Fransche Revolutie
Parijs, 6 Augustus [1929]
Er gebeurt niets meer op de wereld, beweren de onnoozelen, die de zotte mode volgen, dat er wat gebeuren moet, om het leven interessant te maken. Zij dachten een kleine revolutie te zien, ingeslagen spiegelruiten, gedraaf van politie-auto's, charges met den gummi-stok of met de revolver, barricades van winkel-étalages en kiosken, ambulance-wagens, roode vlaggen en binnenbrandjes. Dit wil zeggen, ze dachten niet het te zien, ze dachten het te lezen op drie honderd kilometer afstand van Parijs, in kranten, overgebracht met vliegtuigen. Want meestal zijn ze niet stom, de onnoozelen, die 's morgens de kitteling eener catastrofe noodig hebben, om hun zenuw-motor te doen starten en den dag kordaat te beginnen. Als er wat gebeuren kan, poetsen zij de plaat naar een landelijk familie-pension of blijven in hun fauteuil op pantoffels den loop der evenementen afwachten. Men treft ze nooit op punten, waar de klappen vallen. Zij weten drommels goed, dat de Historie alleen prettig, plezierig en onderhoudend is in de boeken, op het tooneel, in de musea of in de bioscoop. En dat ze een hoop dupes maakt in de werkelijkheid. Met een mond vol grootspraak danken deze specifiek moderne ridders der droeve figuur, die hun heldenmoed en wrevel uitkramen in kranten, in sur-realistische boeken en geschriften, dat bloode jan beter is dan doode jan.
Zij hebben gelijk, daar men, met dit aartsvaderlijk spreekwoord, ten onrechte geminacht, het langst leeft. Doch als zij loyaal waren, hielden zij hun mond. Kan men echter bij een omwentelaar-van-nu op loyaliteit hopen? Om loyaal te zijn, moet men in de eerste plaats consequent zijn en consequentie is het eerste, waaraan zij ontglippen.
Zoo misten de romantische lieden in den morgen van 2 Augustus, het sensationeele pierenverschrikkertje, dat hun sinds drie maanden beloofd was. Het merkwaardigste wat men op de Boulevards van 1 Augustus, die karmijn- en scharlaken-rood hadden moeten worden, zag, was een juffrouw, die de geschoren wenkbrauwen groen geverfd had en, om in harmonie te blijven met haar gezicht, een groen toilet droeg. Zij stemde kannibaalsch, deze dame, wie het aan revolutionnaire en revolutionneerende gevoelens niet moest ontbreken, maar zij werd niet verscheurd nòch gespietst. Zij tartte den goeden smaak, het gezond verstand, de zintuigen, de zinnen en ging vrij haars weegs in het dagelijksch décor van taxi's, bussen, vrachtwagens en toeschouwers die pimpelden op de terrassen der café's.
Als men op den traditioneelen eersten Mei geen enkele taxi ziet rollen in Parijs, dan komt dat niet, wijl onze chauffeurs zulke principieele oproerlingen zijn, doch eenvoudig, omdat de verzekeringsmaatschappijen voor dien dag-van-toorn geen assurantie nemen. Daar de brave chauffeurs dit afdoend argument niet hadden, reden zij den eersten Augustus uit ondanks alle proclamaties. Van de 254.563 werklieden der Parijsche agglomeratie staakten er 7.612 - een belachelijk percentage - om eens lekker uit te slapen en zich den heelen dag niet meer te vertoonen. Trams, ondergrondsche, water, electriciteit, gas, alles functionneerde au grand complet. Behalve de monsterachtige, tegen-natuurlijke, groene menschelijke bloem was er niets opstandigs in de Ville-Sirène. En behalve de gewapende macht.
Is dit geruststellend? Ja en neen. Het is gemakkelijk te zeggen, dat men niet gelooft aan een revolutie, welke op een bepaalden datum en met veel poeha wordt aangekondigd, doch om er niet aan te gelooven moet men een aantal voorwaarden vervuld zien. Op 1 Mei had de politie drie duizend communisten, die gingen betoogen, één-voor-één ingepikt en voor een etmaal achter slot gezet. De manifestaties vielen in duigen en het systeem is navolgenswaard. Gedurende de maand, welke den moscovitischen Augustus-dag voorafging, waren huiszoekingen gedaan, een honderd-tal leiders was gearresteerd, en dertig duizend man politie-troepen, soldaten en republikeinsche garden waren geconcentreerd in de Parijsche kazernes. In den nacht van 31 Juli had men tweemaal het orgaan der muiters geconfiskeerd, eerst onder zijn gewonen titel van L'Humanité, later onder den kop van L'Internationale, om alle communicatie van het partij-bestuur met de buiten-wereld te verbreken.
De redacteuren, die hun artikelen telefoneerden, hadden van titel veranderd, doch niet van drukkerij, wat bewijst dat zij weinig lust hadden den slag te aanvaarden. Om zich een houding te geven en om de subsidies van Moskou niet te verliezen, bleven zij tot de laatste minuut rumoer maken en zonden halzerige Arabieren en Chineezen uit, om traktaatjes te verspreiden. Zij merkten uitstekend, dat er tegen een legerkorps van 30.000 welgezinde verdedigers niets te beginnen viel. Toen het lunch-tijd was, smulde de prefect van politie rustig met twee duizend manschappen, die zijn reserve vormden, en hij kon zich laten fotografeeren te midden zijner banketteerende getrouwen. Maar de rest at rats uit de veldkeuken. Zoo die 28.000 niet in actie kwamen, hun aantal kan erop wijzen wat men duchtte. Overdreef men het gevaar?
Twee dagen te voren vermoordde een bakkersknecht zijn patroon, wien hij niets te verwijten had. Voor zijn genoegen en omdat hij communist was, gelijk hij sarcastisch bekende. Het speet hem slechts den eersten Augustus niet te hebben kunnen afwachten tot meer glorie der bolsjewistische beginselen. Waar een theorie voert tot zulke dolle fanatismen, durft men niet meer van overdrijving spreken. Het Kremlin heeft het wettige Fransche gezag aan den tand gevoeld. Alleen het Kremlin kan uitmaken of men overdreef.
Dat wij een sterk gouvernement hadden, was toeval, want de kabinets-crisis, uitgelokt door de ziekte van Poincaré, trof samen met de bedreiging van hamer en sikkel. Dat Briand het nieuwe ministerie zou samenstellen, lag voor de hand, doch het stond niet vast, dat Briand rechts zou houden. Natuurlijk probeerde de vroegere socialist eerst links, gelijk Poincaré trouwens zelf ook gedaan zou hebben. Het is voor de Fransche politici een onaanneemlijk feit, dat sommige levensbelangen van Frankrijk niet accoord gaan met een zekere vooruitstrevendheid, waarin zij opgegroeid zijn en waaraan zij verknocht raakten. Voor hen is een conservatief of ook maar gemodereerd Frankrijk een contradictio in terminis, de tang en het varken. Zij zijn spruiten van vier Revoluties (1789, 1830, 1848, 1870...) en zouden het willen blijven. Dat in het verlengde hunner ideeën economische, financieele, sociale of diplomatieke strubbelingen liggen, dat Moskou alle oude begrippen van links ontwricht heeft en bedierf tot onbruikbaar wordens toe, is een waarheid, welke zij zich niet ontveinzen, maar welke zij door temporiseeren trachten te ontduiken. Om een verschoten ideaal niet heelemaal prijs te geven en misschien ook om hun geweten te sussen, doen zij dus alsof: alsof Frankrijk nog geregeerd kon worden volgens een programma van links, en alsof links gereed stond zich te belasten met het bewind. Het een en het ander is een fictie vol zelfbedrog. Maar ook Briand begon met zich te schikken naar die fictie.
De radicalen eischten ditmaal als prijs hunner medewerking het hoofd van André Tardieu, minister van Binnenlandsche Zaken, die met straffe hand een kalmen eersten Mei georganiseerd had, die bezig was een ongestoorden eersten Augustus te regelen. Tardieu, hoog-commissaris van Frankrijk in Amerika, ex-medewerker van Clemenceau, een der Fransche vertegenwoordigers bij het Verdag van Versailles, minister der bevrijde gebieden. Tardieu ontpopte zich in het ministerie Poincaré als spiritus rector eener anti-moscovitische beweging. Hij praat niet, hij doet. Hij heeft voor de bolsjewisten geen enkele der liberale minzaamheden, geen enkele der verderfelijke tegemoetkomingen der vroegere ministers van Binnenlandsche Zaken. Hij is een arrivist door dik en dun, hij heeft den aanleg en het maaksel van een dictator, hij is de coming man, dien de helft der volksvertegenwoordiging met onverholen schrik ziet schrijden naar de hoogste waardigheden der Republiek, die haar straks zal domineeren als Minister-President, en van wiens autocratischen en factieusen geest zij erger dingen vreest.
Gaarne hadden de radicalen hem nek en beenen gebroken alvorens hij zich nestelde in zijn zenith. Tardieu's kop bevalt hun niet. Hij schokt hun sluimerende sympathieën voor het revolutionnaire Moskou, en het dierbare republikeinsche axioma der vrijheid. Maar al hadde Briand het hoofd van Tardieu willen offeren aan de mogelijkheid van een radicaal kabinet, hij zou niet gekund hebben. Parijs, dat dezen zomer in opstootjes bij Citroën en andere fabrieken voorteekenen bespeurde, eischte Tardieu. En bovendien eischte Tardieu het zelf. Wat weigert men een man, die aan de poorten staat van het Kapitool?
Briand voelde weinig neiging, om vlak vóór de Haagsche Conferentie twijfelachtige en langdurige combinaties te puzzlen. Met Tardieu daarenboven was hij voorloopig veilig. Kon je ooit weten wat op de Russische Ambassade, het asyl der Fransche communisten, gebrouwen werd voor den eersten Augustus? Zoo dienden de omstandigheden de ster van Tardieu en de belangen van zijn land. Zoo troffen de communisten een tegenstander, met wien men geen grapjes maakt, die de Ambassade zal doen springen, als hij het noodig acht.
Welk een inval overigens, om een revolutie te beramen voor Augustus, als de kapitalisten in de badplaatsen vertoeven, in de bergen, in de kuuroorden, op hun yachten! François Coty, de meest gehate en onverzettelijkste tegenstander der bolsjewisten, bevond zich te Amsterdam. De arbeider en de kleine burgerij zouden het gelag betaald hebben. Terwijl men in Parijs een beetje rilde voor de onvastheid van den komenden dag, inaugureerde men te Nice de middernachts-baden, welke te Deauville niet konden slagen, omdat het er te koud is en omdat het baccarat er te veel onder leed. Die middernachts-baden zijn een uitvinding van Rosy Dolly, een der Dolly sisters, en hebben een reusachtig succes: zij eindigen bij het ochtendgloren en rechtvaardigen voor de beau monde het idee van Nice als zomerverblijf. Terwijl men après tout te Parijs niet heelemaal zeker was van zijn huid, ondanks Tardieu's leger, wedstrijdden in Deauville Miss America en Miss Europa: eerst in mantel, daarna in robe de soirée, ten slotte in badcostuum.
Om niemand uit de eene of de andere wereld te verdrieten, werd de prijs van vijftig duizend francs tusschen de twee schoonheden, die beiden haar chauvinistische aanhangers hadden, eerlijk verdeeld.
Terwijl de kranten iederen dag kolommen vol drukten over het damocles-zwaard, dreven de dames in Deauville de zorgeloosheid zóó ver, dat zij zich door Foujita, den Japanschen meester van het penseel, pittoreske arabesken laten tatoueeren op rug, armen, heupen, dijen en zelfs op het gelaat. Dit is inderdaad hare laatste bevlieging: te lijken op een Papoea of een Indiaan. Zij moeten zich wèl beschermd voelen, om zoo lucht van hart en leeg van hoofd, te zijn.
[verschenen: 23 september 1929]