De Season
Parijs, 14 Juni [1929]
Het optreden van Colette Andris in het Casino de Paris, herinnert mij eraan, dat wij in het zenith staan van de mondaine en artistieke Season. Collette Andris studeerde Geschiedenis, bracht het tot candidate en werd, in afwachting van haar doctoraal examen, danseuse nue. Wanneer ik de sensationeele reportages over kolonies van naaktloopers gelooven mag, die ons bereiken uit Noord-Duitschland, dan zijn wij in Frankrijk nog zeer onschuldig, of zeer pervers, naar gelang men het nemen wil. Wij staan nog juist zoo ver van de integrale naturisten uit de omstreken van Hamburg, als de beet in den appel symboliseerde voor Adam en Eva en het zal mij verwonderen, als we ooit de klove, welke tusschen een beet kan liggen, overschrijden.
In navolging van de vrijgevochten Duitschers, vestigden zich op eilandjes in de Seine openlucht-kuuroorden, maar de politie waakt over de afmetingen van den maillot, welke niet lager mag zakken dan de zedige bedekking der onbeschaafdste wilden. Pas als zij een muur gebouwd hebben rondom hunne idyllen, zullen zij mogen doen wat zij wenschen, en den stap, welken de kannibaal uit de somberste binnenlanden om duistere reden voorwaarts deed, terugwaarts kunnen gaan. Onder ons gezegd, lijkt het mij een zonderlinge liefhebberij. Deze adepten beweren, dat er niets zedelijker is dan de volmaakte natuurstaat.
Goed: de eerste, die een schortje aangordde, was een immoreel individu. Maar wat zouden wij er bij winnen, als wij niet meer naar elkaar omkeken? Dat eerste individu was op z'n minst genomen een psycholoog.
De Candidate in de Geschiedenis hield van alle vooroordeelen niets over, dan een cache-sexe, kleiner dan een wingerdblad, en maakt furore. De Parijzenaar heugt zich niet, een danseres ooit zóó naakt gezien te hebben tegen een wand van zwart fluweel. Groote hemel, de films, welke de geëmancipeerde Hamburgers laten maken van hun zuiver-edensche amusementen, zouden hier geconfiskeerd worden als pornografie. Maar zoo de Franschen achterlijk zijn, hun geest gebruikt zeldzame omwegen, om deze vertraging in te halen.
Want Colette Andris steekt zich met geen ander doel in haar nietig costuum, dan om de meest virginale kuischheid voor te stellen. Zij is jong, frisch, en hare plastiek mag bogen op zulk een sculpturale perfectie, dat zij zonder eenig gevaar voor desillusie hare lijnen verplaatsen kan. Als zij zich in een sluiertje hult, is het om zich des te maagdelijker te onthullen. En, ma foi, Colette Andris met haar schamelen cache-sexe is minder vrouw in de fatale en verlokkende beteekenis, dan Argentina met haar lange japonnen. Wanneer dus gansch Parijs naar haar toestroomt, kan men geen andere conclusie trekken, dan dat gansch Parijs een cursus wil volgen in de deugd. Hoewel ook gansch Parijs toestroomt naar Argentina, die de tenten harer balletten opsloeg in de Opéra-Comique. Een dans van Argentina, en meer nog een ballet harer Spaansche gezellinnen en gezellen, dat is souvereine kunst, maar dat is ook een souvereine call of the wild, welke haar publiek en partners in halve hyena's verandert, klaar om den sprong te wagen. Zij voeren tot exaltatie, waar men het gevoel krijgt van voor niets meer terug te deinzen. Zij fanatiseeren en bacchantiseeren de fatsoenlijkste heeren en dames. Ziedaar de macht der rokken, die tot den grond reiken om even op te wervelen, de macht van het geheim, zou ik er met melancholie kunnen bijvoegen, wanneer ik moralist ware.
Een Parijsche Season zou niet kunnen slagen, zonder opgeluisterd te zijn door een huwelijk, dat de prinselijke eigenschappen bezit om aristocraat en plebejer te verblinden. Het schijnt, dat alleen de onderdanen der Zuid-Amerikaansche republieken kunnen beantwoorden aan alle eischen, welke de fantasie kan stellen aan den milliardair.
Zij zijn misschien niet rijker dan hun Noord-Amerikaansche collega's, maar zij zijn prachtlievender en spilzieker, en wanneer hun de opperste belooning ten deel valt van hun gouvernement te vertegenwoordigen in Parijs, dan overtreft hun magnificentie in vreugde en leed alles, wat men van vorsten en presidenten gewend is. Zoo begroef een hunner zijn jong gestorven dochter onder een overdaad der kostbaarste bloemen, welke men ooit aanschouwd had en die het lijk in lange rijen van wagens volgden door de verwonderde straten. Met eenzelfde ongeëvenaarde staatsie begaf zich Elena Patino, een jonge, precieuse, mooie Boliviaansche, in het huwelijk met den Markies del Merito, een Spaanschen Grande. Het spreekt van zelf, dat hij eerste klas is, gelijk alle Spaansche Grande's en gelijk alle fabrikaten, die zich respecteeren.
De vader, gezant van Bolivia, is mijneigenaar van jongen datum en de bruid werd geschat op veertig milliard. Tien van zulke families zouden de Europeesche schulden kunnen delgen en het schijnt, dat er honderden zijn van dat gehalte in Zuid-Amerika, welks reputatie beneden zijn verdiensten bleef. In de corbeille der jonggehuwde bevond zich, ter bezichtiging gelegd onder glas, een chèque van vijf millioen. Zakgeld. De vader, die zich reeds het duurste en rijkste huis kocht der Avenue du Bois de Boulogne (voortaan Avenue du Maréchal Foch), die somptueuze villa's kocht in Biarritz en Cannes, die een jachtterrein kocht van honderden hectaren in Seine-et-Oise, kocht ook nog het familiegoed van den Duc de Montmorency, om het cadeau te doen aan het brillante paar.
Om zulke dingen voor Peruvianen, Argentijnen, Chilianen, Bolivianen, Brazilianen en Patagoniërs mogelijk te maken, om het land te laten opkoopen, en de huizen gaven anderhalf millioen Franschen hun leven, denkt de goede patriot.
Het merkwaardigste van het huwelijk was dat het gesloten werd te middernacht. Vier in elkaar loopende salons, van boven tot onder getooid met honderdduizenden witte rozen, behangen met de authentiekste meesterwerken der schilderkunst, verlicht door ontelbare waskaarsen, afgezet met lakeien in geborduurde blauwe dracht, wachtten een publiek van ambassadeurs in uniform en vederbos, prelaten in kapmantel, grandesses met diademen, altesses met hofsleep, groot-kruisen van alle orden, ridders van Malta en Santiago met roode tuniek en bepluimden helm, ridders van Calatrava in scharlaken, zilverbestikte gewaden. De pauselijke nuncius, die den echt zou inzegenen, had zijn stool vergeten, welke in een honderd-paards gehaald werd op de nunciatuur. (Tusschen haakjes: de prix d'Elégance voor auto's is gewonnen door een Bugatti van drie-honderd-paards, gecarrosseerd door Weymann.)
Onmiddelijk na de inzegening verruilde de bruidegom-markies zijn vederbos en sneeuw-wit uniform voor een complet-sport, de nieuwe markiezin haar sleep voor een deux-pièces, en rolden honderd vijftig kilometer per uur in den nacht naar Deauville. Een orchest van louter virtuozen speelde muziek van Bach en Händel. Men wist niet meer, waar men vertoefde: aan een achttiende-eeuwsch hof, in een sprookjesachtig geënsceneerde opera, of in een droom.
Wat den gewonen stervelingen, die zulke plechtigheden alleen lezen in romans, voor een schappelijken prijs geboden wordt aan kunst en schoonheid, kan den toets met dergelijke toovers niet doorstaan en moet armzalig lijken. Het schijnt trouwens, dat de Parijsche Season, wat het artistieke gedeelte betreft, dit jaar onderdoet voor die van Berlijn, waar verscheiden Fransche critici zich rendez-vous gaven.
Serge de Diaghilev verzamelde naar ouder gewoonte zijn Russische Balletten, maakte de gebruikelijke reclame, doch had niet het geluk de hand te leggen op een chef-d'oeuvre, echt of onecht, maar dat de gemoederen in beroering brengt. De scenario's der moderne balletten zijn over 't algemeen van een onbeschrijfelijke zouteloosheid en ik geloof niet, dat de beste Zweedsche gymnastiek, de verbluffendste décors en de meest neo-klassieke of moderne muziek, hen op den duur zal redden van een fiasco. Naar hunne scenario's te oordeelen, zou men zeggen, dat onze jonge componisten de mentaliteit hebben van kostschoolmeisjes en dat hun belangstelling niet verder reikt dan kinderboeken voor bakvischjes. Misschien vermaken zij zich onderling, doch zij overschatten het genoegen, dat anderen kunnen vinden in hunne onnoozele spelen. Wanneer zij niet alle waardeering verbeuren door hun onderwerp, zooals Roland Manuel met L'Ecran des Jeunes Filles, een pensionaat-flirt (vertoond in de Opéra), dan ontmoedigen zij door hunne muziek, gelijk Georges Auric in Les Enchantements d'Alcine, of Victor Rieti in Le Bal.
Voor Auric, die dit seizoen een operette deed spelen, welke onmiddellijk stierf aan haar onbenulligheid, zijn op het oogenblik alle kansen verkeken. De voorzichtigsten geven hem op en het zal hem moeite kosten om de geschokte verwachtingen te herstellen. De eenige, die door Jean Cocteau in de mode gebrachte beuzelingen en kinderachtigheden wijselijk links laat liggen, is Serge Prokofief. Zijn Verloren Zoon maakt een gelukkige uitzondering. Darius Milhaud, de productiefste van allen, bleef den ganschen winter stom.
Francis Poulenc schreef een concerto voor Clavecin en orchest, waarvan men de factuur zou willen bewonderen, als het pasticheerend materiaal de aandacht waard was. Honegger, wiens Rugby het succes zal deelen van Pacific 231, was in Amerika. Een componist, voor wien Parijs zich begint te openen, is Villa-Lobos. Hij is Braziliaan, werkte voor music-halls, gebruikt de folklore van zijn vaderland, en heeft door zijn rhythmische en coloristische felheid een onbetwistbaren vat op de menigte.
Het was curieus de critiek te zien reageeren, toen Pierre Monteux de leiding nam van het Orchestre Symphonique de Paris in de Salle Pleyel. Hij nam den dirigenten-stok over van Ansermet, Fourestier en anderen, die in korten tijd de twee millioen francs kapitaal van het O.S.P. verslonden hadden, zonder resultaat. Men vond gelukkig twee nieuwe millioenen, doch zij leverden Monteux het orchest af, zooals het den eersten dag was en gelijk alle Parijsche orchesten zijn: ongedisciplineerde, heterogene, maar zeer kneedbare ensembles. Men verzweeg dit, zooals de critiek van Parijs, de stad der complimentjes, alles verzwijgt, of verbloemt. De grootscheeps aangekondigde onderneming ging haar ruïne tegemoet onder beleefdheidsbetuigingen, waarvoor het publiek, dat sinds jaren tusschen de regels leerde lezen, koud bleef als steen en spoedig deserteerde. De ‘gesproken critiek’, de eenige, die telt in deze stad, deed haar vernietigend werk. Van den dag af echter, dat Monteux den dirigentenlessenaar beklom, wijzigde zich de situatie. Hij moet de schade repareeren van het funeste begin zijner voorgangers, maar de geschreven critiek werd spontaan enthousiast en de gesproken opbouwend.
Monteux is de eenige dirigent te Parijs, die dezen naam verdient en die de gunstige omstandigheden, waaronder hij arbeidt - hij kan repeteeren - niet bederft door een hopelooze middelmatigheid, gelijk Walther Straram, of een hopelooze nonchalance, gelijk anderen, die knoeien par force majeure of a priori. Monteux gaf den Hollandschen orchestleiders, die de laatste jaren hier dirigeerden, een gevoelige les door de Derde Symphonie van Willem Pijper op zijn programma te nemen. Doch zijn Hollandsche dirigenten, die hun nationaliteit afleggen aan de grensposten, gevoelig voor lessen?
Bij de magnifieke, onvergelijkelijke Russische Opera van Marie Kousnezof, een gezelschap, waarvoor men apart de reis naar Parijs zou maken, heeft zich voor de Season een magnifieke Italiaansche Opera gevoegd, die een cyclus geeft van Opera's van Rossini, welke, behalve de ‘Barbier’, overal onbekend zijn: ‘Asschepoester’ en ‘de Italiaansche te Algiers’.
De troep kwam recht uit Turijn en bracht een dirigent mee, Tullio Serafin, die zijn serafijnschen naam draagt als de geïncarneerde Engel der Muziek, en een zangeres, Conchita Supervia, die wellicht hare gelijke vond in de dagen van Alboni en Malibran en Viardot, doch in onze decadente tijden onnavolgbaar moet heeten. Gedirigeerd door Serafin, met een verve, een brio, een vonkeling, een precisie, een expressie, een verscheidenheid, een poëzie, een vlugheid, een suaviteit, een speelschheid, een ontroering, welke elke seconde even zoovele wonderen zijn, en verrukkingen en extase, wordt de muziek van Rossini, de komische zoowel als de ernstige, een nectar, een ambrozijn, die wij ontdekken als een oude flesch van 1810, onbetaalbaar, onwaardeerbaar, een eeuwig-jonge en welbelegen verheuging. Gezongen door Conchita Supervia, wordt een canzonetta van Rossini iets als een onuitsprekelijk geluk, waarvoor men gaarne zijn leven zou geven. Het zijn momenten, waarin men van ontroering geen raad weet. Alle geestdrift wordt duidelijk en normaal. En ik zwijg over de anderen, want ik zou niet kunnen eindigen.
Dit alles is bewonderenswaardig, maar vervangbaar en vergankelijk als de luchttrillingen, uit welke het gevormd is. Ik wilde dezen brief sluiten met iets weergaloos, in den letterlijken zin des woords.
Gisteren werd het Legioen van Eer uitgereikt aan een piloot, verbonden aan de Compagnie Aéropostale, welke een vliegdienst onderhoudt - het zee-traject nog per snelvarende boot - met Brazilië. Zijn machine, welke koerier, mécanicien en twee passagiers vervoerde, vloog bij volle vlucht in brand. Terwijl de mécanicien tracht de benzine-aanvoerbuizen af te snijden, blijft de piloot koelbloedig sturen tot de vlammen zijn post bereiken en zijn plaats onhoudbaar maken. Om zijn toestel en de bemanning te redden (hij had zich kunnen sauveeren met een parachute), wringt hij zich uit de machine, klampt zich vast aan den buitenkant, en gaat stoïcijnsch door met te sturen naar een geschikt terrein, waar hij landen kan. Als zijn eene hand verbrand is, grijpt hij den ‘bezemsteel’ met de andere hand, laat haar óók verbranden, maar brengt zijn vliegtuig behouden neer. Beide handen zijn afschuwelijk verminkt.
Sinds vijf en twintig eeuwen bewonderen wij een légendairen Mucius Scaevola, die slechts één hand verbrandde, de rechter, welke hij wilde straffen, omdat zij een vijand gemist had. Hoe zullen wij dezen piloot voldoende eeren, die, om drie medemenschen te redden, zijn linker en zijn rechter offerde? Niet à l'ordre de la nation, moet hij geciteerd worden, maar à l'ordre de l'humanité. Hij heet Delaunay.
[verschenen: 23 juli 1929]