Geen ontwapening
Parijs, 20 April [1929]
Over ontwapening gesproken, gij weet, lezer, dat ik er niets voor voel, niets, maar dan ook absoluut niets, ieder mag er over denken gelijk hij wenscht, doch laat mij me houden aan de realiteit. Het is nog geen drie jaar geleden, dat Spanje zich met Frankrijk moest verbinden om de Riffijnen te overwinnen. Naast het Spaansche leger, naast zijn eigen staande troepen in Marokko, mobiliseerde Frankrijk meer dan twee honderd duizend man. Het mobiliseerde tanks, vliegtuigen, zwaar geschut op rails. Het zond een zijner beste bevelhebbers: Maarschalk Pétain, en men heeft nooit de verliezen durven publiceeren, welke weinig lager moeten zijn dan die in den Fransch-Duitschen oorlog van 1870.
Wanneer Frankrijk volgens de idealen van Bernstorff ontwapend hadde zou het minstens honderdduizend man te kort gekomen zijn. En dan? Had het zulk eene macht onvoorziens kunnen oproepen, africhten, equipeeren, expedieeren, vóórdat de Riffijnen, Marokko met behulp van Marokkanen overwervelend, verschenen op de kust? En dan? Eenmaal meester van de kusten der Middellandsche Zee, eenmaal geïnstalleerd op de Afrikaansche oevers, wie zou ze verjaagd hebben? Want men zou ze hebben moeten verjagen, koste wat koste.
De Riffijnen, Marokkanen, Algerijnen etc. zijn geen menschen die dagelijks naar hun bureau gaan, sociale verzekeringen invoeren, werkloozen ondersteunen, treinen en booten laten loopen, vijf postbestellingen hebben per dag, 's morgens de melkboer en op 't eind der week de Engelsche Zaterdag. Het zijn niet alleen menschen die zich het leven anders voorstellen dan wij, het zijn menschen met wie niet valt te praten. Elk toerist die in hun handen valt kost het Fransche gouvernement een millioen. Een millioen of een straf-expeditie. Elke vliegenier die op de lijnen naar Dakar een noodlanding moet doen, en dien zij te pakken krijgen, kost drie millioen plus uitlevering van krijgsgevangenen. Drie millioen of een straf-expeditie. Alles wat op rappe paarden doolt, rooft, moordt, plundert langs de grenzen der Fransche Noord-Afrikaansche bezittingen, alles wat sinds menschenheugenis zijn bestaan vond in den handel van slaven en slavinnen, in strooptochten, in guerilla's vanaf de Romeinen tot de Franschen, dat alles wacht slechts op de ontwapening van het Europeesche moederland om op te marcheeren.
Want niemand make zich daarover een illusie: de bezittingen dier ‘protectoraten’ hebben voor deze krijgszuchtige stammen geen andere beteekenis dan het feit dat zij de voorposten zijn eener hoofdmacht, de voorposten van een sterk gouvernement, en een te duchten natie. Ik herhaal het: meer dan twee honderd duizend man zijn noodig geweest om ze terug te slaan van de kust, om ze te onderwerpen. Wat zou er geworden zijn van de Middellandsche Zee-vaart met Riffijnen in de buurt der Straat van Gibraltar? Werd de Europeaan zoo kort van memorie om te vergeten, dat de veiligheid der Middellandsche Zee nog geen honderd jaar oud is en honderd jaar met hand en tand verdedigd moest worden?
Maar is Noord-Afrika de eenige zeere plek in de Europeesche linie? Verre vandaar. Ware het zoo, wij zouden op twee ooren kunnen slapen. Men ga de lijnen na, langs welke de blanken trafikeeren, om er tien, twintig andere te ontdekken, tien, twintig andere kwetsbare, levensgevaarlijke, vitale steunpunten, bunkerplaatsen, olie-stations, zee-engten, welke één batterij afsluit, allemaal vooruitgeschoven posten, welke als kaartenhuisjes zouden ineenstorten wanneer de eskaders ophielden er te ankeren, wanneer de vloten werden afgeschaft. Want de wapenen dienen den Europeaan nog tot iets anders dan om elkaar onderling uit te moorden. En de leiders der vakvereenigingen, die hunne traktementen danken aan de omstandigheid dat men rustig couponnetjes kan knippen, wat impliceert dat men rustig kan handel drijven, de honderdduizenden bewuste arbeiders die ontwapenings-petities zenden naar den Volkenbond, de honderdduizenden arbeiders die den achturigen werkdag en hun hooge loonen en zelfs hun werkloozen-uitkeeringen danken aan de veiligheid der zeeën, aan de kalmte in de koloniën (- een revolutie in Britsch-Indië en half Engeland vervalt tot armoede, o Philip Snowden, een revolutie in Egypte en de andere helft van Engeland lijdt hongersnood, o Ramsay MacDonald, en bij zulke omkeeringen zou niet alleen Engeland maar gansch Europa geschokt worden -), al deze edelaardige, teerhartige lieden, die geen kanon of geweer of uniform kunnen zien zonder zich onwel te voelen, al deze raaskallende, humanitaire, pacifistische anti-militairisten zouden verstandig doen met te beseffen dat achter elke uitbetaling op Zaterdagmiddag, achter elk bioscoopje, achter elk hapje eten, een geweer, een kanon en een uniform staan om ze mogelijk, wat zeg ik! om ze denkbaar te maken.
Voor iemand die zich nauwgezet rekenschap geeft van den toestand is de positie van Europa precies dezelfde als de positie der Romeinen gedurende de drie eerste eeuwen onzer jaartelling: wij worden belegerd in het Zuiden, in het Oosten en weldra wellicht in het Westen; wij zullen hoe langer hoe nauwer omsingeld worden. Primum vivere, deinde philosophari, zeiden de Romeinen die drie honderd jaar standhielden. De meerderheid onzer tijdgenooten wil eerst filosofeeren en daarna leven. Het is de vraag niet hoeveel jaren zij het zullen uithouden. Het is de vraag hoe wij hen tot redelijker gedachten krijgen.
Zij moeten weten dat ontwapening erger is dan een hersenschim; dat het is een hinderlaag. Welke redeneering, welke sentimentaliteit, welk humanitarisme kan opwegen tegen het Noord-Afrikaansche voorbeeld, dat ik gaf omdat het 't welsprekendst, 't recentst is? Een horde welke zich nog niet stabiliseerde tot natie, een horde zonder steden, zonder fabrieken, zonder verkeersmiddelen, zonder cultuur, een horde voor wie buit en oorlog het eenig gemeenschappelijk ideaal en stimulans uitmaakten, gecommandeerd en geleid door overloopers, voerde tegen Spanje een vastberaden, succesvollen krijg. Verblind door overmoed wierp dezelfde horde zich tegelijk op Frankrijk, dat de handen vol had in Syrië en aan den Rijn. Gesteund door Moskou hebben zij hun tweeden tegenstander onderschat. Maar zóó weinig berustte hunne campagne op waanzin, dat de krijgskans tusschen Riffijnen aan den eenen, Spanjaarden en Franschen aan den anderen kant, verscheidene maanden onbeslist bleef.
Er zijn Europeesche naties, die zulk een avontuur niet te duchten hebben: zij die geen koloniën bezitten en zij die in de overgroote meerderheid hunner bevolking den landbouw beoefenen. Onder hen nemen Duitschland en Rusland de voornaamste plaats in. Zij kunnen de ontwapening prediken zonder risico. En laten zij ontwapenen zooveel als het hun lust; met de Zweden, met de Zwitsers, met de Oostenrijkers, met de Denen. Anderen hebben sinds geruimen tijd de wacht betrokken. Anderen zullen voortgaan goed en bloed te offeren op dien post. Doch laten de dweepende ontwapenaars zich niet inbeelden dat zij een gelijke verantwoordelijkheid dragen voor goederen, die behalve de heiligste, ook de kostbaarste, de onmisbaarste zijn. Laten zij zich zelfs niet inbeelden dat hunne welvaart, hun geluk niet solidair zouden blijken met den voorspoed der naties die kampen aan de uithoeken der civilisatie. Een Zwitsersche, een Noorsche, een Duitsche levensstandaard is er evenzeer mee gemoeid als een Fransche, een Engelsche of een Hollandsche.
Ik vrees geen oogenblik dat de voorbereidende ontwapenings-beraadslagingen, welke te Genève gepresideerd worden door onzen Gezant te Parijs, Jhr. Loudon, een resultaat zouden kunnen leveren dat men gevaarlijk moet achten. Deze werkzaamheden zullen door de macht der feiten, door de situatie van Europa in de wereld, tot onvruchtbaarheid gedoemd worden. Het lijkt echter daarom niet minder noodzakelijk om het probleem te stellen in zijn juiste termen en te beschouwen vanuit den gezichtshoek der realiteit. Liever dan de menigten te paaien met een onverwezenlijkbare illusie behoort men hen in te lichten over het absurde, het onuitvoerbare, het zelf-vernietigende van een ook maar matige ontwapening. Liever dan de publieke opinie onbeschermd te laten tegen de demagogische phrasen van drogredenaars, die eene gemakkelijke populariteit zoeken, behoort men hen verder te leeren zien dan hunne grenzen, verder dan het dwangbeeld van een Europeeschen oorlog waaronder zij gebukt leven. Het moet in ieders brein gegrift worden dat het er niet over gaat om Frankrijk en Engeland te ontwapenen ten opzichte van Duitschland (de Duitschers zijn de laatsten die dit kunnen vergen), maar dat het er over gaat om Engeland en Frankrijk te ontwapenen ten opzichte van Afrika en Azië.
Het is onlogisch, het is zinneloos, om voor die twee koloniale mogendheden theoretisch een weermacht te berekenen naar den maatstaf hunner bevolkingen of naar den maatstaf van binnenlandsche en continentale gebeurlijkheden, of naar den maatstaf van Duitschlands desiderata. En om u de waarheid te zeggen verbaast het mij, dat deze zienswijze niet met de hoogste kracht gepropageerd wordt, allereerst door den Volkenbond. Er zijn in Europa naties die ongestraft kunnen ontwapenen. Er zijn in Europa naties, aan welke op straffe van ondergang voor zich zelf en het gansche werelddeel de ontwapening verboden is. Men leide hen niet in de verzoeking om een last af te werpen, waarvan wij allen profiteeren, die door de respectievelijke volken soms met onwil, soms met verbittering getorst wordt. Men hoede er zich voor om te hunnen opzichte te spreken van militairisme of hen te grieven met achterdocht: de Engelsche vloot suppleert zwijgend menige kleinere zeemacht.
De ontwapeningsproblemen te stellen te midden der realiteit, wetenschappelijk rechtvaardig, zonder politieke of demagogische bijgedachten, is echter niet toereikend. Zij moet geplaatst worden boven hypocrisie. Dat Duitschland bij monde van Bernstorff, om op het wereld-forum een nobel figuur te slaan en de vermoorde onschuld te spelen, biedt, opbiedt, overbiedt, is een tactiek welke men kan misprijzen doch niet verhinderen. Maar dat deze tendentieuze ijver samentreft met een nota der Vereenigde Staten waarin gezegd wordt, dat de nieuwe Duitsche pantserkruiser tot herziening der conventie van Washington zal noodzaken, omdat hij geweldiger en weerbaarder is dan alle bekende kruisers van 10.000 ton (wat ik u in Januari met gegevens van Fransche vloot-autoriteiten reeds schreef), dat overschrijdt alle perken. Bernstorff ridiculiseert de ontwapening, de ontwapeningsconferentie, hare leden en haar promotor den Volkenbond, zonder dat iemand zich over deze flagrante dubbelhartigheid schijnt te formaliseeren. Het ware in de hoogste mate gewenscht, dat niet in de Pers, doch op de Geneefsche tribune zelf zulke tweeslachtige machinaties gebrandmerkt werden, in plaats van ze oogluikend te verbloemen of met stalen gezichten te negeeren.
Als eenig internationaal vraagstuk er bij winnen zou om rondborstig, zonder slag om den arm, zonder geniepigheid, open en vrijuit, zakelijk, bondig, met een juiste appreciatie van de toestanden behandeld te worden, dan is het de kwestie der ontwapening. Naar ouder gewoonte evenwel, deed men in Genève precies het tegenovergestelde, met het gevolg dat de zaak geen stap vordert, dat de honderdduizenden petitionarissen in hun waan en rancune volharden, dat de voorzichtigste regeeringen de minst populaire zullen worden, dat de vredelievendheid van Engeland en Frankrijk het moet afleggen voor die van Duitschers, Russen, Turken en Chineezen (eminente pacifisten gelijk men weet) en dat alle gemoederen overkropt raken met wrevel. Men heeft zoo noch voor de militaire, noch voor de moreele ontwapening gearbeid en hadde waarlijk beter gedaan met het geval nooit te berde te brengen. Voor begoochelingen en dilettantismen is de tijd er niet naar.
[verschenen: 3 juni 1929]