Ridiculous and grotesque...
Parijs, [ca. 16] Augustus [1929]
‘Heel Engeland staat achter mij’, zegt Snowden, wanneer hij geen betere argumenten vindt. ‘Geen enkel Duitscher zou er in toestemmen’, zegt Stresemann, wanneer hij raakt uitgepraat. Zelfs Primo de Rivera, Mussolini en de Sovjets beroepen zich bij gelegenheid op hun publieke opinie, welke daar, zooals men weet, alle vrijheid heeft, om zich te uiten. Alleen Frankrijk, de bakermat der democratie, der macht van het getal, der gelijkberechtigdheid van president en putjesschepper, maakt op dit gebruik een uitzondering. Men hoort Briand, Loucheur of Moreau nooit een beroep doen op den wil der Fransche natie, op zijn publieke opinie.
Bleef ‘regeering dóór het Volk en vóór het Volk’ een leeg woord in het land der revoluties en bereikte de Franschman nog niet zijn meerderjarigheid? Vreest Briand of Loucheur, dat men hen zal uitlachen wanneer zij hun stellingen gaan verdedigen met een Pers, waarvan ieder weet, dat zij door Briand en Loucheur geredigeerd wordt? Men kan er van denken, wat men wil, maar zij gaan hun weg als onbekommerde autocraten. Wat deed ondertusschen, terwijl de ongelukkige Haagsche Conferentie delibereerde onder den plak eener Engelsche en eener Duitsche massa, de publieke opinie in Frankrijk? Waarmee hield zij zich bezig? Wat passionneerde haar? Of wat hoopte men, dat haar zou passionneeren?
Zij kreeg, als de waakhond, die door den inbreker gesust moet worden, hare in stukken gesneden vrouw, genaaid in een jutezak en drijvend op de golven der Seine.
Het is de eerste niet. Zij treedt periodiek op, zooals echte spoken doen. Zij verdwijnt van het tooneel wanneer haar rol ten einde is. Wat de donderslag was voor het oude drama, werd de in stukken gesneden vrouw voor de Fransche Republiek. Zij is haar monopolie. Op een goeden morgen wordt zij uitgepakt over drie kolommen der dagbladen, met foto's der vinders die hun stokken in 't water plonsten naar het verdachte colli. Op de redactie-bureaux grinnikt men ‘er is wat aan den knikker in Den Haag’ (‘achter Den Haag ligt de sloot’, hebben de journalisten onder elkaar uitgemaakt), doch zij herbergen het gedrocht en gaan het optuigen naar de regels der kunst. Het spaart hun een verslaggever, want alle bijzonderheden worden geleverd door de politie.
De chirurgische operatie wordt in détails beschreven, naar gelang zij met onbedreven of met deskundige hand werd uitgevoerd. De stukken worden geteld. Veertig was tot dusverre het maximum. Men ondervraagt de oever-bewoners. Men publiceert anonieme brieven. Men ontdekt bloederige haren in een bootje. Men volgt tientallen sporen die valsch zijn. De autopsie wordt verhaald in alle geuren van ontbindende overblijfselen. De dokter zaagt de beenderen om den leeftijd te definieeren. Men schat welke sluizen het pakket heeft kunnen passeeren. Alles op de eerste pagina. Alles met foto's. Dat duurt een week. Dat duurt tien dagen. Dat duurt twee weken. Dat kan zoo lang duren als de Conferentie. Drupsgewijze dient men millioenen lezers een lijk toe, dat in de charmante rivier een likeur werd.
Excuseer me, zoo ge mij onsmakelijk vindt, maar gij zoudt de Fransche mentaliteit niet heelemaal kennen zonder deze kleinigheden. De in stukken gesneden vrouw wordt metterdaad een likeur na twee maanden gezwalkt te hebben op den stroom. Een deel van Parijs en omstreken laaft zijn dorst met de wateren der Seine. Men kan desinfecteeren zoo lang men wil, met alle systemen, met ultraviolette stralen, met filters, met chloor - niets kan verhinderen dat het macabre wrak zich intiem vereenigt met het vloeibare element, en dat de chemische formule H2O voor de wateren der Seine onnaspeurlijk maar onloochenbaar gealtereerd wordt. Omar Kayam zou er een kwatrijn op maken, dat Boutens zou vertalen. Hier maakt men caricatuur-teekeningen op het sinistere feit dat wij infinitesimaal een menschelijk wezen veroberen. Men voert er propaganda mee voor den wijn. Dat zou Omar Kayam ook gedaan hebben.
Hoe kan een vrouw spoorloos verdwijnen, hoe kan ze ongemerkt in stukken gesneden worden, zal men zich afvragen in een klein land waar elk huis spionnetjes heeft? Het is nog veel erger dan gij vermoedt. Om de tragedie aan te dikken publiceerde de politie het bericht dat men voor de identificatie van het opgevischte lijk nasporingen instelde onder de vijf duizend vrouwen, welke sinds half Juni gesignaleerd waren als ‘verdwenen’. Vijf duizend. En alleen voor Parijs. En binnen de twee maanden. En zonder degenen te tellen wier verdwijning niemand signaleert, naar wie geen sterveling omkijkt. Er was een poëet, die zei dat géén electron ooit zoek raakte. Hier raken dertig duizend vrouwen zoek per jaar.
Verschrikkelijke maatschappij, gruwzaam lot, horribele, afschuwelijke realiteit, tragische, onverdragelijke kijk op de ellende, op den waanzin, op de misdaad! ‘Corps féminin qui tant est tendre’, zong Villon. In een land, dat een burgerlijken stand heeft, politie, grenswachten, veldwachters, gendarmen, ontelbare liefdadigheidsinstellingen, tehuizen, belastingen en andere paperasserij, kunnen per jaar, alléén voor de Parijsche jurisdictie, dertig duizend van die gereputeerd teedere wezens kwijt raken, zonder dat iemand weet waar zij blijven, wat er van terecht komt, zonder dat een haan er naar kraait. Het is ongeloofelijk. Het is een beetje kras. Men staat ontsteld van zooveel noodzakelijke slordigheid, zooveel hardvochtigheid, zooveel lichtzinnigheid in een moderne samenleving. Zij worden niet allen in stukken gehakt, in een zak gestopt, met ijzerdraad toegesnoerd en als katten van een brug gegooid: dat is evident. De Seine zou ondrinkbaar zijn. Maar dat is de eenige zekerheid welke men hebben kan over dertig duizend vrouwen die evaporeeren tot lucht. Het is te triest om er over te huilen. Laten wij er als Figaro om lachen.
Toen de super-patriot Snowden aan den jovialen, dikken Chéron, en den deftigen, honorabelen Loucheur zijn fameusen swing toebracht, hun argumentatie ‘ridiculous and grotesque’ noemde, Frankrijk hoonde in zijn vertegenwoordigers (had Briand hem niet carte blanche gegeven?!), kreeg de publieke opinie tot ontspanning de in stukken gesneden vrouw. Dat is beter dan een ultimatum, dan een oorlogskreet, waarvoor ‘de man van Yorkshire’ in zijn schulp zou kruipen. Maar men beweert dat Briand niet heelemaal tevreden is over het melodrama, dat hij bij de natie een oververzadiging ducht met zulke brokken, dat hij iets sensationeelers wenscht. Men gekscheert natuurlijk. Doch er kan best wat nieuws aan den knikker zijn. Ik zie een geschiedenis aan den horizon rijzen welke geheel in het kader past. Schrik niet. Het gaat over niet meer of minder dan dat Kardinaal Rampolla, de beroemde staatssecretaris van Leo XIII, en die hem waarschijnlijk in 1903 ware opgevolgd als paus, wanneer het veto van Oostenrijk de keuze niet belet had, behoord zou hebben tot de Vrijmetselarij. Een Franc-Maçon in de bovenste hiërarchie van het Vaticaan, niet meer en niet minder.
Frankrijk is altijd productief geweest in vrijmetselaars-legenden, maar al behoeft niets te verwonderen in deze productie, nooit vond men een verhaal van hooger en fantastischer vlucht. Ik geef het zooals men het lezen kan in ‘Le Bloc antirévolutionnaire’, een tijdschrift, uitgegeven door Félix Lecointa, tusschen haakjes en terloops, een vurig en strijdlustig katholiek.
De eerste ontdekking zou gedaan zijn door Pius X in de persoonlijke papieren welke Rampolla bij zijn dood in 1913 zoo onvoorzichtig was achter te laten. Pius X heeft deze papieren, zegt men, vol afgrijzen verbrand opdat nimmer iets zou uitlekken over een onverklaarbare afdwaling. Félix Lecointa echter meent de bevestiging der fabel gevonden te hebben in een ultrageheim annuarium, getiteld The Equinox, dat slechts elke vijf jaren verschijnt in zeven kostbare exemplaren, en het orgaan vormt der O.T.O.
De initialen O.T.O. beteekenen de woorden Ordo Templi Orientalis, de Orde van den Tempel van het Oosten, en hebben bovendien voor de ingewijden een verborgen zin. De Ordo Templi Orientalis is een internationale orde welke vertakkingen stichtte over alle beschaafde landen, haar zetel heeft in Amerika en blijkbaar als een der voornaamste centra beschouwd moet worden van de Franc-Maçonnerie. Het gezag der O.T.O. is geconcentreerd in den O.H.O. (Outer Head of the Order), Opperste Hoofd van de Orde. De naam van dezen waardigheidsbekleeder wordt nooit bekend gemaakt, behalve aan zijn rechtstreeksche vertegenwoordigers. In de Engelsch sprekende landen delegeert de O.H.O. zijn gezag bij speciale oorkonde aan den Zeer Heiligen, Zeer Illustren, Zeer Geillumineerden, Zeer Machtigen Baphomet X, Rex Summus Sanctissimus, 33e, 90e, 96e, eere-Groot-Meester der Vereenigde Staten van Amerika, Groot-Meester van Ierland en van alle Brittanjes, Groot-Meester der Ridders van den Heiligen Geest, Soeverein Groot Commandeur van den Tempel, Zeer Wijze Soeverein der Orde van het Roze-Kruis, etc. etc., algemeen nationaal Groot-Meester ad vitam van de O.T.O.
Te moeten denken dat wij nooit den naam zullen kennen van dezen Baphomet X: geef toe dat het jammer is.
Maar nu Kardinaal Rampolla. Na de personen opgesomd te hebben die deel uitmaakten van de oorspronkelijke, constitueerende vergaderingen der O.T.O., geeft The Equinox een lijst der voornaamste leden welke de Orde gesierd hebben. Hier is ze:
Goethe, Sir Richard Payne Knight, sir Richard F. Burton, Forlong Dux, koning Lodewijk van Beieren, Richard Wagner, L. von Fischer, Friedrich Nietzsche, Hargrave Jennings, Karl Kellner, Eliphas Levy, Franz Hartmann, Kardinaal Rampolla, Papus (Dr. Encausse).
Et voila! ondanks een paar minder bekende namen vormt het een aardige internationale Academie. Papus, mystagoog en occultist van Nicolaas II, doet lang niet kwaad in de lijst, bij Goethe, Wagner en Nietzsche! Zooals men ziet is het steeds de bestemming van ultra-geheime documenten, ook al drukt men er slechts zeven exemplaren van, om in handen te vallen van journalisten. Maar amuseert u deze geschiedenis? Ik weet het niet. Gij levert geen duel met Engeland en Duitschland, met Snowden en Stresemann. A propos: men vertelde mij hier dat Stresemann indertijd doctoreerde met een dissertatie over Bierflässcheverschlössung... Ook dat kan waar zijn. Doch het zijn Duitsche nationalisten die het praatje rondstrooien.
Wij zouden ernstig kunnen eindigen met het volgende: als voortzetting der revolutie van 1 Augustus heeft men huiszoekingen gedaan in de communistische B.O.P., de Banque Ouvrière et Paysanne in de Rue La Fayette. Een formidabele oplichterij. Fictieve balansen; fictieve dividenden; vervalschte boekhouding; verduistering van fondsen. Tegenover de 28 millioen francs aan deposito's staat een actief van 3.500.000. De rest verdween evenals de dertig duizend vrouwen. Het failliet is onvermijdelijk. En wie zijn de dupes van dezen krach? De kleine man en de arbeider. Wie zijn de profiteerders? De hooge oomes der Communistische Partij: ordinaire flesschentrekkers. Maar ook dat is ridiculous and groteske...
[verschenen: 5 oktober 1929]