Tooneel van vandaag
[zonder datum; ca. 13 augustus 1929]
Het was lang geleden dat de Parijsche politie een tooneelstuk verboden had wegens vergrijp tegen de zeden. Men verwachtte dit het laatst van alles, eerlijk gezegd. Want al draait de wind niet zonder reden naar een zekere decentie (de burgemeester van Deauville weigerde toestemming om strandhutten te bouwen van meer dan twee meter in 't vierkant opdat men er geen divans zou kunnen plaatsen; hij verbood er stroomend water, en daar dit niet voldoende bleek liet hij elf booglampen zetten om de erotische samenscholingen welke men partouses heet tegen te gaan!), al streeft men langs den weg dus naar een beetje meer betamelijkheid dan voorheen, de bekoringen welke, met oogluiking van alle klabakken, gekocht kunnen worden in schouwburgen, kiosken, music halls, cabaretten en boekhandels, gaven niet te voorzien dat de overheid zich nog ooit zou bemoeien met wat men verstaat onder openbare zedelijkheid.
Ik weet niet, of het juist is, wat Daudet in zijn jongsten roman schreef, dat alle Parijsche huizen van ontucht valstrikken zijn, welker waard in dienst staat der politie en over elken klant van eenige beteekenis rapport uitbrengt. Het is niet onmogelijk en zelfs niet onwaarschijnlijk. Waarom zou de overheid, die het personeel controleert, ook niet de bezoekers controleeren? In een land, waar de ontucht officieel gereglementeerd is, waar de moraal geen andere basis heeft, dan de algemeene gezondheid, blijft de rol der politie noodzakelijkerwijze beperkt tot de bescherming van een uiterlijken schijn.
Het tooneelstuk in casu ging alle perken te buiten, doch was in veel betreurenswaardiger vorm vier maanden lang gespeeld onder een anderen titel, door een theatertje op Montmartre, zonder dat de wereldlijke arm ingreep. Er was slechts veranderd aan den tekst om hem een tikje minder brutaal en minder kwetsend te maken, toen het Théâtre de la Renaissance, dat een stuk noodig had voor het zomerseizoen, het product overnam om er geld uit te slaan. Wat mag op Montmartre, mag volgens den politie-commissaris ook in de stad, op den Boulevard St. Martin. Maar niet volgens de Parijzenaars. Het Théâtre de la Renaissance boogt op een roemrijk verleden en zijn successen werden onafscheidelijk van de beste tooneel-litteratuur der laatste kwart eeuw. De voornaamste en de vermaardste der pièces parisiennes werden daar gecreëerd in een specifiek Parijsche atmosfeer. Zijn reputatie had niet alleen een onzindelijke schunnigheid kunnen regulariseeren, maar ook de immoraliteit welke haar tot uitgangspunt diende. De litteraire nietigheid van het stuk was bovendien een overtreding tegen de tradities van het Renaissance Théâtre.
Wat de politie niet in beweging bracht, mobiliseerde een deel der toeschouwers, die geen onbeduidend prul duldden en ‘afzonderlijke’ zeden niet bekrachtigd wilden zien als ‘Parijsch’. Zij floten. En daar er anderen waren die applaudisseerden raakten zij slaags. Wat de moraal niet veroorloofd zou hebben, wettigde de handhaving der rust. Om ordeverstoring te voorkomen liet Jean Chiappe, prefect van politie, het theater sluiten en verbood het stuk. De rechtvaardigen hebben nog de overhand in Sodoma en Gomorrha, wanneer de zonde zich waagt in het centrum der stad.
Men zou exagereeren door dit voorval te beschouwen als een aanwijzing naar welke richting ook. De auteur van Les Désaxés de Paris, het blijspel in kwestie, is een Belg, die zich Yoris d'Hansewick noemt, een ander stuk schreef dat Madame mon homme heet, en voor de rest onbekend bleef. Het is een meevaller dat de schandaal-speculant een buitenlander is, doch een Franschman had even goed het monster kunnen voortbrengen. André Gide, wiens roman L'Immoraliste, wiens autobiografische mémoires Si le grain ne meurt, kortelings verschenen in goedkoopen druk, wiens Corydon, onlangs eveneens gevulgariseerd in een nieuwe editie, passages of pleidooien bevatten welke onder het wetboek van strafrecht zouden vallen, wanneer sommige artikelen van dit lijvige meesterwerk, dat iedereen geacht wordt te kennen zonder dat het onderwezen wordt, niet bij zwijgende overeenkomst waren uitgeschakeld, André Gide, zeg ik, heeft vele leerlingen, ontankerd of ontwricht genoeg om Les Désaxés te schrijven. Maar waar het een internationale kwaal geldt, doet de naam van den auteur hier even weinig ter zake als zijn nationaliteit. Hij had ongelijk door te spreken over de gedésaxeerden van Parijs en er een soort van spécialité de la maison van te maken.
Doch de bar, die den idyllischen naam draagt van het Hutje (La Petite Chaumière) en niet vermeld staat in de gidsen der Ville-Lumière, waar geschminkte jongelieden verkleed optreden als vrouwen, de bar, welks dubbelzinnige en obscene verpoozingen gecopieerd zijn in Les Désaxés en het grootste part van het eerste bedrijf vormen, die bar bestaat en is door Jean Chiappe nog niet gesloten. De onttakelden gaven ook verleden winter een openbaar bal, dat niet verboden werd. Kan een natuurgetrouwe copie gevaarlijker zijn, dan het origineel? Of zou volgens de beweringen van Daudet, ook ‘het Hutje’ reeds een knip zijn, waar de barman in dienst der politie de doopceelen licht der klanten? De inconsequentie van den politieprefect is in ieder geval flagrant.
De grofste pornografie wordt tegenwoordig gedebiteerd onder het mom van populair wetenschappelijke verhandelingen, doch zelfs met een technische terminologie zou ik den inhoud niet kunnen resumeeren van Les Désaxés. Het gaat in dezen vaudeville over een jongen - van goede familie natuurlijk - die door een sulligen neef uit de provincie, die veinst een adept te zijn van Sodoma, provisorisch gered zal worden. De verwikkelingen, welke uit dit gegeven kunnen voortvloeien, zijn van te scabreuzen aard om ze te boekstaven, zelfs met tegengif der walging. Ik geloof niet dat men om geld te slaan ooit beroep deed op lagere instincten, welke bij de meerderheid van het publiek nauwelijks aanwezig kunnen zijn.
Dit bederf, deze ontbinding, deze modder vinden door de hondsdagen, gedurende welke zij plaats vonden, niet de minste verontschuldiging. Het getuigt ten voordeele der Parijzenaars, dat zij zelf de handen uit de mouw staken. Het getuigt nog meer van de verrotting waarin het Fransche tooneel bezig is onder te gaan. Want dat er een terrein is (een directeur en een troep) om zulke schandelijkheden te exploiteeren, is per slot erger dan dat een of ander winsbeluste auteur die vuilnis samenharkt.
Dat het Fransche theater grosso modo en een paar uitzonderingen daargelaten, geen kunst meer is, dat de mogelijkheid verdween om het op een peil te houden, waar het nog kunst lijkt, werd nooit duidelijker toegelicht sinds de ontaarding zich manifesteerde dan door de ontslagneming van Lugné-Poe als directeur van L'Oeuvre: hij kon zich na een langjarige en roemvolle loopbaan niet meer vereenigen met een beroep dat een industrie was geworden en waaraan het idee van ‘kunst’ elken dag vreemder raakte.
L'Oeuvre speelde bijna uitsluitend buitenlandsche stukken en dat men ze er gaf met de gebruikelijke vertraging, waarmee Frankrijk pleegt achteraan te komen, verhinderde niet, dat men ze uitstekend vertolkte. L'Oeuvre, onder leiding van Lugné-Poe en met Suzanne Desprès als prima donna, was altijd een soort van toevlucht, waar men gelooven kon en mocht aan de sociale bestemming der schoonheid, wanneer men ze elders principieel miskend zag. Lugné-Poe had een stijl en een ideaal die school maakten. Zonder schouwburg van 1893 af, het jaar der stichting van L'Oeuvre, dolend van de Bouffes-Parisiens naar het Théâtre Marigny, kon hij zich pas in 1919 vestigen in een eigen gebouw, een vroegere concertzaal. Hij heeft het er geen tien jaar uitgehouden. Hij heeft moeten wijken voor de industrie, voor de ‘combine’.
Wat is de ‘combine’, waar begint ze, waar houdt ze op?
Combine is argot en duidt alle min of meer verdachte trucs aan, om tot een resultaat te komen. De combine is een zonderlinge, geweldige, wijd-vertakte, magnifieke, onontkomelijke kracht, zegt Lugné-Poe zelf, waartegen geen enkele contrapartij bestaat, zelfs niet die van het recht om te fluiten. De combine, dat is de jonge auteur, die zich verbindt, om het deficit van een directeur met klinkende munt te dekken; dat is de minister of de politicus, die een jonge maar talentlooze actrice opdringt; dat is een ministerie of de propaganda-dienst, die komen aandragen met een bedenkelijk drama; dat is de auteur, die zich associeert met den directeur; de décorateur, die zich associeert met een directeur; de biljetten-verkooper, die een theater of een gezelschap verdedigt met alle middelen; dat is een maecenas, die de kunst beschermt, om er langs directe of slinksche wegen profijt van te trekken, en de keuze der spelers of het répertoire beïnvloedt; dat is de Amerikaansche milliardaire, die een theater koopt, een auteur, een stuk, een stel juweelen, een garde-robe, en de gansche critiek, om zich te exhibeeren in al haar middelmatigheid en met het belachelijk accent, waarmee ze het Fransch radbraakt; dat is de auteur, die, met onverschillig welk systeem, een actrice zoekt, machtig genoeg om haar wil en zijn stuk door te drijven; dat is de régisseur, die zich associeert met couturiers, met meubelfabrikanten, met een reclame-onderneming; dat is de vermaarde maar uitgeputte auteur, die jonge schrijvers anoniem en tegen een prikje voor zich laat werken; dat zijn zeven, acht, negen auteurs, die gezamenlijk een stuk bijeen flansen; dat zijn de maîtresses, die geborgen, of de amants, die gepousseerd moeten worden; dat zijn actrices, die de helft der plaatsen huren, om elken avond uitverkocht te zijn; dat is een schlager uit Berlijn of New-York, klakkeloos overgeplant door een agentschap, en waarvan het succes gewaarborgd wordt door de
combine's die hij reeds achter zich heeft.
Een combine is elk bondgenootschap, dat geen ander dan persoonlijke of financieele doeleinden najaagt en waarbij de kunst slechts zeer zijdelings gemengd wordt, om te zwijgen van de schoonheid. En de combine, helaas, is de laatste redding geworden van het Fransche tooneel. Zonder combine's geen theater. Maar liever alle combines dan de ondergang, dan het échec, of dan de onbekendheid. De combine is almachtig. Niemand ontsnapt aan hare duizend vangarmen; niemand, tenzij hij het fortuin bezit van een Rothschild. En zelfs een Rothschild, in zijn wereld, waar alles veil werd, waaruit alle intrinsieke waarde gebannen werd, is verloren. Waar nog slechts valsche waarden domineeren, moet men van meet af aanvangen.
Kunst, die in wezen kwaliteit is, kàn niet geïndustrialiseerd worden. Elke poging in de lijn der kwantiteit moet vroeg of laat falen en kan slechts eindigen met een sjacherij, welke in deze sfeer aanstonds identiek wordt met corruptie. Uit die corruptie, waartegen hij weerloos was, scheidde Lugné-Poe zich met geweld. Protesten helpen slechts, wanneer zij door een toeval accoord gaan met de goede faam van Parijs en met den politie-commissaris. Maar deze goede faam blijkt niet meer voldoende voor den bloei van een tooneel, dat kunst is, of er, om bescheiden te zijn, op lijkt.
[verschenen: 1 oktober 1929]