Het drama van Jutland I
Parijs, 18 Juni 1929
Geen enkel krijgsbedrijf, de Slag aan de Marne misschien uitgezonderd, heeft zulke stroomen inkts doen vloeien als het zeegevecht, dat door de eene partij de Slag van Jutland, door de andere partij de Slag van 't Skagerak genoemd wordt. Aan beide zijden is de tactiek der admiraals haarfijn onderzocht, gecommentarieerd, gecritiseerd, geprezen, afgekeurd, verdedigd. Jellicoe heeft zijne aanhangers, Beatty zijn bewonderaars die twee onverzoenlijke kampen vormen.
De Britten beweren dat het samentreffen een overwinning was voor Albion, terwijl Duitschland zich eenstemmig beroemt op de zege, en zich tot het einde der tijden beroemen zal. Dertien jaren na de gebeurtenis bestaat er over deze controversen reeds een bibliotheek, waarin alleen nog enkele specialisten den weg weten. Zoo een dier specialisten zijn materiaal schiften ging, spreken wilde, schrijven kon, een synthese gaf, onpartijdig, sine ira et studio, au-dessus de mêlée, zou zulk een auteur ons een fameuzen dienst bewijzen. Wanneer die auteur ten overvloede een werk levert waarin de lezer wordt gevangen als in een roman, als in een film, als in een heldendicht, dan overtreft hij onze beste verwachtingen.
Dit geval doet zich voor met Le Drame du Jutland van Edmond Delage, deze maand verschenen bij Bernard Grasset. De schrijver is wat de Franschen een ‘universitaire’ noemen, behoorend tot de hoogeschool. Hij is daarenboven geattacheerd aan de geschiedkundige afdeeling der Fransche marine en dus perfect gedocumenteerd. Hij volgt de historische methode en reconstrueert den Slag minuut voor minuut. Tot nader order stel ik u voor Le Drame du Jutland te beschouwen als het compendium, den leidraad voor den grootsten zeestrijd van alle eeuwen. De gerenommeerde Fransche klaarheid behaalde zelden een lumineuzer triomf.
Wij kunnen het bioscopische, hoewel zeer interessant, ter zijde laten. Beatty, onstuimig, rijk, jong, man van de wereld, virtuoos in polo, die in avondtenue dineert bij de klanken zijner muziek; Jellicoe, wiens voorkeur naar het tennis gaat, kalm, hoffelijk, methodisch, bescheiden, en geneigd tot pessimisme; Scapa Flow, confortabel ingericht voor 50.000 mariniers, waar de bemanning haar linnengoed gesteven en gestreken thuis krijgt uit het andere end van het Vereenigd Koninkrijk; Rosyth, waar de officieren 's middags thee drinken in een zomersch park en een half etmaal later in volle zee den vijand tegemoet stoomen.
Ook het romantische laten wij achterwege, hoe pakkend ook: Het somber hazardspel van mist, rook, roet en kruitdamp; de pantsertoren van een dreadnought, die met reuzenarmen wordt opgetild en weer op zijn plaats gezet; een bom die de kluisdeur van een blockhaus opensmijt, een ander die haar toesmakt; de vlammen, die als vuurwerk kringelen om de Engelsche slagkruisers vóór dat zij openspatten als een vat buskruit, masten en sloepen honderden meters in de lucht blazend; het schip dat met man en muis verdwijnt in de golven, waar boven een onmetelijke rookkolom naar het azuur spitst als een treur-den; de bodems, die met gedoofde lichten door den zwarten nacht tasten, schuw signalen knipoogend naar een schim aan bakboord, plotseling overgoten worden met stralen uit de Duitsche schijnwerpers en de volle lagen krijgen op den afstand van een pistoolschot; de destroyer, die in het donker een kruiser ramt, twintig meter van zijn voorsteven ziet afgerukt en meegesleept door den Duitscher, maar desondanks een dag later de Tyne binnenloopt. Nog tientallen ‘anecdotische’ details meer... Ik vermeld ze terloops om te toonen dat Delage aan alles gedacht heeft.
Hij dacht ook aan de expositie van het drama, dat een duel is tusschen Fisher-Tirpitz, en dat begint wanneer in 1891 door Wilhelm II de man ontdekt wordt die tot 1916 vlootvoogd zal blijven. Fisher bouwde voort op een onafzienbare traditie, Tirpitz, machtige persoonlijkheid, schiep zijn eskaders uit het niet. Bij Delage, die de koele zakelijke feiten geeft en de appreciatie aan den lezer overlaat, moet men dikwijls verstaan met een half woord. Uit een paar zinnen doemt Tirpitz op als een kolos, die in geen enkel land en in geen enkele periode zijns gelijke vindt als organisator. Hij liet Fisher dure experimenten ondernemen, doch bouwt met Teutoonsche koppigheid een homogene vloot uit de ervaring van anderen. Zijn materieel is uitstekend, sterk, goed beschermd, goed gecloisonneerd (in tegenstelling tot de Engelsche slagkruisers, de ‘hazewinden’ van Fisher, snel maar kwetsbaar), zijn personeel is moedig, ervaren en bezit initiatief.
Von Scheer laat zijn ondergeschikten meer bewegingsvrijheid dan Jellicoe, en zij weten haar te gebruiken. Wanneer Jellicoe niet commandeert, vervalt zijn gansche Armada tot besluiteloosheid, tot non-activiteit of tot flaters. Van beide vloten was de meest Pruisische in allure de Engelsche, zegt Delage. Zonder het verzet van Wilhelm II hadde Tirpitz zich nooit neergelegd bij twee-en-twintig maanden werkeloosheid en zoodra Von Scheer de handen losser krijgt gaat hij over tot daden.
De Slag van Jutland (31 Mei 1916) is van den aanvang tot het einde geregeld door het blinde toeval. Beide admiraals besluiten einde Mei of begin Juni uit te varen. Jellicoe, gebiologeerd door onderzeeërs, mijnen en torpedobooten, is vastbesloten, om alleen in het Noordelijke gedeelte der Noordzee een slag te aanvaarden. Hij zal met een list trachten de Duitsche vloot uit hare havens te lokken. Von Scheer heeft het gemunt op de eskaders van Beatty, welke voor anker liggen bij Rosyth in de Firth of Forth. Hij kent noch de juiste ligging, noch de juiste verdeeling der Engelsche eskaders (ondanks hun spionnage wisten de Duitschers niets van het bestaan van Scapa Flow), maar hij heeft twee plannen.
Zijn eerste twee groepen verkenners, geflankeerd door hun snelste torpedobooten, zouden plotseling voor Sunderland verschijnen en de kust bombardeeren, terwijl veertien onderzeeërs de Engelsche bases zouden blokkeeren, mijnen strooien, en torpedeeren wat hen voor den boeg kwam. Zeppelins zouden opstijgen om de aankomst van Jellicoe's Groote Vloot te surveilleeren. Alvorens de logge Jellicoe (die nochtans slechts vier uren noodig had om zeevaardig te zijn) uit zijn onbekende en geheimzinnige schuilplaats kon opdagen, hoopte hij Beatty te verpletteren. Een zware wind, die de Zeppelins verhinderde op te stijgen, maakte dit plan onmogelijk. De onderzeeërs, wachtend op nieuwe orders en uitgeput, trokken terug op hun haven: geen enkel zal deelnemen aan den Slag.
Von Scheer's tweede plan was modester. Hij zou den Engelschen een lokaas voorhouden in het Skagerak. Von Hipper, die aan Beatty reeds eenmaal ontsnapt was bij Doggersbank (24 Januari 1915), zou alle neutrale handelsschepen welke hij ontmoette naar den kelder jagen. Von Scheer zelf zou hem 45 mijlen zuidelijker volgen, klaar om hem te ondersteunen.
De Engelsche Admiraliteit kende grosso modo de Duitsche voornemens. Bij een der eerste gevechten in de Oostzee strandde de kleine Duitsche kruiser en de Russen hadden op het lijk van een onderofficier een schat van onberekenbare waarde gevonden: het Duitsche roodboek dat de geheime code bevatte hunner draadlooze telegrafie. Als goede bondgenooten zonden de Russen het aan de Engelschen, die het op hun beurt leenden aan de Franschen. Van het begin der operaties af had de Admiraliteit langs de kusten een groot aantal luisterposten geïnstalleerd. De Duitschers bleven zonder argwaan seinen en al hun dépêches namen den weg naar Londen, waar een geheime dienst, Kamer Veertig genaamd, de radiogrammen ontcijferde en het Engelsche vlootbevel van alle Duitsche bewegingen in kennis stelde.
Op den vooravond van Jutland evenwel had Von Scheer, wantrouwig geworden, zorg gedragen de Admiraliteit en haar cryptographen te dupeeren. Hij had de initialen welke dienden om zijn admiraal-schip Friedrich der Grosze te roepen verwisseld met de initialen van Wilhelmshafen. Zoo slim de Engelschen beweren te zijn, toch liepen zij er in. Daar zij Von Scheers's initialen steeds op dezelfde plek hoorden, concludeerden zij dat de Duitsche opperbevelhebber met al zijn dreadnoughts de haven niet verlaten had. Pas op het laatste moment zal Jellicoe beseffen dat hij met de complete Duitsche vloot te doen heeft. Wat dit betreft is Von Scheer niet wijzer, en hij zal eerst begrijpen dat Jellicoe in zee is, wanneer hij vóór hem staat. Doch Von Scheer heeft geldiger excuses.
Zoo varen beide vloten zonder het te weten op elkaar in. De Engelschen beschikken over 151 schepen (99 onder Jellicoe, 52 onder Beatty) en 340 kanonnen van 38, 34 èn 30 centimeter. De Duitschers over 100 schepen en 240 kanonnen van zwaar kaliber. De Engelschen zullen dus een bijna tweemaal grootere hoeveelheid staal op de Duitschers kunnen neerwerpen. Desondanks verliezen zij meer booten (14 tegen 11), tweemaal meer dooden en nagenoeg hetzelfde aantal gewonden.
Het toeval dat beide vloten op denzelfden dag deed zee kiezen zal hen ook doen botsen. Tegen twee uur 's middags marcheeren de eskaders van Beatty Oostwaarts met de mooie snelheid van 20 knoopen, normaal voor deze volbloeden die 26 en 28 kunnen loopen. Zij varen in drie colonnen. In het centrum admiraal Beatty op de commando-brug van de Lion, vergezeld van zijn eerste eskader, de Queen Mary, de Princess Royal, de Tiger, voorafgegaan door den kleinen kruiser Champion, en een flotille destroyers. Rechts het tweede eskader, de New-Zealand en de Indefatigable. Links, achterwaarts, de vier dreadnoughts van Evan Thomas, welke Jellicoe voorzichtigheidshalve aan Beatty's eskaders heeft toegevoegd en die voor 't eerst evolueeren met de slagkruisers. Het zijn de Barham, de Valiant, de Warspite en de Malaya, de modernste en de machtigste der Engelsche vloot. Om onbekende reden (Barham's kunnen 25 knoopen loopen) blijft Evan Thomas eenigszins achter, in het Zuid-Westen.
Logischerwijze hadden de eskaders van Beatty en de eskaders van Von Hipper, met wien hij de rekening van Doggersbank te vereffenen heeft, niet moeten samenkomen. Het toeval beslist anders. Te kwart over twee ontdekt een lichte kruiser, 17 mijlen vóór de Lion, den rook van een steamer op 10 mijlen in het Oosten. Duitsche torpedobooten waren door den kleinen kruiser Elbing afgezonden om een neutraal handelsvaartuig aan te houden. Op dat oogenblik worden hunne rookpluimen waargenomen door den Engelschen bodem. Het eerste en het derde Engelsche eskader lichte kruisers snellen toe naar dat punt. Op hun beurt ijlen de Duitsche kruisers, die gealarmeerd zijn, ter hulp. In de verte zien zij acht Engelsche schepen van hetzelfde type.
De slag begint. Beatty is draadloos gewaarschuwd door de Galatea. De trommen roffelen, de snerpende fluiten der onderofficieren roepen de manschappen naar de gevechtsposten, de kanonnen worden gericht, de officieren zetten hun telefoonhelmen op, waarmee zij zich in het lawaai der kanonnade verstaan kunnen van den hoogsten mast tot in de centrale posten en geschuttorens. Van de torpedobooten der voorhoede tot den verwijderdsten dreadnought zal alles, met een volmaakte gradatie, in den vuurwervel worden meegesleept. Supprimeer het rookwolkje dat een kleinen kruiser verdacht lijkt en de grootste zeeslag van alle tijden heeft niet plaats.
(Slot volgt.)
[verschenen: 1 augustus 1929]