Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdOm zich aan anderen te spiegelenParijs, 17 December 1929Onder de conferenties, welke voor Januari op de lijst staan, zal die der economisten waarschijnlijk het minste lawaai maken. De economisten zijn kalme lieden, een wetenschap beoefenend welke van louter concreetheid abstract werd, hoog zetelend boven het niveau der ordinaire menschheid, in regionen waar fantasie en werkelijkheid beiden door cijfers worden uitgedrukt en dus op elkander lijken als tweelingen. In hun verheven positie hebben de economisten niet de minste reden om de stem te verheffen. Behalve dat het volmaakt nutteloos zou zijn, daar wij ze niet hooren zouden, noch begrijpen, denken zij er niet aan. Zij leven in een soort van geestelijke sfeer, waar men zich zeer weinig bekommert over het contact met den grond; en door van den morgen tot den avond de meest platvloersche materie om te zetten in rekenkundige rebussen, verloor deze materie in hun oogen alle physieke zintuigelijkheid. De economisten weten trouwens dat zij door bijzondere genaden, verbonden aan hun beroep, ongenaakbaar zijn. Als de zaken, dank zij hun theorieën, goed gaan vergeet men hen te bedanken. Als de zaken verkeerd loopen, dank zij hun vergissingen, vergeet men hen op te knoopen. Dit gebeurde enkel in de middeleeuwen, een tijd die gelukkig voorbij is. Nu moge een hongersnood komen over een onmetelijk land, een staats-bankroet over een rijk, een verstikkende malaise over de wereld, deze rampen mogen millioenen slachtoffers maken, millioenen drama's verwekken, niemand denkt aan de economisten, die er schuld aan hebben. De economisten zelf denken er het minst aan. Daar zijn in de geschiedenis talrijke voorbeelden van generaals, die na een nederlaag de hand sloegen aan zich zelf. Hoorde men ooit iets dergelijks van een economist, die duizenden tot armoede bracht omdat zijn sommen niet opgingen? Er is in Engeland een staathuishoudkundige, wiens stellingen een jaar of zes geleden door het heele vasteland werden ontvangen en aangegaapt als de geopenbaarde waarheid. De eene na de andere dier stellingen ging failliet. De naam van het orakel werd vergeten, maar het marasme dat hij veroorzaakte bleef tot den huidigen stond. Ik ben overtuigd dat de man er niet slechter om slaapt. Terwijl men zich opwindt over de onderzeeërs die nooit afgeschaft zullen worden, evenmin als de kruiwagen, terwijl men warm loopt over het Plan Young en de Duitsche bons (wie zal ze durven koopen na het waarschuwend manifest van Dr. Schacht?) zal de conferentie der economisten dus beraadslagen in diepste stilte. Deze stilte heeft niets kunstmatigs en is er des te merkwaardiger om. Men ageert niet in het donker en niet eens achter den rug. Ieder kan weten dat het economisch comité van den Volkenbond onder voorzitterschap van Von Trendelenburg, Duitsch specialist, en van de officieelste en van de gerenommeerdste, besprekingen begonnen was aangaande een ontwerp, dat tot uitgangspunt moest dienen van een te sluiten douane bestand. Ieder kan weten dat op 13 September - een Vrijdag - Frankrijk zijn adhaesie betuigd had met het plan, bij monde van Loucheur, Fransch specialist, een van de gevaarlijkste en van de beruchtste. Doch niemand weet het. En wanneer iemand het al weet, men is zóó gewoon andere landen hun tarieven te zien verhoogen dat men een bestand automatisch beschouwt als een uitkomst, welke met open armen verwelkomd hoort te worden. Ieder weet dat de conferentie eind Januari vergaderen gaat. Maar niemand weet dat op een goeden dag, wanneer het douane-bestand er komt, de boer riskeert zijn beetwortelen te moeten laten rotten in plaats van er suiker van te maken. Niemand weet dat het douane-bestand handel en industrie blootstelt aan tallooze andere accidenten. Niemand weet dat een douane-bestand regeering en parlement tot machteloosheid kan dwingen in geval van crisis in een of anderen tak van nijverheid. Is Loucheur beter op de hoogte dan de boer die de beetwortelen verbouwt? Men zou er met plezier aan twijfelen. Als hij op de hoogte is, bestaan er geen nette termen om zijn ‘economie’ te kwalificeeren. Ik vermoed daarom liever dat hij in de wolken vertoeft. Met het douane-bestand bevinden wij ons in het hartje der internationale coöperatie à tout prix, welke zich op zekeren datum van het Fransche gouvernement meester maakte, en die het uit enthousiasme voor het idee tot de uiterste consequentie schijnt door te willen voeren. Internationale coöperatie, dat is het welvaren van Duitschland, opdat het betalen kan; dat is de bedenkelijke status quo van Engeland, opdat het geen lust krijge sommige rekeningen te herzien; dat is de onderdanigheid tegenover Amerika, het vindingrijkst van allen in kleine en dure plagerijen op de douanekantoren; dat is de permanente vrees om zich een mes op de keel gezet te zien. Er is ter wereld geen ruïneuzer idee dan internationale coöperatie op een basis van inschikkelijkheid. Terwijl men zich zelf plaatst in de mentaliteit van toegeven, noodigt men anderen uit tot de houding van vrager of eischer. Het tweede is een onvermijdelijk gevolg van het eerste. In zaken zoowel als in politiek zal idealisme altijd synoniem blijken met bêtise en nooit zullen handiger rakkers te kort komen om van uw idealisme profijt te trekken. Dit moet zelfs een der voornaamste redenen zijn waarom de internationale coöperatie allerwegen met zooveel geestdrift begroet wordt. Dit zijn geen paradoxen, dit zijn nuchtere opmerkingen. Bezield door de edelste der internationale coöperaties, sloot Frankrijk een serie handelsverdragen, welke de bemoedigendste vruchten beginnen af te werpen: voor dit jaar een deficit in de balans dat naar de tien milliard gaat, tien milliard die vroeger in het land bleven en kunnen blijven. Het volgend jaar zal even erg zijn, of nog erger, want tegen de bierkaai vecht men steeds zonder succes. Op geen enkel terrein brengt Frankrijk een nationale politiek in toepassing; waarom zou het een nationale politiek uitoefenen in handel en industrie? Zijn handel en industrie niet bij uitstek internationaal? Als mechaniek beschouwd eener algemeen-menschelijke bezigheid, ja, antwoordt het gezond verstand, maar beschouwd als resultante dier mechaniek, néén. Het is prachtig in theorie dat Italiaansche wevers hun katoen rechtstreeks trachten te verkoopen in Bombay, doch in de practijk is het in de hoogste mate onaangenaam voor de spinnerijen van Manchester, zoowel voor de patroons als voor de werklieden. Het handels-internationalisme, ondanks alle geleerde theorieën van economische interdependentie en dergelijke fraaiigheden, verandert overal in nationalisme, zoodra de dividenden der aandeelhouders reden geven tot ongerustheid. En waar de aandeelen verzwakken sleept de eene industrie de andere mee. Wanneer de katoen niet floreert in Lancashire kan de steenkool niet floreeren in Yorkshire. Dit geldt voor werelddeelen, voor landen, voor provincies, voor steden, voor dorpen, dit geldt tot in de straten en straatjes van een dorp. Er bestaat solidariteit tusschen de volkeren zoolang en waar zij elkaar noodig hebben. Niemand zal dit loochenen, maar ook niemand kan loochenen dat deze solidariteit van zeer voorwaardelijken aard is. Als het blocus aan het eene uiterste ligt der solidariteit, aan 't andere ligt de import, waarvan de binnenlandsche markt zich de contrôle en regeling ziet ontsnappen. Beide uitersten raken elkaar in hun effecten; beiden zijn moordend, zoowel het te weinig als het te veel. En trof men in het ruilverkeer reeds één maatregel, welke altijd en overal den gulden middenweg garandeert? Verre vandaar. Men houdt mooie bespiegelingen en probeert elkaar dood te concurreeren. Internationale coöperatie op gebied van handel en industrie is een leuze voor machtigen, voor slimmen en voor hersenschimmigen. Alleen de hersenschimmigen nemen haar au sérieux en gelijk van oudsher zijn de hersenschimmigen Fransche proefkonijnen. Niet de handelslui en niet de fabrikanten, groote goden neen, doch de politici. Politici zonder cultuur, zonder ervaring, zonder kennis, zonder inzicht, maar met een matelooze pretentie en met een onbegrensde betweterigheid. Ik zou er haast bij willen voegen: zonder brein. Want het ontbreekt hen niet aan adviezen die pogen te verhinderen, dat zij zich zelf en iedereen ruïneeren. Zij halen laatdunkend de schouders op. Zeventien duizend dokters hebben geprotesteerd tegen de afgeraffelde wet op de sociale assuranties: wat weten dokters van assuranties? De chefs van handel en industrie protesteerden tegen de door niet-vaklui beklonken handelsverdragen: wat weet een handelaar van handel? Klaagt een handelaar niet immer steen en been? Heeft hij ooit genoeg van het goede? Vandaag schrijft de president der Federatie van Mechanische Industrieën: ‘In de eerste plaats moeten wij onze tarief-vrijheid behouden. Is het moment goed gekozen om een stabilisatie der douanetarieven te bewerkstelligen volgens de plannen, welke op 't oogenblik gediscuteerd worden? Kan men onder de actueele omstandigheden het compromis als voldoende beschouwen, dat met moeite onze productie beschermt? Kan men à plus forte raison op den vooravond van de invoering der sociale assuranties, die den economischen toestand des lands op de ernstigste wijze zullen storen, voor verscheidene jaren afzien van een wijziging der douanetarieven, welke wijziging in een naaste toekomst beslist noodzakelijk zal worden?’ De vraag is het antwoord. Men kan niet, het lijkt buitengewoon onvoorzichtig om het te willen kunnen, maar dat is geen bezwaar om het te doen. Men heeft heel het Fransche bloed ingezet voor een idee (dat tegenwoordig dezelfde politici belachelijk toeschijnt), men kan ook heel het Fransche goed inzetten voor een idee. Als de internationale oorlog offers eischte, waarom zou de internationale coöperatie geen offers eischen? Is Frankrijk, volgens een beroemd socialistisch woord, niet de Christus der naties, bestemd om gekruisigd en herkruisigd te worden voor het algemeen heil? Die socialistische woordvoerder bleef buiten schot en de propagandisten der douane-stabilisatie zullen eveneens buiten schot blijven, wijl men foutieve economisten niet meer ophangt. Maar de burgers, die het gelag betalen, de kastanjes uit het vuur halen, en uitgeknepen worden als citroenen? De burgers! Wie maalt in een modernen staat om de burgers? Zijn ze er niet juist voor den Staat? De president van de Federatie der Mechanische Industrieën had een dubbele reden om te vragen of het moment voor stabilisatie der douanetarieven gunstig is, wijl Frankrijk op de tabellen van de protectiecijfers der verschillende landen den dertienden rang inneemt, wijl de Fransche handelspolitiek immer de meest liberale was der groote mogendheden. De douane-muur is het hoogst in Spanje. Dan volgen de Vereenigde Staten. Vervolgens Engeland, dat weliswaar geen tarieven heeft, doch zijn essentieele industrieën beschermt met rechten welke tot 33½ pCt. stijgen. Daarna Argentinië, Polen, Joegoslavië, Tsjeko-slovakije, Australië, Italië, Duitschland, Canada, Engelsch-Indië. Op de globale indexlijst staat de Fransche protectie genoteerd met 12 pCt., de protectie der bewerkte stoffen met 20 pCt.Ga naar voetnoot61 Alle genoemde landen hebben aanzienlijk hoogere cijfers en nergens hebben zij ze tot hun schade, ondanks de fameuze ‘interdependentie’. Nergens denkt men er aan om ze te verlagen. Alle genoemde landen echter hebben er belang bij dat er aan de Fransche tarieven niet meer getornd kan worden. Na de eigen tollen opgedreven te hebben tot een cijfer, dat zij voor de welvaart en het economisch evenwicht harer industrieën noodzakelijk achtten, willen de diverse naties gaarne stabiliseeren. Zij hebben goed praten, dunkt u niet? Zij doen denken aan de Augusten der circussen, die hun partner een klinkende oorvijg toedienen en wanneer de tegenpartij wil risposteeren met een traan in de stem zeggen: ik speel niet meer. Ziehier waartoe met een zoet lijntje de internationale coöperatie leiden kan. Om het vertrouwen in Frankrijk's vermogens niet geheel te schokken moet ik er bijvoegen, dat het op de solidariteit een zoo klaren kijken gunnend ontwerp niet uit een Franschen koker komt. Men schijnt er België (9 pCt. en 15 pCt.) voorgespannen te hebben. Het is reeds zielig genoeg dat een Fransch gouvernement zich bereid verklaart, het plan te discuteeren; zielig genoeg dat een Fransche regeering de industrieelen van haar land aan handen en voeten gebonden wil overleveren aan de bepalingen van een contract, tegen welke de ‘hooge contracteerende partijen’ slechts onder ‘buitengewone en exceptioneele omstandigheden’ te Genève in beroep kunnen gaan. Wat is een Staat die niet meester is over zijn tarieven, die dus niet meester is over de ontwikkeling zijner industrieën? Wat rest er, niettegenstaande allen schoonen schijn, van de onafhankelijkheid van zulk een land? Eertijds voerde men oorlog om een land tarieven op te leggen. Tegenwoordig roept men conferenties samen. Er is eenig verschil in het middel, niet in het doel. Maar wie vindt baat bij dit verschil? En wie voelt niet dat de eene methode zoowel als de andere vroeg of laat tot een uitbarsting moet leiden? Dat de tweede evenmin deugt als de eerste? [verschenen: 23 januari 1930] |
|