De eerste nederlaag
Parijs, 18 October 1929
Haar eerste nederlaag. Over de heele linie. Algemeene terugtocht naar stellingen die nog niet bestaan. Verrast, overrompeld, verpletterd. Gedemoraliseerd. Geeft zich op genade of ongenade over. Is bereid alle vredesvoorwaarden te teekenen, alle eisen in te willigen; haar constitutie te herzien; van haar pretenties afstand te doen; te ontwapenen tot haar laatsten recruut. Een débâcle. Een ineenstorting, een teloorgang, zooals men er nooit aanschouwde. Een historische gebeurtenis. Een feit om vereeuwigd te worden in een onsterfelijke hymne. Een datum zonder weerga.
Nederlaag van wie, van wat?
Van de Mode, dames en heeren.
Hier moet ik overstappen op het mannelijk, want geen enkele mij bekende taal bezit den vrouwelijken uitgang van tyran, dwingeland, despoot. En terecht. Er zijn geen vrouwelijke tyrannen, dwingelanden, of despoten. Nergens blijkt dit duidelijker dan uit de Mode. Werd de mode niet uitsluitend gedecreteerd door mannen? Tegenover twee couturières die Jeanne Lanvin of louiseboulanger heeten (deze schrijft haar naam in één woord en zonder hoofdletters, wat la crème de la crème is van moderniteit) staan twintig couturiers. Hun personeel moge van de laagste tot de hoogste graden, van de petite main, of leermeisje, tot de seconde main en première main, tot het schoone geslacht behooren, de mannen deelen de orders uit, de mannen maken de wetten. Het zou me niet verbazen of zoo gaat het zelfs bij louiseboulanger. Hoeveel mannen schrijven onder fleurige, vrouwelijke pseudoniemen over vrouwelijke mode? Men citeert ze bij dozijnen. En de modeteekenaars? Het zijn bijna zonder uitzondering charmante jonge lieden van het genre gigolo of saletjonker.
En de parfumeurs, die geuren fabriceeren en titels verzinnen als ‘rêve d'une nuit’, ‘suivez-moi’, ‘sans adieu’, ‘l'heure vivante’? Allen mannen. De bottiers, de corsetiers, de coiffeurs, de chefs der inrichtingen waar men weefsels en stoffen ontwerpt, vervaardigt, kleurt? mannen, mannen.
Mannen waren het die de wespen-taille uitvonden en het bollend onderlijf. Mannen, die het achterdeel aanvulden met een poef of een ‘strapontin’ en de rampzaligen lieten wandelen met een potsierlijke duo-zitting. Mannen die hoeden bedachten als pannekoeken. Mannen die den kwasterigen opsmuk uitvaardigden waarover wij gieren bij retrospectieve films in de bioscoop. Het is ongelooflijk hoeveel mannenhersens zich met niets bezig houden dan met lintjes, strikken, tierlantijntjes, hoeveel mannen hun heele leven met de pop spelen. Het is ook ongelooflijk wat er soms uit hun breinen te voorschijn komt.
Haar nederlaag is dus zijn nederlaag, ik beken het zonder spijt.
Een tijd lang leek alles goed te gaan. Het jonge en het oude geslacht evolueerden samen in de richting der jeugd. ‘La femme de trente ans’ van Balzac, die het leven melancholisch vaarwel zei, werd geleidelijk la femme de quarante ans, la femme de cinquante ans, en was niet van plan het daarbij te laten. Zij bedolf haar hart niet meer onder een statig lijkwâ van zwarte zijde. Integendeel. Met haar japon wijzigde zij alle registers van den burgerlijken stand. Het is curieus welk een invloed een paar centimeter lengte van de rokken konden uitoefenen op de beoordeeling van den leeftijd. Men exagereert niet door elken centimeter te laten tellen voor één jaar. Als men de gemiddelde maat neemt van het scheenbeen tot aan de knieën, kan men berekenen hoeveel zij wonnen aan lente wat men aan lengte afknipte. La femme de trente ans werd een voorwereldlijk document.
Niemand begreep nog dat Balzac dezen roman had kunnen schrijven, of liever niemand begreep dat de kritieke grens ooit kon gelegen hebben bij dit getal.
Het was echter niet alleen dartelheid, ijdelheid of behaagzucht, welke de vrouwen er toe dreef om haar beenen zoo resoluut te emancipeeren. Wij handelen voorzichtig door ons daarover niets in te beelden. Alle illusies welke wij ons maken op dit punt zijn scherts of onverstand. De immense meerderheid der vrouwen, zelfs in een land waar het viriele element een deficit vertoont, is er veel meer op bedacht om ons af te weren dan om ons uit te lokken. Zij kennen ons warempel lang genoeg om te weten, dat zij, in wat voor toilet ook, slechts een pink behoeven te verroeren om de aspiranten bij trossen aan hare voeten te zien.
Het zou te mooi zijn wanneer een vrouw coquetteerde in ernst, want de wereld zou herschapen zijn in een Venus-tempel. De vrouw wenscht haar macht te voelen, doch wenscht zelden haar uit te oefenen. De consequenties die wij uit beenen trekken, zijn lang de hare niet. Wat voor ons permanent is, blijft voor haar episodisch. Zij moet in haar binnenste danig en dikwijls gemeesmuild hebben over onze verwaandheid, wanneer wij aan de recente mode de karakteristiek gaven van indecent, immoreel of provocant. En gelachen over de argumenten, ontleend aan de aesthetica of aan het protocol eener middeleeuwsche cour d'amour, waarmee de groote modehuizen hun creaties toelichten. Als de vrouw zich haar beenen herinnerde en de korte rokken toejuichte, gebeurde het omdat zij den voet vrij moest hebben voor de pedalen van den auto; omdat zij motorfiets wilde rijden, een monsterachtigheid, helaas, die ingang vindt; omdat zij in lange rokken het tempo eener fabriek, waar tienduizenden arbeiden, niet kan bijhouden; omdat zij als conductrice van trams, auto-bussen, ondergrondsche, bij de honderd ambachten waarin zij den man verdringt of vervangt, over dezelfde bewegingsvrijheid wil beschikken als haar mededinger.
Zijn er nog beroepen, de zwaarste of de lichtste, waar de hedendaagsche vrouw niet doordrong? Ik ken er geen enkel. Wat willen zij in de jachtende bedrijvigheid, tusschen de drijfriemen en kamraderen harer dagelijksche bezigheden, aanvangen met sleepende japonnen, poffende mouwen, en alles wat omslachtig is? Sommige vroegen: wat doen wij nog met boezems? En zonder onze opinie te vragen lieten zij ze afsnijden. Dit geldt niet voor één klasse. Dit geldt voor alle standen.
Toen de knie-limiet bereikt was en niet overschreden kon worden, zelfs niet in Amerika, hebben de couturiers, als verwende autocraten die zij waren, verondersteld dat zij het roer konden omgooien. Zij hielden voor een modegril wat het effect was van de gewijzigde sociale positie der vrouw. Zij verkeerden nog in de meening, dat zij die gril als van oudsher geïnspireerd hadden, terwijl zij niets anders deden dan een onmiskenbaar utilitaristische strooming volgen. Twintig jaar geleden moest een vrouw in een auto geheschen worden omdat zij struikelde in elken pas, die verder ging dan de tweede dimensie, en de tyrannen der mode waren zoo naïef om te gelooven dat zij zich dit euvel nogmaals zou laten welgevallen op hun wenk. Het is waar dat de tyrannen in de knel zaten, dat hun producties onder den dwang der omstandigheden tot een vereenvoudiging gestegen waren, waar de inventie, de persoonlijkheid ophielden te functionneeren, dat iedereen ze copieeren kon, dat iedereen van dit gemak profiteerde, dat de waarde hunner signatuur onrustbarend gedaald was, dat hun omzet-cijfer regelmatig zakte.
En de couturiers hebben nog niet geleerd te redeneeren naar de regelen der logica, wat de vrouwen wèl leerden. Zij realiseerden het feit niet dat een Rothschild 's avonds gekleed gaat als de eerste de beste kellner (er ligt iets bewonderenswaardigs in deze gelijkheid) en dat een Rothschild den kleermaker, die hem vijftien duizend francs vroeg voor een frak, aan de deur zou zetten. De vrouwen realiseerden dat. Zij vertikten het om langer een etiquet te betalen dat geen zin meer had, en prijzen welke in geen enkele verhouding meer stonden tot de effectieve waarde.
Dit bleef het eenige wat de couturiers van de waargenomen schommelingen begrepen ten leste. Al het andere ontging hen, of zij deden in hun vertwijfeling alsof het hun ontging. Er restte hun metterdaad geen ander recept dan wat voor de hand lag: de waarde van het etiquet, van de signatuur, te herstellen, terug te keeren tot den stijl der haute couture, welken men den romantischen zou kunnen noemen, de strenge lijnen, de sobere effenheid van het type ‘sport’, dat als twee waterdruppels leek op het type ‘arbeid’, met een almachtig gebaar af te danken, de individueele eigenschappen van een japon, zijn persoonlijk cachet, zijn originaliteit te herplaatsen op 't eerste plan, de mode te bevrijden van de uniformiteit.
Ik weet niet hoeveel wegen voor hen openlagen om bij deze poging het buitennissige, of wat een modern vrouwen-publiek voor buitennissig houdt, te vermijden. Maar terwijl hun clientèle aan zee, in de bergen of op het platteland vertoefde, mobiliseerden zij de staven hunner teekenaars, en zetten hen aan 't werk voor een campagne, welke alle verloren afzetgebied weder onder hunne macht moest brengen. Gelijk elk jaar kon men tegen een vasten prijs per vierkanten centimeter de clichés koopen der toonaangevende huizen. Men kocht ze. Men reproduceerde ze. Men bekeek ze en besprak ze. Men was verwonderd. Men glimlachte. Men gekscheerde. Men had zich in de heete dagen zoo simpel mogelijk gekleed. Naast die eenvoudige, practische toiletjes leek de nieuwe mode een arrogante maskerade.
Elke vrouw zou dus dezen herfst een staart dragen? Ik zeg een staart en geen sleep, omdat de rok van voren maar even over de knieën valt en van achteren eindigt tot onder de hakken. Bij de een raakt hij juist den grond, bij de ander sleurt hij in het verfoeilijke stof. Hier is hij glad of geplooid. Daar splitst hij zich in twee savante krullen. Maar een staart blijft het, een onvergeeflijke staart.
En 't eerste wat men taxeerde was de hindernis welke het idiote aanhangsel meebracht. Daarna de jaren welke het vertegenwoordigde. Men schatte hem eenparig op tien jaar. In de uren, die liggen tusschen zomer en herfst, werd de vrouw uitgenoodigd om tien jaar te verouderen.
Staart, korte taille, panneaux op zij, en het zoetsappig, honneponnig, snoezig air der ‘vrouw’ van vroegere generaties; ieder dacht er het hare van. En ieder dacht er hetzelfde van, zonder ingezonden stukken, zonder meetings. Ieder wist instinctief dat de gansche vrouwelijke populatie weigeren ging. Als wij mannen gedurende weken delibereeren moeten om tot eensgezindheid te geraken, de vrouwen kunnen deze inspanning missen en bewijzen daarmee dat soms de intuïtie verre gaat boven de intelligentie. Over de heele uitgestrektheid van Frankrijk en Navarre stuurden zij elkaar het occultisch wachtwoord: niet koopen.
En niemand heeft gekocht. Men heeft de modelletjes van het vorig jaar voor den dag gehaald en een beetje opgeknapt. Men wilde redelijk blijven. Men bedankte er voor om opgedirkt en toegetakeld te worden als een stuk speelgoed. Als de couturiers nog nukken hebben, de vrouwen lieten ze varen en de tijd is voorbij dat men haar behandelt als kippen zonder kop.
Wat zal er groeien uit dit conflict, dat eenig is in de geschiedenis der Mode en dat aan haar onbetwiste heerschappij een einde stelt? Een stapel onverkoopbare waar en een gezonde terugwerking bij de couturiers. Bij de vrouwen het besef eener onafhankelijkheid, dat geen enkel stemrecht haar kon verschaffen. (In Frankrijk hebben de vrouwen trouwens geen stemrecht.) Bij de mannen een enorm respect voor het fara da se hunner gezellinnen.
[verschenen: 21 november 1929]