Over en weer
Parijs, 8 November 1929
Tijdens de week, dat de Amerikanen hun effecten verhandelden als zakken oud papier, liep in een Fransche haven de eerste lading binnen van goud uit de Vereenigde Staten.
Parijs koopt goud van New-York, Parijs heeft het symbolische metaal kunnen transporteeren naar de kelders zijner banken. Toen aan de overzijde van den Oceaan alles op hol sloeg, ankerde de Berengaria met een tweede vracht. In de kluizen van de Mauretania voer reeds de derde en de verschepingen zijn nog niet afgeloopen. Zij kunnen worden voortgezet. Wie had dit durven denken twee, drie jaar geleden? Wie zou het geloofd hebben in Juli? Maar wie durfde hopen op den slag aan de Marne, op den slag van Verdun, op het offensief van Foch? Zoo is Frankrijk: in de beslissende uren draagt het de zwaarste loodjes aan, die niemand vermoedt. De aarden pot verandert zich bij tooverslag in den ijzeren pot. Wanneer ik een stem had in den Volkenbond, zou ik voorstellen om deze primordiale waarheid te onderrichten op alle scholen der wereld. Zij zou menige natie tot voorzichtigheid kunnen manen.
Die doodkalme, geruischlooze terugvordering der gele specie, de eenige die werkelijke waarden vertegenwoordigt, heeft een diepe beteekenis. Als men den wagen welke ze vervoerde, omkranst had met bloemen, als men hem aan het station was gaan afhalen met een deputatie, als hij naar de Bank gereden was tusschen twee rijen applaudisseerende toeschouwers, zou men de gebeurtenis de eer bewezen hebben, die haar toekwam. Doch de Franschen bezitten geen talenten voor reclame en geen gebreken voor humbug. Tien jaren van ontzaglijke worsteling, tien jaren waarin één tiende van het land met eigen middelen uit de puinhoopen werd opgebouwd, tien jaren waarin de bevolking vier vijfden harer fortuin verloor, tien jaren van bitteren strijd, worden bekroond door dit eerste goud-transport. Zonder ophef herneemt Frankrijk zijn plaats in de wereld der financiën, zijn vrijheid.
Er zijn gedistingeerde Amerikanen, b.v. Louis T. Macfadden, president der House Committee of Banking and Currency, die hiervan niets begrijpen en 't doen voorkomen alsof de goud-expeditie een welwillend en edelmoedig gebaar is van de Federal Reserve Board, om de reconstructie van Europa te bevorderen. Zij incrimineeren zelfs de goud-verzendingen naar aanleiding van het Wall-Streetsche cataclysme. Volgens hen zou de Radio Corporation drie vierde en de General Motors meer dan de helft harer effectieven hebben achtergelaten op de slagvelden omdat Parijsche banken ettelijke millioenen dollars ontvingen aan staven.
Wat het begrijpen aangaat, beken ik, dat ik in deze wisselvallige, bijna oncontroleerbare materie veel minder knap ben dan de specialisten der Amerikaansche geldmarkt. Ik beschouw het geval nog meer als een phenomeen, als een natuurverschijnsel van onbekenden aard dan de zwartgalligste of de meest onthutste bankier der Vereenigde Staten. Men kome mij echter niet vertellen, dat de Federal Reserve Board, toen hij zijn eerste kisten der kostbare delfstof afstond, handelde uit menschlievendheid. Van dat idealisme is niets gebleken zoolang New-York de plaats der bestemming en Parijs de plaats der afzending was. Die menschlievendheid zou een tè heldhaftige en een tè onverantwoordelijke geste zijn te midden van een algemeenen, panischen terugtocht. Er alle doekjes om te winden welke zij vinden kunnen, zich te paaien naar hartelust, staat de Amerikanen vrij.
Maar laten wij nuchter blijven. Indien New-York goud exporteert naar Parijs, doet het dit wijl het niet anders kan, wijl de tijd om te potten voorbij is. En wanneer wij de beweringen gelooven mogen waarop hier niemand zich beroemt, allerminst de kranten welke in eigendom behooren aan de financiers, wien deze zaak het nauwste raakt, dan bezit de Parijsche Bank nog minstens zes honderd millioen dollars, welke iederen dag in baar kunnen worden opgeëischt van de Federal Reserve Board, van de National City Bank, en zelfs van de Bank Morgan. Mag ik sommige inlichtingen vertrouwen, dan is het loutere en zelfs overdreven vriendschappelijkheid van de Banque de France, dat zij dit aanzienlijke manna niet repatrieert. Elk uur dat het haar zou believen kan zij seinen: ‘Zend mij goud voor mijn dollars; ik betaal de transportkosten.’ Men beweert eveneens, dat een zekere luciferindustrie die sinds eenigen tijd met dollars optreedt als bankier voor Europa, zulk een telegram niet overleven zou.
Ik geef deze praatjes voor wat ze zijn, met de vermelding dat ik ze in mijn binnenste voor waarschijnlijk houd. Men mag het volgende axioma nemen: Frankrijk ratificeerde de Amerikaansche schulden, tegen zijn zin en tegen alle billijkheid. Het zal Amerika deze ratificatie zoo duur mogelijk laten betalen.
En niet alleen de ratificatie. Ook nog andere dingen.
Een communiqué van den Quai d'Orsay meldde deze week dat het gouvernement der Vereenigde Staten de laatste voorstellen der Fransche Regeering betreffende ‘het herstel, in Frankrijk, van de werkzaamheid der agenten van den Amerikaanschen fiscus’ officieel aanvaard had.
Men weet dat gedurende de jaren die den oorlog volgden, het gouvernement van Washington in Frankrijk een draconisch investigatie- en inquisitie-systeem had ingesteld om de basis te ramen, waarop de Fransche export-goederen konden worden aangeslagen. Zij, die in het begin van den oorlog zonder de hulp van Fransche ingenieurs geen kanonnen konden fabriceeren welke niet sprongen; zij, die de lens van den Mount-Wilson, hun vermaardste observatorium, moesten laten vervaardigen in Frankrijk; zij, die zich nog van andere tekorten rekenschap gaven, zij installeerden zich in naam hunner douane te midden der Fransche industrie als in een veroverd land. Zij eischten niet alleen de boeken, zij eischten de fabrieksgeheimen.
Na herhaalde protesten van den Franschen handel kwam aan dezen onduldbaren toestand een einde en de Amerikaansche agenten werden gesupprimeerd. Zij waren nauwelijks verhuisd uit hun concessies (die haars gelijke niet eens vinden in China) of men merkte, dat men van den regen in den drup was geraakt. Onder voorwendsel dat hun de gegevens ontbraken om de goederen ad valorem te schatten, taxeerden de Amerikaansche douane-autoriteiten de Fransche producten op de basis der fabrieksprijzen van gelijksoortige Amerikaansche productie, dit wil zeggen, naar Amerikaansche waarde en naar Amerikaansche loonen. Voor den Franschen handel beduidde dit prohibitieve, allen export fnuikende tarieven.
Als het Fransche gouvernement dikwijls geen knip voor den neus waard lijkt, het bevindt zich meermalen voor onwilligheden welke zijn uithoudingsvermogen op zware proeven stelt en doet wat het kan. Tegenover de duidelijke bedoeling der Amerikanen om den Franschen handel klein te krijgen, entameerde het nieuwe besprekingen. Zij duurden meer dan achttien maanden, hetgeen aanwijst hoe lastig ze waren, want aan den Amerikaanschen kant schikte men zich uitstekend in een tyrannieke regeling, aan den Franschen kant had men op geen enkele wijze vat zonder in een openlijken oorlog te komen.
Men werd het eens over bepalingen die toelichten, hoe men, uit de buurt van Charybdis willende sturen, niet alleen in Scylla kan verzeilen, maar hoe men met de beste stuurmanskunst in beide draaikolken tegelijk kan vervallen. De Fransche handel krijgt de keuze tusschen de twee systemen, die de Franschen reeds kennen en welke zij in gelijke mate verfoeien: òf hunne koopwaren zullen getaxeerd worden in Amerika en op Amerikaansche basis, òf hunne goederen zullen geraamd worden in Frankrijk door een agent van den Amerikaanschen fiscus, aan wien men zich verplichten zal alle vrijheid te verleenen tot de nasporingen, welke hij noodzakelijk oordeelt. Industrieele spionnage of tarieven die equivalent zijn aan boycot. Die agent zal geattacheerd zijn aan de Amerikaansche Ambassade en voortaan een diplomatiek karakter dragen. Dit is het eenige verschil met vroeger en dit is eer een verergering dan een verbetering. In de nieuwe overeenkomst belooft Amerika dat zijn inquisiteurs zullen optreden met discretie, maar men weet wat zulke beloften waard zijn.
Er wordt verder formeel gestipuleerd dat de sectie 510 van het Amerikaansch douane-tarief, welke de strengste sancties veroorloofde tegen handelaars die weigerden zich te onderwerpen aan de contrôle, zal worden afgeschaft zoodra het Congres de nieuwe tarieven gestemd heeft. De Yankees beschouwen dit misschien als een groote gunst.
Ten slotte schenkt men Frankrijk recht op reciprociteit: een Fransch hoofd-agent zal gedetacheerd worden bij de Ambassade in Washington, om, wanneer hij dit verkiest, te taxeeren op Fransche basis! Aangezien de Fransche basis nog langen tijd belangrijk lager zal blijven dan de Amerikaansche, heeft dit laatste artikel veel van een galgen-humoristische grap.
In de gegeven omstandigheden, waar Amerika steunt op de vuistrechten van den sterkste, is dit arrangement het minst slechte dat getroffen kon worden. Amerika, welks Federale Bank volgens den heer Macfadden en anderen, uit de zuiverste en barmhartigste goedertierenheid, goud-baren zou verzenden naar Frankrijk, Amerika blijft stokdoof voor ieder beroep op inschikkelijkheid, ja voor ieder beroep op billijkheid. Het dwingt een land als Frankrijk tot een vernederende en uiterst schadelijke voogdij, als ware dit land de eerste de beste neger-republiek. Gelooft echter niet dat een accoord, waarover geen enkel handelsman, de disposities der Amerikaansche douane kennende, tevreden is, gelooft niet dat zulk een accoord, of beter, zulk een dictaat, de minste protesten uitlokt in de Pers. De Franschman protesteert nooit. Hij registreert zwijgend. Hij noteert de gegevens en trekt de conclusie tusschen vier muren. Maar wanneer de Yankee absoluut een economischen oorlog wil, zij 't voorloopig een ondergrondschen, een oorlog gemaskeerd achter diplomatieke hoffelijkheden en verbroederings-redevoeringen - hij zal hem hebben. Frankrijk zou minder zijn dan Nicaragua, Frankrijk zou een zeemelap zijn, wanneer het zich niet tegen zulke aanmatigingen verzette.
Dit is de tweede reden waarom de goudzendingen uit Amerika een diepe beteekenis hebben. Het is onwaarschijnlijk dat één telegram de zes honderd millioen dollar zal opeischen, gelijk de kortst aangebondenen verlangen. Men is te vriendelijk, te pacifistisch voor zulk een ultimatum, dat niet onverdiend zou zijn. Men zal echter iedere gelegenheid uitbuiten om vroeger verloren terrein te herwinnen en de schroeven geleidelijk aandraaien. Het lijdt voor mij geen twijfel wie de sterkste zal blijken. De sterkste is altijd de gematigdste.
Deze feiten werpen ook hun verklarend schijnsel op een ander probleem. Men begint de redenen te begrijpen welke de lieden drijven, die alle oorlogsvloten wenschen op te doeken of te verminderen behalve hun eigen oorlogsvloot. Men begrijpe nu ook de redenen der lieden die zulk een vloot wenschen te behouden! Wanneer tegenover de eischen van een genadeloozen en door zijn successen of door zijn industrieele noodwendigheden vermetel geworden concurrent, de positie van Frankrijk achter de verschansingen van Frankrijk's leger en vloot reeds zóó is, dat het bukken moet voor elk exces dat uit de fantasieën eens tolgaarders kan ontspringen, wat zou deze positie zijn zoodra de mededinger geen enkel risico meer behoeft te vreezen? Zoodra elke eventueele en gerechtvaardigde représaille-maatregel geneutraliseerd kan worden door het grommen en blaffen van de kanonnen der tegenpartij? Dit is een mogelijkheid welke geen enkel ontwapenings-maniak voldoende overweegt: op den dag dat alle volken ontwapend zullen hebben, op den dag dat geen enkel douanekantoor nog verdedigd kan worden door een soldaat, op dien dag zal elke zwakkere natie verpletterd worden door het economisch potentieel van den sterkste, een potentieel dat honderdmaal gevaarlijker is dan buskruit, geweren, mitrailleuses, al of niet geïnstrueerde reserves en de rest.
Nu boezemen de wapenen nog een greintje respect in. Zonder weermacht zal alle welvaart overgeleverd zijn aan de belangen en den wil van den mededinger. Die conflicten zullen geen dooden maken, want volgens de beroemde woorden van een dokter staan tegenover één arme die sterft van honger, honderd rijken die sterven omdat zij teveel eten. Ik wil zeggen dat weinigen dus in zulke ‘vreedzame’ botsingen zullen omkomen. Doch wij zouden in Europa een sombere en beklagenswaardige civilisatie tegemoet gaan: een civilisatie van armoede. Dat kunnen ons nu reeds de practijken en de oriëntatie leeren der Amerikaansche douane, tijdens een periode en in een land waar zij de handen (om te wurgen) nog niet eens geheel vrij heeft.
[verschenen: 17 december 1929]