Ontwerp voor een internationale conferentie
Parijs, 10 April 1929
De auto's, welke voor de Paaschdagen van stal zijn gehaald, hebben in de Fransche bevolking een gat gemaakt van 44 dooden en 151 ernstig gewonden. Zuinig geteld. Er zijn uithoeken waar de kranten geen correspondenten hebben. Er gebeuren ook ongelukken die men liever verzwijgt omdat de inzittenden niet bij elkaar hoorden, of om een andere reden.
Het schijnt dat Frankrijk, alle proporties in aanmerking genomen, op dit gebied het record slaat. Wij hebben acht dooden meer dan Engeland, hoewel het aantal Britten grooter is. Wij hebben er evenveel als Amerika, hoewel daar vijfmaal minder auto's rollen. Als er in Amerika jaarlijks om-en-om 10.000 menschen bezwijken aan den auto, in Frankrijk vallen er om-en-om 2500. Dat is méér slachtoffers dan welke besmettelijke ziekte ook onder de gegeven omstandigheden, die niet schitterend zijn, kan aanrichten. Wanneer men rekening houdt met de tusschenruimten welke de moordende epidemieën van vroeger dagen plachten te scheiden, verdelgt de auto, die onafgebroken woedt, méér levens dan de beruchtste plagen van weleer.
Als de pokken, de typhus heerschten gelijk de auto, in hetzelfde steeds crescendo gaande tempo met dezelfde hardnekkigheid, zou men alarm slaan van de Kaap tot Spitsbergen. Men zou de sanitaire diensten aanklagen. Men zou interpelleeren. Men zou de geneeskundige faculteiten beschuldigen. De grenzen zouden gesloten worden. Als de treinen het tiende part wegmaaiden, en met dezelfde regelmatigheid, van de levens welke de auto vernielt, zou men geen spoorwagen binnenstappen zonder een panische beklemming. Het land zou zich ondersteboven keeren van verontwaardiging. Men zou meetings beleggen. Men zou middelen vinden om verbetering aan te brengen.
Tegen den auto doet men niets. En de auto gaat zijn gang, steeds sneller, steeds talrijker, steeds doodelijker. Ondertusschen houdt men nationale en internationale congressen tegen de tabak, tegen den alcohol, tegen het opium, tegen de cocaïne, tegen het lawaai, tegen de stof, tegen de guillotine en tegen andere bedreigingen. Maar zouden al deze ‘kwalen’ tezamen elk jaar in Frankrijk 2500 personen naar de kerkhoven expedieeren en tienduizend levenslang verminkten maken? In Genève vergadert de ontwapeningscommissie, die hoogstwaarschijnlijk geen enkel serieus resultaat zal opleveren. Iedereen zal er zich gedesillusionneerd over voelen. Maar wie bedenkt dat de auto een permanente ramp is, en bovendien een absoluut nuttelooze ramp, terwijl de mitrailleuses, de kanonnen, de gassen, de pantserkruisers slechts eenmaal in de dertig of veertig jaar in werking treden? Zij werken en gros, dat is hun nadeel. Als Mars ons echter een kwart eeuw met rust laat, zullen de auto's en détail aan kapitaal en levens weinig minder verwoest hebben dan een wereldoorlog. Vooral bij het tempo waarmee de ongelukken vermeerderen.
Wanneer er een onderwerp bestaat waarvoor een internationale conferentie gewenscht en zelfs noodzakelijk schijnt, dan is het de auto. Om tram-conducteur te worden, machinist op een locomotief, bestuurder van een autobus, wordt de candidaat van top tot teen onderzocht, en niet eenmaal, doch bij geregelde tusschenpoozen. Zijn gehoor, zijn oogen, zijn hart moeten voldoen aan de hoogste eischen. Zijn zenuwen, zijn temperament, zijn reflexbewegingen, zijn reacties op geluid, licht, kleur, onvermoede hinderpalen, onverwachte situaties worden gecontroleerd, en periodiek gecontroleerd met de vernuftigste apparaten.
Te Parijs ondergaat de sollicitant examens die weken duren. Men plaatst hem in een cabine, voorzien van alle instrumenten welke hij in zijn beroep te bespelen krijgt, stuurwiel, rem, versneller, claxon, seinhoorn, en op een wit scherm, vóór zijne tochtruit, projecteert een bioscoop het gewoel der straat. In de afgedraaide film rijdt de aspirant-wattman te midden van allerlei denkbeeldige en niet te voorziene catastrofen: de dame, die haar voet verzwikt in de tramrails, de meneer die zijn kalmte achterliet op het trottoir, het paard dat struikelt, de fiets of de auto die slippen of plotseling stoppen, de zot die met een speling van twintig centimeter wil kruisen. Alles wat den conducteur kan afleiden, étalages, licht-reclames, voorbijgangers, samenscholingen, pikante deernen, krantenventers, wordt op doek gereproduceerd en aangedikt. Tegelijkertijd werpt een geluidsfilm in deze straat het helsche geraas eener moderne grootstad met al haar verrassingen.
Terwijl de man aan het imaginaire stuurwiel manoeuveert, noteeren de examinatoren elke fout, elke aarzeling, elke reflex die niet getuigt van een bovenmenschelijke zelfbeheersching. Het is in Parijs duizendmaal gemakkelijker om bankier te worden dan bestuurder eener autobus. En dit ondanks de lage loonen, ondanks de schaarschte aan personeel.
In de meeste landen nemen de transport-ondernemingen voorzorgsmaatregelen van gelijken aard ten opzichte van de beambten aan wier handen dit onderdeel der openbare veiligheid is toevertrouwd. Voor het rijbewijs echter van de chauffeurs der millioenen particuliere auto's bestaat geen enkel reglement, dat daarmee eenigszins vergeleken kan worden. Men vraagt hun de elementaire kennis welke noodig is om een bocht te maken, om niet tegen een boom te loopen, om op commando te stoppen, om niet in de sloot te sturen, in een winkel of tegen den berm, en daarbij houdt het ongeveer op. Men onderzoekt noch de oogen, noch de ooren, noch de zenuwen, noch de gevaarlijke organen als het hart, noch de geheime kwalen welke den lijder elk moment kunnen stellen voor een ‘ictus’, die doodelijk kan zijn voor hem zelf en anderen. Epileptici, alcoholici, paralytischen, neuropathen, neurasthenici, lijders aan duizeligheid, aan ruggemergs-ziekten, allen wier evenwicht van nature labiel is en niet verantwoordbaar, kunnen een rijbewijs verkrijgen.
En zij aan wie deze kaart op zoo lichtzinnige wijze en op zoo gemakkelijke wijze verstrekt wordt, weten in de meeste gevallen niet waaraan zij zich wagen. Niemand zegt het hun. Niemand waarschuwt hen. Zelfs na een ongeluk wordt het rijbewijs maar zelden ingetrokken: alleen voor dronkelappen en voor hen die de plaat poetsen.
Doch de algemeene zorgeloosheid bij alles wat de automobiel betreft gaat nog veel verder. Terwijl het kleinste stoom-keteltje, dat zou kunnen springen, in alle landen periodiek onderzocht wordt door staats-ingenieurs, terwijl de organen eener locomotief, van een compartiment (assen en raderen) aan elk hoofdstation nauwkeurig worden gecontroleerd, terwijl men dezelfde waakzaamheid betoont voor schepen, is er niemand die zich bekommert om de automobielen. Niemand die de stuurstang verifieert, welke, ma foi, kan breken, niemand die de assen keurt, de remmen, de banden, vóór het te laat is. Kan het verwonderen dat men de dooden cijfert met tienduizenden?
Gij zult mij zeggen dat de automobiel eene individueele zaak is en dat de onvoorzichtige, ongeschikte of onbekwame rijder alleen boet met zich zelf, met zijn familie of met zijn kennissen. Dit is al erg genoeg, vooral wanneer hij ongeschikt of onvoorzichtig is zonder het te weten. Maar het gebeurt ook dat een volgeladen autocar met zijn menschelijken inhoud in een ravijn of in een kanaal stort. Het gebeurt ook dat de auto zich in een compagnie soldaten, in een troep kinderen, in een restaurant, in een volksmenigte smijt. Dit zal zelfs hoe langer hoe meer gebeuren. Gij zult mij zeggen dat een eenigszins zakelijke controle van de wagens en al wie chauffeert een geheel nieuw corps ambtenaren in 't aanzijn zou roepen en dat een moderne staat er reeds te veel heeft. Al ware dit zoo, des te erger. Daar zijn overbodiger dingen in een staat, die méér geld kosten. Wij zouden tenminste de zekerheid bezitten dat de minimum-waarborgen genomen zijn om de hekatombe van elken dag te verminderen. En deze waarborgen, welke ons nader ter harte moesten liggen dan de verwoestingen van alcohol, opium, tabak of koffie, welke ons een plicht moesten zijn, hebben wij niet.
Het is niet de snelheid welke de meeste slachtoffers maakt, het is de ongeschiktheid van een massa personen voor de snelheid. Deze ongeschiktheid zou dikwijls corrigeerbaar blijken, als den patiënt de gelegenheid niet bruusk en voor altijd ontnomen werd bij een telegraafpaal, een muur, een boom, of bij een auto welke uit de tegenovergestelde richting komt. Het is een feit dat het meerendeel der bestuurders zich in de practijk moet adapteeren aan de snelheid en dat het experiment menigmaal slecht eindigt. Het is een ander feit dat deze adaptatie voor een aantal chauffeurs een blijvende onmogelijkheid vormt en dat geen enkel reglement zorgt noch voor een redelijke opvoeding, noch voor een redelijke schifting. Wij laten het aan henzelf over om zich te elimineeren. En zij elimineeren zich op het kerkhof of op de krukken, maar veel te dikwijls in gezelschap van anderen, die aan hun onhandigheid part noch deel hebben en bedanken voor deze methode van selectie.
Slechts een internationale conferentie kan aan deze afgrijselijke verspilling van menschenlevens een einde maken, omdat de internationale industrie en het internationale tourisme ermee gemoeid zijn. Wanneer de contrôle der chauffeurs niet van den aanvang af geïnternationaliseerd werd zou ze aanleiding geven tot verwarring en geschillen, waarvan de oorzaken en de lasten reeds te vele zijn aan de grenzen der Europeesche staten. Men kan ook niet verwachten dat het land van Citroën, Renault en Peugeot overgaat tot protectie, wanneer de landen der General Motors, Ford of Fiat haar zouden weigeren. Want het is onvermijdelijk dat de productie zou dalen.
Wanneer de particuliere automobilisten ooit gecontroleerd zullen worden als een simpele autobus-bestuurder van Parijs, of als een machinist der Staatsspoor (die nochtans op rails gaat), is een daling der productie zóó onvermijdelijk, dat men zich met ongerustheid kan afvragen of een logische reglementatie niet behoort tot de hersen-schimmen, nog minder verwezenlijkbaar dan de ontwapening. De heresie der Amerikanen: dat de auto bestemd zou zijn voor ieder, en ieder voor den auto (alsof vroeger iedereen paard en wagen had) is dermate ingeworteld, dat alleen de bittere ondervinding en het langzame besef der gevaren, haar misschien zal kunnen overwinnen. En wie is de filantroop - want het zou een maatregel zijn van de zuiverste filantropie - die bij den Volkenbond of elders het initiatief neemt om deze absurde, noodelooze, nuttelooze en dagelijksche afslachting stop te zetten? Er zijn weldoeners der menschheid die hun standbeeld verdienen met minder.
[verschenen: 13 mei 1929]