Tooneel van vandaag
Parijs, 29 Mei 1929
Wij hebben de Nationale Vliegfeesten gehad te Vincennes, waar we drie honderd machines in gevechtsformatie zagen marcheeren onder een zoodanig gedonder der motoren van horizon tot horizon, dat de dieren jankend vluchtten en de vogels dood neervielen tusschen de menigten der ontelbare toeschouwers, die in den profetischen orkaan een generale repetitie meenden te hooren van het laatste oordeel. Wij hebben de Jaarbeurs van Parijs gezien, waarvan het merkwaardigste was, dat zij met haar ruim zevenduizend exposanten in twee dagen uit den grond rees. Wij hebben vierhonderd selecte Parijzenaars op kosten en voor de reclame van André Citroen (spreek uit Citrowèn, gelijk Napoleon, die Goethe niet anders noemde dan monsieur Gowette) naar de tentoonstelling van Barcelona zien reizen, waar de illustre automobielfabrikant dineerde naast Alphons XIII, en zijn vrouw danste met Primo de Rivera. Voorwaar, de boezem aller vaderlandsche Citroenen mag zwellen van trots wegens dezen telg, ook al loopt het gerucht dat zijn firma is aangekocht door de General Motors.
Wij zagen de snelheid der voornaamste treinen, om te concurreeren met avion en auto, vermeerderen tot 130 kilometer per uur. Dit is de juiste methode; wanneer gij bij toeval een hoed op zoudt hebben, neem hem dan af; 130 kilometer per uur, zonder ongelukken, elken dag, bij weer en wind, zoo iets verdient respect, dunkt me.
Laten wij ook even een saluut brengen aan den nieuwen torpedo-jager Valmy, die op zijn proefvaarten 76 kilometer per uur haalde.
Nog een massa andere dingen zagen wij, doch daarover later. Het eenige waarover men op 't oogenblik praat, te midden van zooveel saillante gebeurtenissen in de lucht, op den grond en in 't water, is de zelfmoord van den negentienjarigen Duc Howard de Talleyrand, Prince de Sagan. Deze jonge man, zoon van Henry de Talleyrand, een groote naam, en Anna Gould, een rijke naam, werd aan de Côte d'Azur verliefd op de dochter van een zeer achtenswaardig en niet ongefortuneerd architect. In de rijen der gratiën, dartelend onder de schaduw der bloemen, in den geur van jasmijn, viooltjes en mimosa, vond hij het meisje dat men nooit vergeet. Hij wilde haar trouwen, want de liefde werd beantwoord.
Doch zijn moeder, die eerst het schild van Comte Boni de Castellane vergulde, en zich in de Mémoires van dezen luchthartigen edelman bladzijden gewijd zag welker hoffelijke speelschheid spot verborg, bijtend als vitriool, zijn moeder, die het gravenkroontje verwisselde voor de kroon eens hertogen, óók op jacht naar het Gulden Vlies, duldde niet dat het blauwe bloed der Talleyrands vermengd zou worden met het ordinaire sap eens architecten. Wat den vader geoorloofd was, een mésailliance, werd den zoon verboden. Gekomen uit een milieu waar men alles te koop acht, overgeplant in een milieu waar men sinds jaar en dag de liefde bankroet verklaarde, meende Anna Gould de mannen te kennen. Welk een revelatie! Welk een vergezichten in deze revelatie! Toen zij de passie van haar zoon en zelfs zijn sombere bedreigingen met schouderophalen bejegende en onvermurwbaar bleef, nam de jonge man een revolver en schoot zich een kogel in het hart. Hij raakte de roos zonder zich doodelijk te treffen. Hij kreeg er een pleuris bij en stierf hoewel hij werd verpleegd door zijn beminde.
Als Anna Gould en de Duc de Talleyrand verbaasd zijn, de Parijzenaars zijn het nog meer. Men is geneigd de hoogste kringen gevrijwaard te achten tegen het fatum, tegen het karma, of hoe men de manifestaties noemen wil eener onzichtbare gerechtigheid. Voor zoover men inderdaad controleeren kan, is geen der schuldigen aan den wereldoorlog, in welk kamp hij zich moge bevinden, tot nu toe gestraft. Toen de bolsjewisten hun revolutie begonnen, verbonden de leiders zich plechtig om onder geen enkele omstandigheid hun bloeddorst te koelen op elkander, en dit is de eenige belofte welke zij hielden. Er ligt iets weerzinwekkends in de lafheid en in de zorg, waarmee Trotzki, die millioenen deed omkomen, geïsoleerd wordt van een mogelijke boete.
Was het vroeger, toen van keizer tot bedelaar niemand veilig was, onmogelijk een polis te nemen tegen de Nemesis, tegenwoordig is deze stap zeer gebruikelijk, en alleen Nicolaas II met zijn gezin en zijn dienaars maakt een uitzondering, des te schrikwekkender, omdat volgens onze menschelijke begrippen bij zijne tragedie onschuldigen vielen. En de wijze waarop in den loop der negentiende eeuw niet alleen de verantwoordelijken op elk gebied zich organiseerden tegen iedere vraag om rekenschap, maar ook de klasse waar dolk, gif, duel, galg en scherprechter het felst gewoed hebben, zich neutraliseerde tegen het noodlot, moet misschien als de grootste omwenteling beschouwd worden, welke de mensch in een nietige spanne tijds volbracht.
Was een ramp in patricische huizen vroeger schering en inslag, werd zij den gewonen sterveling in drama's tot waarschuwend voorbeeld gesteld, tegenwoordig is zij bovenmate exceptioneel. Men ducht in de beau-monde hoogstens een beurskrach of een auto-ongeluk. Met de onbeheerschte machten van buiten of van binnen heeft men afgedaan. Een revolverschot weerkaatst daar dus als in de grotten van Fingal. Het trilt voort in elk gemoed, wijl het een raadsel dat men opgelost achtte, wederom actueel maakt.
Een der factoren waarmee onze beschaving meent te hebben afgerekend is zeker de liefde, de almachtige, ontoombare liefde, welke de antieken voor een ziekte of voor een straf hielden, waarvan Dante echter zeide, dat zij de zon en de sterren regelt. Wij kennen nog slechts de erotiek, de erotomanie, het mechanische gebaar in al zijn gedaanten, en al zijn excessen, maar niet meer de liefde. Ook zij troonde vroeger in de aristocratische regionen, maar ook zij werd gedraineerd naar de plebejische lagen der maatschappij en gedisqualificeerd. Alles wat men den huidigen mensch op het tooneel en in romans leert omtrent een geheimzinnig en onbedwingbaar sentiment, waarin Schopenhauer den genius van het ras, anderen het opperste goed herkenden, komt hierop neer, dat wij zeer dwaas handelen wanneer wij deze gewaarwording beschouwen als meer dan een physische opwelling, onwaardig om invloed uit te oefenen op ons leven. Wat vroeger een demon was, vol listen en gevaren, werd sinds verschillende jaren een quantité négligeable, en alleen in de bioscoop en in de populaire verhalen klinken nog echo's van het oude thema.
Ik weet niet of men verstandig deed met deze koersverandering, welke men zou kunnen vergelijken met de tactiek van den struisvogel. Ik observeer stroomingen, die mode werden en bevallen bij een talloos doch frivool publiek. Maar ik zie eveneens dat het schot van den jongen hertog hen verraste alsof zij 't in Keulen hoorden donderen.
Waarlijk deze edele knaap lijkt geen kind van zijn tijd. Twee onzer beroemdste auteurs, Tristan Bernard (van ‘het Cafétje’) en Marcel Pagnol (van ‘Topaas’) vertoonen twee stukken welke tot veel redelijker conclusies komen. Het eene, van Tristan, beroeps-humorist, en kampioen in kruis-woorden, die hij met verbluffende spitsvondigheden bijna wist te stempelen tot een kunst, heet Jules, Julien et Juliette ou l'école du sentiment, en wordt gespeeld bij L'Oeuvre van Lugné Poe.
Een handelsreiziger, terre à terre, trouwt voor zijn gemak en zonder verliefdheid. Hij combineert zijn huwelijksreis met een tournée bij zijn klanten aan wie hij dakbedekkingen en bestratingen levert. Zoo kan hij zijn honey moon doorbrengen aan de Middellandsche Zee zonder dat het hem een cent kost. Terwijl de man de fabrieken afloopt verveelt de vrouw zich in de hotelkamers met het lezen van geïllustreerde tijdschriften en het zenden van prentbriefkaarten, tot er een aviateur opdaagt, die in het stadje dienst heeft. Zij praten samen, en daar Juliette niets beters te doen heeft antwoordt zij hem. Om den goeden gang der zaken niet te storen valt Juliette in zijn armen, spreken zij als Romeo en Juliette, liggen zij betooverd in een verrukkelijke passie. Dat vormt twee bedrijven.
In het derde is de aviateur, opgecommandeerd voor dienst, gevlogen. Als hij van mij gehouden had, zou hij niet vertrokken zijn, redeneert Juliette en barst voor Jules in tranen uit. De handelsreiziger vraagt wat zij mankeert. Snikkend, handenwringend bekent Juliette haar fout en haar ongeluk. De man ontvangt de tijding met een vastberaden hart. Zij overleggen. Het best lijkt hun om te echtscheiden. Jules heeft verdriet, maar zij ziet er geen bezwaar in om Juliette af te staan aan Julien, den luchtvaarder. Overleggend echter merken zij dat ze nog nooit zoo lang samen geconverseerd hebben sinds hun huwelijk. Dat komt, zegt Juliette wijselijk, omdat wij geen stof tot gesprek hadden. Te Parijs teruggekeerd deelt Jules Juliette met Julien, doch al pratend over de echtscheiding, merkt de vrouw dat de man nog zoo kwaad niet is, dat zijn zaken schitterend slagen, en dat hij haar een mooie positie met een fonkelnieuw huis kan verschaffen. Juliette beraadt zich, een vriendinnetje neemt den vliegenier mee naar de koloniën en de handelsreiziger is tevreden over zijn herstelden huiselijken haard.
De interesse van dit stuk, - over de moraliteit kan men beter zwijgen - ligt natuurlijk geheel in den dialoog en in de bons mots. Bij het andere, Marius van Marcel Pagnol, is de belangstelling geconcentreerd in de plaats der handeling. De hoofd-persoon werd Marseille, een kroegje aan de oude haven, dat ruikt naar gebakken olie, uien en knoflook, mosselen, oesters en zeewater. Marius is de zoon van den kroegbaas Cesar en wordt getrokken naar een jeugdvriendinnetje Fanny, dat met heel haar wezen aan hem hangt. Cesar wenscht niets liever dan zijn toekomst verzekerd te zien achter dit springlevend paar. En Marius zou zich ook wel willen binden aan dit prachtige exemplaar van een vrouwtje, als hij geen anderen hartstocht had. Doch de liaison, welke zijn vader bij hem vermoedt, de klis die hem niet los wil laten, van wie hij zich niet kan vrij maken, is geen maîtresse, het is de zee. Marius heeft een onbluschbaar verlangen naar de wijde, zoute ruimte, verre landen en onbekende stranden. Als hij koloniale waren opsnuift duizelt hij. Vertrekken wil hij, waren, in den wind, in de stormen, te midden der golven, naar andere hemels. Het bezit van Fanny, die hij tot zijn vrouw maakt, weegt niet op tegen dezen fellen drang naar de oneindigheid van het water.
Zonder zich om haar te bekommeren, zonder zich te storen aan zijn vader, laat hij zich werven op een ontdekkingsvaartuig dat voor lange jaren onder zeil gaat. De kleine Fanny zelf moedigt hem aan en Marius laat het zich geen tweemaal zeggen. Als bij haar het hart weinig telt, bij hem telt het heelemaal niet. Hij vertrekt. De jonge Fanny bergt zich in het huwelijk met een rijk-geworden weduwnaar van vijftig jaar, habitué van het kroegje, die haar nog mooi genoeg vindt voor zoo'n ouden aap als hij, ook al was ze van Marius.
Zoo verstaan twee der meest gespeelde auteurs, om van anderen niet te spreken, de liefde en de relaties tusschen man en vrouw. Voor hen begint het leven ‘jenseits der Liebe’, welke een toevallig, onbeduidend accident wordt. Als Schopenhauer nog op dit ondermaansche vertoefde, zou hij in deze mode wellicht een nieuwe list ontdekken van den bedriegelijken genius die den menschen reeds zooveel poetsen bakte. De wegen van Eros zijn immer ondoorgrondelijk geweest. Voor ieder tijdperk spande hij zijn geschikte hinderlagen. De doeltreffendste voor een haastige en gemechaniseerde menschheid is misschien nog om te doen alsof hij niet bestaat.
[verschenen: 4 juli 1929]