraken, met dit verschil, dat de opgebelde ons gebaar zal aanschouwen en dat wij hem een zichtbare hand kunnen reiken over duizenden kilometers. Over tien jaar zult gij ook Parijs inschakelen en het vertier gadeslaan op de Place de l'Opéra, een Kamer-zitting in het Palais-Bourbon, een première in de Comédie Française, een wedren te Longchamps. Gij zult ze niet alleen zien, maar gij zult bovendien hooren, alsof gij aanwezig waart. En gij zult Parijsche Correspondenties, om daarmee te beginnen, zeer overbodig vinden, als de Bark van het Parijsche blazoen, welke sommige mystici als de Bark van Isis (Bar-Isis) geduid hebben, ten minste dan nog de wateren klieft.
[verschenen: 4 juni 1930]