Hersenschimmen
Parijs [zonder datum, ca. 5 april 1930]
Het zou niet goed zijn, wanneer wij van tijd tot tijd niet bezocht werden door hersenschimmen. Wat is een hersenschim? Van Dale zegt: ‘een droombeeld, een onberedeneerde gedachte, iets, dat alleen in de verbeelding bestaat of mogelijk is.’ De dictionnaire heeft natuurlijk gelijk. Maar volgens deze definitie behoorden een paard dat op hol slaat, en Da Vinci, die wilde vliegen, tot dezelfde categorie. Want alle onberedeneerde gedachten zijn geen hersenschimmen. Het scheelt heel wat. Wij doen van den morgen tot den avond onberedeneerde daden, daden, voortkomend uit onberedeneerde gedachten, die niets hersenschimmigs hebben, zooals het rijgen van een schoen, het lepelen van soep, enz. Daarentegen zijn er een menigte zeer langdurig en zeer moeizaam beredeneerde gedachten, gelijk de steen der wijzen, het levenselixer, de kwadratuur van den cirkel, het perpetuum mobile, enz., welke ondanks alle beredeneering tot dusverre loutere hersenschimmen bleven. Wie zal uitmaken of ze enkel in de verbeelding bestaan?
Van Icarus af tot den eersten tweedekker bestond vliegen slechts in de verbeelding en was dus een hersenschim. Men droomde echter in den slaap, dat men zonder vlerken en zonder mechanische beweegkracht door den aether zweefde met de lichtheid en den golvenden cadans eener zeepbel. Kan men in 't algemeen en in 't bijzonder iets droomen of iets denken, dat volstrekt onmogelijk is? Kunnen onze hersens een meetbaar oogenblik afdwalen van de universeele orde? Zouden ze niet zóó zijn ingericht, dat er slechts één onmogelijkheid bestaat: de onmogelijkheid om iets onmogelijks te bedenken? Is er iets relatievers onder de menschen, dan de bepaling van het mogelijke? Wat een recruut niet mogelijk leek, was mogelijk voor een Napoleon. Pétain dacht in 1918, dat de geallieerden naar den bliksem waren. Foch zag de overwinning. De Lesseps werd veroordeeld, wijl hij zijn geldschieters onvervulbare beloften had voorgespiegeld omtrent zijn kanaal en de koenste verwachtingen van De Lesseps zijn verre overtroffen. Wat is dus een hersenschim? Niet wat de dictionnaire beweert. Doch eenvoudig een idee in zijn nog niet gematerialiseerden staat.
Zoo gaan wij reeds een geruime poos om met den Trans-Saharischen spoorweg. Zal hij er komen, of zal men terugdeinzen voor de bovenmenschelijke bezwaren? Tweeduizend kilometer rails door het mulle stof, dat zich weet binnen te dringen in hermetisch gesloten horloges, en de assen der machines zal slijpen als een amarilsteen. Een streek, waar men 's morgens kleumt van de kou en 's middags verschroeit als in een vuuroven. Geen water en bijgevolg geen leven. Wat gisteren een begaanbaar pad was, verdwijnt straks in een zand-orkaan. Geen proviand, geen werktuigen, geen materiaal, geen arbeidskrachten. Alles moet over honderden kilometers worden aangevoerd, gehuisvest, verzorgd, verpleegd, gevoed, in de kou of in de zengende hitte. Kosten: acht milliard van de tegenwoordige franken, wat acht honderd millioen guldens vormt, die veel solider zijn. Milliarden te laag geraamd, waarschuwen de verstandigsten. Zij zullen geput worden uit het budget, genomen van de ruggen der belastingbetalers. Opbrengsten? Nihil. Een spoorweg rendeert ternauwernood in Frankrijk, hoe wil hij rendeeren in de woestijn, waar hij dag en nacht veroverd zal moeten worden op den wind, die den grond onder de rails wegstuift of ze bederft? Auto's hebben de eindelooze dorre vlakten doorkruist en kortelings een gewone motorfiets van Peugeot, bestuurd door een waaghals op zijn eentje, die ook een hersenschim had. Zoo dat doenbaar is, wie praat dan nog van een ijzeren weg? Wel, de aandeelhouders van staal-fabrieken, hoog-ovens en alles wat erts verwerkt, insinueeren de tegenstanders. Het budget mag barsten, doch twee duizend kilometer rails vertegenwoordigen een zekere en welkome hausse van alle metaal-effecten. Is dit juist? Komt het heele to be or not to be van den Trans-Saharischen neer op een duel der koningen van den automobiel (en aanstonds van de petroleum) in het eene kamp, en de koningen van het ijzer in het andere? Worden de acht milliard alleen gemobiliseerd voor een kapitalistischen
boom? Wie zal het zeggen? En wat doet het er toe, mits de dubbeltjes rollen? Daar zijn meer productieve en minder geriskeerde ondernemingen op touw te zetten, wanneer men met het geld geen weg weet, opponeeren de voorzichtigen. Graaf een kanaal van Marseille naar Bordeaux en bevrijd de Fransche vloot van het juk van Gibraltar! Waarom niet allebei tegelijk?, antwoorden de enthousiasten. Het eene plan behoeft niet te gaan ten koste van het andere.
Hoe het beste besluit te nemen in dezen doolhof van strijdigheden, waar voor- en tegenstanders niet vrij zijn van moeilijk te controleeren en waakzaam verzwegen bijbedoelingen? Is de Trans-Saharische een ruïneuze dwaasheid van megalomanen? Is het een levensvatbaar denkbeeld, een bereikbaar doel? De woestijn was niet altijd de woestijn, is een der voornaamste argumenten zijner aanhangers. Waarom zouden wij de Sahara niet van aanschijn doen veranderen, zelfs al moeten er voorloopig schatten bij? Bestaat er een hoogere roeping voor den mensch dan de vruchtbaarheid, de bloemen en de gewassen, het graan, de olijf en de wijnrank te dragen tot in de oorden, die sinds eeuwen wachten op den zaaier? En dit is geen megalomanie meer, dit is idealisme. Men herkent er de ontginners aan van Europa, de ontginners van de wereld. Op een paar vlieg-uren afstand van de weligste landouwen mag een woestijn geen woestijn blijven. Dat zou nonsens zijn, een bankroet van den goeden wil, een blaam voor het constructieve wezen, dat blanke mensch heet, een uitdaging, een ongerijmdheid voor zijn positieve denken, dat zich verzet tegen deze mateloosheid van zand. Automobielen, dat is mooi, maar dat blijft steriel voor de aarde. Een spoorweg, dat is een vastigheid, een onverwoestbare realiteit, langs welken geplant en geïrrigeerd kan worden. Als de metaalkoningen speculeeren op dit idealisme, des te beter. Maar het is zóó elementair en zoo ingeworteld bij een natie, die naast de Romeinen en de Hollanders het meest gedaan heeft om de bewoonbaarheid der aarde te verbeteren, dat het zal triomfeeren. Gij zult zien dat de Trans-Saharische er komt en dat de magnaten van automobiel en petroleum er nog voordeel bij vinden.
Nog is dit geding niet definitief beslecht, of men lanceert een nieuwe hersenschim. Een ingenieur, genaamd Mahl, die steun kreeg in de pers van Coty, wil in de golf van St.-Malo een dijk bouwen van twee honderd vijf en twintig kilometers, verdeeld in zeven bassins, welke ieder etmaal den vloed zullen opvangen in reusachtige meren, om bij ebbe zijn verspilde krachten te transformeeren in wat men hier ‘blauwe steenkool’ noemt (‘Houille bleue’), de energie der stijgende en dalende zeeën, die dagelijks verloren gaat.
Tweehonderd vijf en twintig kilometer, dat is ongeveer de lengte der gezamenlijke Nederlandsche kusten, van Zeeuwsch-Vlaanderen tot Texel. De dam zou loopen van Paimpol langs de eilanden Chaussey naar de kaap de la Hague, het eiland Yersey met een bijna rechten driehoek afsluitend van het vasteland. De vloed, viermaal per dag, in dezen inham, waar de Oceaan de massa's zijner wateren schijnt te concentreeren, is bijna zonder weerga op de planeet, en acht en veertig hydro-electrische fabrieken, verdeeld over de lengte van den dijk, zouden door turbines de cataracten, welke bij laag tij uit de kunstmatige reservoirs wegvloeien, omzetten in electrischen stroom. Indien de berekeningen van Mahl betrouwbaar zijn, moet de opgewekte energie, naar gelang der kracht van het getij, varieeren tusschen de 400 en 1350 millioen kilowattuur per dag, of vier honderd milliard kilowatt-uur per jaar. De fabrieksprijs zou bedragen één centime per kilowatt, of één tiende cent. Tegen dezen prijs zouden de fabrieken per jaar bijna de helft opleveren der begrooting van den Trans-Saharischen.
Wanneer deze man gehoor vindt, wanneer de dosis utopie van zijn plan niet boven het gemiddelde reikt (dit zouden technici moeten onderzoeken), wanneer de koningen van steenkolen en petroleum, die in deze energie-winning een geduchten concurrent zouden aantreffen, den bouwmeester niet tijdig in de wielen rijden, dan hebben de cement-koningen een periode voor den boeg, waarvan zij nimmer durfden droomen, en het zou geraden zijn, om zich cement-effecten aan te schaffen. De voornaamste moeilijkheid zal schuilen in de verwerving der vijftien milliard. Doch al zijn we nog zoo ver niet, het is een weldadig genoegen te mogen constateeren dat er in ons werelddeel en in een natie, welke beide voor amechtig doorgaan, en soms ook doen alsof, persoonlijkheden leven, die den moed bezitten tot zulke grootsche concepties.
Deze hersenschimmen vertoeven nog op den zoom der werkelijkheid. Een ander, die de zijne verwezenlijkte, is de beeldhouwer Colotte. Totdat deze handwerksman uit Nancy verscheen en exposeerde in de Galerie Edgar Brandt, graveerde men het kristal en ieder technicus zou het voor krankzinnig gehouden hebben, om deze materie te willen beitelen als marmer. Colotte, graveur-décorateur, beeldhouwde het harde kristal, en de resultaten zijner kalme onverschrokkenheid zijn des te merkwaardiger, daar zij lange maanden eischten van neteligen, geduldigen arbeid, en absoluut uniek zijn van de oudste tijden af tot heden. Colotte kan er zich op beroemen, iets nieuws verricht te hebben onder de zon.
Het is onbeschrijfelijk welke een bovenaardsch, bovennatuurlijk, hemelsch licht het spel der harmonieuze vormen wekt in een aldus behandeld, op zichzelf reeds magisch materiaal, en welke feërieke glanzen kunnen worden getooverd, naar mate de vlakken transparant, mat, effen of korrelig zijn, uit een stof, waarin alle geheim van kleur en licht en regenboog is opgesloten. Het imposantste stuk der expositie is een Christus-kop in levensgrootte, gehouwen uit een blok kristal van twee honderd vijftig kilo. Als men dikwijls in kunstzaken het woord visioen misbruikt, ik geloof, dat de uitdrukking nooit gerechtvaardigder kan zijn, dan tegenover dit meesterwerk, want zóó, in een geheimzinnige, onuitsprekelijke, lichaam-looze klaarheid, moeten de heiligen den Christus aanschouwd hebben in hunne extazen. De schitterendste vormgeving in het schitterendste materiaal is hier vereenigd met de verhevenste expressie van het onderwerp. Alles werkt samen tot een sublimiteit, welke men nooit van deze wereld zou wanen, en zeker niet van deze eeuw. Ik stel mij voor, dat dit edele stuk voor het nageslacht eenmaal al de perfectie zal resumeeren, tot welke de mensen kon klimmen, en dat men een tijd waarin dit werk ontstaan kon, veel haastigs en onvolkomens vergeven zal.
[verschenen: 20 mei 1930]