Ieder voor zich
Parijs, 14 Maart [1930]
De lange duur der Londensche gedachtewisselingen gaf Henry de Jouvenel den tijd voor het samenstellen van een ‘zakwoordenboek, om de marine-conferentie te begrijpen’. Als men sommige der geestige definities, gepubliceerd door de ‘Revue des Vivants’, niet kan aanvaarden zonder voorbehoud, zij werpen een verblindend licht op den gemoedstoestand waarin de ontwikkelde Franschman de eindelooze deliberaties gevolgd heeft, en op de redenen, waarom uit de beraadslagingen niets nuttigs en niets goeds kon voortspruiten.
Ik doe lukraak een greep in het lexicon van den ontgoochelden senator, die een der steunpilaren was van het Fransche pacifisme en de Fransche ontwapening:
Pantserdekschip: Oorlogsbodem, bestemd, gelijk zijn naam aanduidt, om zich te dekken. Vreest de onderzeeërs in perioden van vijandelijkheden. Is daarentegen uiterst gevaarlijk voor hen in perioden van conferenties.
Kruiser: Ander soort van oorlogsbodem: speciaal geëigend voor de behoeften van navale conferenties welke over 't algemeen ten gevolge hebben de constructie ervan aan te wakkeren.
Ontwapening: Het eenige onderwerp, dat op de Londensche conferentie verboden is.
Gelijkheid (Egaliteit): in onbruik geraakt woord. Vervangen door pariteit, waarop ten minste niet iedereen recht heeft.
Eskader: Decoratief ensemble voor vloot-revues.
Europa: Toekomstige Federatie, waarvan het meerendeel der leden, om te beginnen, van de Londensche Conferentie is uitgesloten.
Vereenigde Staten: Groote natie, welke aan Europa niet vergeeft, dat het haar ontdekt heeft.
Fair-play: (Spreek uit op z'n Fransch: faire plaît!) Angel-Saksisch systeem, dat bestaat in alles te doen en alles te laten doen door de anderen, wat in den smaak valt van Engeland, (‘faire faire ce qui plaît à l'Angleterre!’)
Vloot: Vereeniging van meestal ongelijksoortige schepsels, veroordeeld tot een vroegtijdigen dood.
Vooruitgang: (Zie het volgend woord.)
Protocol: Middel tot oplossing van het probleem der beperking van de bewapening ter zee; middel, tot welks vinding de heer MacDonald in 1924 belangrijk bijdroeg en dat hij in 1930 totaal vergeten schijnt te hebben.
Pariteit: Nieuw begrip, bestemd om den vrede ter zee precies op dezelfde manier te verzekeren als het oude begrip van Europeesch evenwicht gedurende de laatste eeuwen den vrede te land verzekerd heeft. (En men weet met welke schitterende resultaten).
Quadratuur van den cirkel: Onderwerp voor de naaste conferentie.
Veiligheid: Soort van gevoel, dat de heer Tardieu niet schijnt te ondervinden in de nabijheid van den heer MacDonald.
Tonnage: Reken-methode, bestemd om de superioriteit der grooten te doen erkennen.
Tardieu: (Etymologie) Soort van Deus ex machina die te laat (trop tard) is opgetreden na de conferenties van Washington en van Genève.
Unanimiteit: De gebroken vaas.
Violette: Naam, gegeven op het Fransche Ministerie van Marine aan een schout-bij-nacht en een chef van den generalen staf ter zee om de Fransche vloot tot bescheidenheid aan te sporen. (Violette = viooltje!).
Logica: Zuiver-Fransche redeneer-methode. Behaalt niet het minste succes in Engeland.
Deze laatste definitie is nog de actueelste. Als de conferentie, op 't oogenblik, dat ik dit schrijf, in 't water ligt, met weinig kansen om weer vlot gemaakt te worden, dan heeft het fundamenteele gebrek aan logica, dat de Engelsche en Amerikaansche methoden van den aanvang af, van de bijeenroeping der onderhandelaars af, kenmerkte, het meest bijgedragen tot de negatieve resultaten dezer ontdekkingsreis naar de beloofde landen van den Vrede.
Het was in de hoogste mate onlogisch, onredelijk zelfs, om de Engelsch-Amerikaansche ontwapenings-plannen te doen afhangen van een voorafgaande Fransche ontwapening. Frankrijk bezit geen enkel modern linie-schip en geen enkel linie-schip staat nog op stapel. Gesteld, het ondenkbare geval, dat Frankrijk vóór 1940 zes bodems zou bouwen tusschen de 15.000 en 30.000 ton, en naar evenredigheid zou uitrusten, ook nog bij deze volkomen hersenschimmige hypothese zouden de Engelsche en Amerikaansche vlaggen, afzonderlijk of vereenigd, zonder moeite de zeeën beheerschen, d.w.z. een macht vertegenwoordigen, waartegen geen enkel Fransch admiraal, tenzij hij volslagen dol geworden is, vrijwillig en zonder absolute noodzaak zijn schepen zal wagen. De Fransche tonnen-maat bedraagt in 1930 681.808. De Engelsche tonnen-maat van 1930 bedraagt 1.296.369. De voorsprong is tè evident, om een vermindering van den zwakste als conditio sine qua non te stellen voor een reductie van den sterkste. Een dergelijk idee moge voor Angel-Saksers niets vreemds, niets buitensporigs hebben. Naar de begrippen van alle andere naties vertolkt het een aanmatiging, voor welke zij weinig lust voelen om te bukken, en nog minder lust om haar op eigen kosten aan te moedigen. Temeer, wijl het haar volstrekt onverschillig is, of Engeland en Amerika ontwapenen, of niet ontwapenen, want niemand denkt er aan om met hen te gaan oorlogen.
Als het punt van uitgang onlogisch is, ten overvloede leek het menigeen verdacht.
Aan den aard en de mogelijkheden eener vloot beantwoorden de aard en de mogelijkheden eener buitenlandsche politiek. Voor ieder nuchter mensch is het zonneklaar, dat Frankrijk, zelfs al zou Engeland 200.000 ton zijner vloot laten vallen, het niet in zijn hoofd zal halen, om b.v. een kolonie te gaan veroveren op Engeland of Amerika. Ten eerste is het veroveraarsvuur in het Fransche volk uitgebluscht. Ten tweede zou de overwinning uiterst twijfelachtig zijn. Ten derde heeft Frankrijk ruim genoeg aan wat het bezit. Ten vierde zal het tot geen prijs ter wereld wat het bezit op het spel zetten in een zeer dubieus avontuur.
De Franschman vraagt zich dus af: waarvoor zijn Engeland en Amerika eigenlijk bang? En hoe hij ook piekert, hij vindt geen antwoord om de eenvoudige reden, dat er op deze vraag geen antwoord bestaat. Maar als Engeland en Amerika niet bang behoeven te zijn (het is een gansch andere zaak om een dreadnought te lijf te gaan, dan wel trachten te verhinderen, dat hij u te lijf gaat), als zij om vier doorslaande, onweerlegbare redenen niets te duchten hebben van Frankrijk, wat drijft hun dan om absurde, onaannemelijke, egoïstische wenschen te formuleeren? Voorzien zij het geval, dat zij op een kwaden dag zelf van leer zullen trekken en willen zij zich de beste gevechtsvoorwaarden van te vooren reserveeren?
Dat zou niet dom zijn van de Engelschen en Amerikanen en er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat een volk zich genoopt acht tot onvriendschappelijke daden. Een voorwendsel is gauw gevonden, wanneer men Britsch-Indië verliest, of wanneer de productie dwingt om afzetgebieden. Wanneer Engeland en Amerika reeds vrees veinzen, hoeveel meer aanleiding hebben de Franschen tot beduchtheid, die ter zee in een staat van verpletterende minderheid verkeeren!
Er is niets, wat zulke argwanende vermoedens bevestigt, maar er is ook niets dat de gedachte aan zulke eventualiteiten verbiedt of niet toelaat. Wanneer de Engelschen den toestand zoo buitengewoon rooskleurig inzien, dat zij een noemenswaardige Fransche vloot overbodig achten, waarom ontruimen zij zelf dan Gibraltar niet, en Malta, en het Suez-kanaal en Singapore? Wanneer de Engelschen den toestand daarentegen niet zoo rooskleurig inzien, waarom verzoeken zij den Franschen om zich op genade of ongenade over te leveren? - want daarmee staat gelijk de beperking der Fransche vloot, waarmee de Britsche en Amerikaansche staven zich zouden vergenoegen.
Waren de tegenstanders loyaal en rondborstig geweest, zij zouden alles vermeden hebben, om zich op dit netelige chapiter aan den tand te laten voelen, indien ik mij aldus duidelijk, hoewel slordig mag uitdrukken. Zij zouden het initiatief genomen hebben tot wat Frankrijk zich genoodzaakt zag te vragen. Naast een gebrek aan logica, heerschte op de Londensche Conferentie een tekort aan oprechtheid, dat elke waarlijke toenadering verhinderde. Wat is hiervan de oorzaak? Hebben de Engelschen en Amerikanen - en de Italianen - geen buitenlandsche politiek? Of hebben zij een buitenlandsche politiek, waarmee zij niet in het daglicht durven treden? Van tweeën één.
Wat er ook van zij, de Franschen deden wat hun als onafhankelijke natie te doen stond, alvorens zich tot het genoegen van anderen te ontmantelen. Hun onaanvechtbare thesis was geweest: Wij verlangen het minimum eener vloot, welke wij in de gegeven politieke situatie onmisbaar achten; niet méér. Hun thesis, sterk als een goed geweten, werd: Garandeer ons in een helder, nauwkeurig gestipuleerd verdrag onze veiligheid en onze bezittingen, en wij stemmen toe tot elke reductie, welke gij vragen wilt.
Mij schijnt dit blinde vertrouwen op verdragen pure waanzin, doch wat kon den Amerikaan en den Engelschman, zoo zij bezield zijn met zuivere bedoelingen, gemakkelijker vallen dan te antwoorden: Uitstekend! Wij sluiten een garantie-verdrag en gij schaft drie kwart uwer vloot af? Zulk een verdrag kan over tien jaar altijd opgezegd worden! Zulk een verdrag bindt voor zoover men zich gelieft te laten binden. Exempel: de mogendheid, die, toen Polen in de knel zat, spitsvondig argumenteerde: Aan mijn beloften om Polen te helpen met een expeditie-corps kan ik mij niet onttrekken, doch ik ben niet verplicht om troepenzendingen voor Polen te laten passeeren over mijn grondgebied!
Helaas! Noch de Amerikanen, noch de Engelschen toonden neiging om het infinitesimale risico van zulk een verdrag op hun schouders te laden. En in plaats van argeloos te antwoorden, gelijk zij konden: Hebben wij niet het Kellogg-Pact? Hebben wij niet het Volkenbonds-Verdrag? repliceeren zij in een onverholen bui van slecht humeur: laat ieder voor zijn eigen zaken instaan! Laat ieder voor zich zelven zorgen! Wat bijna den akeligen klank heeft van: Ben ik mijns broeders hoeder?
Van één kant moet men den Amerikanen en den Engelschen erkentelijk zijn voor hunne late openhartigheid. Zij rijt elk waas, dat de werkelijkheid verborg aan flarden, en de halsstarrigste droomer is genoodzaakt de verhoudingen te zien, zooals ze zijn: hard, stug, koud, egocentrisch. Zonder het geringste uitzicht op wederkeerige offervaardigheid. Zonder eenige bevlieging, zonder eenig enthousiasme voor een idee, voor een ideaal, al ware dit idee en dit ideaal ook de Ontwapening, de Vrede.
Nogmaals staat Frankrijk alleen in zijn streven naar een vrijere toekomst, en nogmaals ziet het zijn aspiraties verdraaid, verwrongen, vervalscht, met een onberedeneerdheid, welke grenst aan verstandsverbijstering. Heeft de ‘Daily News’ niet den durf gehad, om te vragen of Frankrijk voornemens is ‘het nieuwe Pruisen’ te worden van Europa? Met de respectievelijke Engelsche en Fransche tonnenmaat voor oogen, overschrijdt zulk een vraag alles, wat onder normale lieden geoorloofd mag heeten.
Maar als de Engelsch-Amerikaansche weigering een welkom tegengif is geweest voor de autosuggesties van illuministen, welke perspectieven opent zij! Dat een pacifist als Henry de Jouvenel voor de resultaten en de methoden der Londensche Conferentie sceptisch en sarcastisch wordt, kan getuigen van den ernst der teleurstellingen, welke men ondervond aan de oevers van de Theems: Niets is bereikt. Alles moet worden overbegonnen. De geheele organisatie van het vredeswerk ging bankroet. Het werd elke natie klaar, dat zij slechts vertrouwen kan op zich zelf, dit wil zeggen, op haar eigen kracht.
[verschenen: 2 mei 1930]