Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdTwee wereldenParijs, 2 April 1929De plotselinge dood, op Paaschdag, van Myron T. Herrick, ambassadeur der Vereenigde Staten bij de zuster-republiek aan de oevers van de Seine, is voor Frankrijk en de Fransch-gezinde Amerikanen een verlies, dat velen voelen als onherstelbaar. Deze staatsman en diplomaat, oud-gouverneur van Ohio, lid der republikeinsche partij, betrok zijn Parijschen post in 1912 en de gebeurtenissen der eerste oorlogsmaanden legden onverbreekbare banden tusschen hem en de bevolking der Ville-Sirène. Toen het Fransche gouvernement op 2 September 1914 met den nachttrein vluchtte naar Bordeaux, gevolgd door het diplomatieke corps der andere naties, bleef Herrick bij zijn taak en belastte zich met de Britsche, Turksche en Japansche belangen. Twee dagen later kreeg hij een telegram uit Berlijn, dat hem raadde zijn landgenooten via Rouen en Le Havre uit Frankrijk te verwijderen en haast te maken wanneer zij in Amerika wenschten terug te keeren. ‘Ik vertegenwoordig vele aanzienlijke belangen’, antwoordde hij, ‘en acht het noodzakelijk om hier te blijven met mijn personeel. Gegeven de omstandigheden dat de Duitsche strijdkrachten Parijs kunnen binnendringen, zouden niet alleen maatregelen genomen moeten worden om de Amerikaansche eigendommen te beschermen doch allen welke aan mijn bewaking zijn toevertrouwd.’ In neutrale termen uitgedrukt wilde dit zeggen dat Herrick Parijs onder zijn hoede nam. Terwijl Galliéni met het Parijsche garnizoen von Kluck aanviel in de flank, terwijl Joffre den slag aan de Marne begon, ontvingen alle historische gebouwen, alle musea en honderden particuliere woningen het merkteeken en het opschrift, dat hen onder beschutting stelde der Amerikaansche Ambassade. Er bleven weinig straten waarover de Vereenigde Staten hunne protectie niet hadden uitgestrekt en tot kort geleden vond men er de laatste sporen van op de muren. En al weet niemand of het iets geholpen zou hebben, zijn bekommernis voor het heil der stad behoort tot de dingen welke een rechtschapen Parijzenaar niet vergeet. De populariteit van Myron T. Herrick was grenzeloos. Zij zou nog groeien toen hij in December 1914 teruggeroepen werd door Wilson, die het nuttig achtte hem te vervangen door een democraat. Wat men aanvankelijk beschouwde als een ramp voor de Fransch-Amerikaansche betrekkingen bleek een aanwinst. Hij organiseerde in beide landen het War-Relief, dat hij den ganschen oorlog zou presideeren. Hij zamelde gelden in tot ondersteuning der verwoeste gebieden. Hij liet het daarbij niet. Met Teddy Roosevelt was hij een der eerste propagandisten der Amerikaansche interventie. Terwijl de vrijwilligers toesnelden bereidde hij de mogelijkheid voor der legers van Pershing. Herrick was, evenals duizenden zijner medeburgers, evenals duizenden uit alle landen der aarde, gepredestineerd om zich op een of andere wijze in dienst te stellen der Fransche vaandels. Zooals Mrs. Anne Murray Dike, onlangs ten grave gedragen door de bevolking van vier provincies der verwoeste zône, aan welker wederopbouw zij haar gansche kolossale fortuin en al haar levenskrachten geofferd had, zooals de Tuck's, die het Louvre verrijkten en tallooze liefdadigheidsinstellingen steunden, zooals Rockefeller, die Fontainebleau en Versailles laat repareeren en onderhouden, op zijn kosten, zooals de vele Yankees die in de schaduw der Notre Dame de oude behuizingen opkoopen van L'Ile Saint Louis, en de oer-kern der stad hervormen tot Amerikaansche kolonie, zooals de Asscher's, om een Hollander te noemen, wiens ambulances voortleven in de Fransche herinnering, zooals een menigte anderen bewaarheidde Myron T. Herrick het zonderlinge spreekwoord: ‘Chaque homme a deux patries, la sienne et puis la France.’ Als men dit gezegde voor juist mag houden omdat het proefondervindelijk zijn waarheid bewezen heeft, het blijft er niet minder geheimzinnig om, en wat mij betreft, ik heb verschillende malen gepoogd deze raadselachtige attractie te analyseeren zonder erin te slagen. Er is nooit een statistiek gemaakt waarmee bewezen kon worden, dat de somma der deugden van het Fransche volk grooter zou zijn dan die van andere naties, of de somma der gebreken kleiner. Op elk gebied hebben de Franschen evenredige mededingers. Individueel genomen is de Franschman in het algemeen niet voortreffelijker dan een ander beschaafd wereld-burger. Het klimaat, de bodem, de producten, het natuurschoon, vinden op menige plek der aarde huns gelijken. Er zijn landen waar de monumenten ouder, mooier en eerwaardiger zijn. Toen Herrick in 1920, bij de herdenking der eerste luchtvaarten van Wilbur Wright zich rekenschap wilde geven van zijn ‘geloof’, zei hij, om ontelbare instinctieve genegenheden te verklaren: ‘Het is het voorrecht en de roem van Frankrijk het clearing house te zijn geweest van de groote intellectueele ideeën der wereld en tegelijk het wonderbare emissie-centrum van alle nieuwe gedachten. Hier op Franschen grond krijgen de dingen een krachtiger en solidere omlijning, en worden de ideeën gemakkelijk toegankelijk voor de gansche menschheid. De voornaamste karakteristiek der Fransche natie is: het idealisme. En juist deze karakteristiek kunnen de Amerikanen het best begrijpen. Een dichter heeft gezegd dat een mensch altijd moet trachten te grijpen wat even buiten zijn bereik ligt. Hetzelfde geldt voor de naties. En op dit gemeenschappelijk idealisme berust het hechtste van onze magnifieke Fransch-Amerikaansche vriendschap.’ Dit is uitstekend. Maar als deze sympathieke definities waar zijn ten opzichte van Frankrijk, blijven zij ook tot Frankrijk beperkt? Zijn Engeland en Duitschland, is zelfs het Holland der Leidsche laboratoria, van Van Gogh, niet het clearing house en centrum geweest van nieuwe en vruchtbare stroomingen? Namen de ideeën van Nietzsche en Schopenhauer minder vaste contouren aan omdat zij ontstonden in Duitschland? Observeert men naast het Fransche idealisme niet een evenmatige, misschien zelfs grootere portie van het platste materialisme? Was eenig land trager om te grijpen naar wat even buiten zijn bereik lag dan het Frankrijk der laatste halve eeuw? Is deze eigenschap trouwens niet van zulken aard, dat men ze terwille van den vrede aan geen enkele natie mag toewenschen? Waarlijk, Herrick volgde dezelfde mysterieuse stem die ons influistert, dat Frankrijk, door een anderen Amerikaan de cosmische isthmus genoemd, een zeer bijzondere plaats bekleedt in de structuur der wereld, hij voelde het onontkomelijk magnetisme waardoor ieder, willens en onwillens, georiënteerd wordt naar Parijs; maar toen hij zijn affiniteiten trachtte te definieeren faalde hij. Het verwondert mij niet. Zooals ik reeds zeide was ik zelf niet gelukkiger en ik kwam er toe dit sentiment te klasseeren onder de onberedeneerbare of onbewijsbare dingen, als de stem des bloeds e.d. Toen Myron T. Herrick na den oorlog op de Amerikaansche ambassade terugkwam en door de verschillende presidenten gehandhaafd werd, beschouwden de Franschen dit nogmaals als een voordeel. Het verheugde hen als vertegenwoordiger der overzeesche republiek een vriend in hun midden te hebben die zijn verknochtheid en zijn trouw met daden getoond had. Herrick, de niet-puriteinsche, niet-prohibitionnistische Herrick, die verder keek dan Wall-Street lang was, die het ernstig meende met zijn ‘idealisme’, voor wien de bloed-broederschap der slagvelden een geweldig en reëel feit beduidde, Herrick was inderdaad niet veranderd. En evenmin waren de Amerikanen veranderd, misschien de helft der natie, die meenden dat de Fransche gesneuvelden opwogen tegen het geleende Amerikaansche geld, waarmee bij hen de conserven gekocht werden welke zij aten en bij hen de uniformen waarin zij vielen; de Amerikanen die nog na den oorlog op bewonderenswaardige wijze van hun liefde voor Frankrijk getuigen, de Amerikanen die nog harder protesteeren tegen de ‘rekening’, en de ratificatie der rekening, dan de Franschen. Want, inderdaad, er zijn idealistische Amerikanen, die niet vergaten dat Lodewijk XVI het voor den onafhankelijkheidsoorlog voorgeschoten kapitaal kwijtscholdGa naar voetnoot56) en dat Washington bij deze gelegenheid in zijn zakboekje noteerde ‘Welk een flinke natie!’ Herrick behoorde tot hen. Maar er waren ook de anderen. En die anderen voerden hun politiek niet in Parijs, doch op het Witte Huis. Men vermoedt dat Herrick hen dikwijls zijn vermanende stem heeft doen hooren. Wat beteekent echter na den oorlog een Ambassade? De Ambassades behielden haar titel, maar zakten af tot de functies van een consulaat. De ministers telegrafeeren en telefoneeren persoonlijk met of zonder draad. De ministers maken onophoudelijk reizen. Briand en Caillaux steken den Oceaan over voor onderhandelingen die vroeger een Ambassade opknapte. Mellon komt naar Parijs. Of de gezanten worden brievenbestellers, die getikte documenten overreiken. Maar een ambassadeur gelijk Delcassé, Paul en Jules Cambon, of de Myron T. Herrick van vóór den oorlog, dat bestaat niet meer bij de huidige crisis der diplomatie. De ambassadeurs hebben het laatste restje zelfstandigheid, het laatste restje invloed ingeboet. En terwijl de Fransch-gezinde Herrick de amicale, zwierige, edelmoedige tradities voortzette, de sentimentspolitiek welke dateert van Lafayette, terwijl Herrick het Amerikaansche legioen door het vlaggend Parijs begeleidt, en tranen stort over het delireerend enthousiasme waarmee de Franschman Charley Lindbergh verwelkomt, terwijl hij onverstoord blijft toasten op de wederzijdsche, onverbreekbare vriendschapsbanden, en buiten allen twijfel oprecht is, perfectionneert men over den Oceaan het douane-cordon dat de Fransche export-industrie moet wurgen, zendt men een leger van inquisiteurs naar Frankrijk om de boeken en opgaven te controleeren, om fabrieksgeheimen te spionneeren, om de zwakke plekken van den concurrent uit te vorschen, maakt men de nota op van de stock's, de nota der leeningen en geeft het land een schuldbekentenis ter teekening, waarvoor de kinderen, die in 1929 geboren worden, op hun twee en zestigste jaar nog zullen ploeteren. Een der laatste manoeuvres, welke Myron T. Herrick, zeker met den dood in het hart, heeft moeten billijken, is het ontwerp tot modificatie van het actueele Amerikaansche douane-tarief, waarbij overwogen wordt om als basis voor de rechten ad valorem de en-gros-prijzen van het exporteerend land te vervangen door den Amerikaanschen verkoopsprijs of de Amerikaansche waarde! De Parijsche Kamer van Koophandel is uit haar slof geschoten bij deze malle vrees voor fraude of dumping, en mede tegen de voorgenomen verhooging van sommige tarieven. Eindelijk! Zij waarschuwt den Noord-Amerikaan dat de publieke opinie dezelfde draconische reglementeering zal eischen en dezelfde draconische tarieven. Zou de aarden pot nog iets vermogen tegen den ijzeren pot? Mag men hopen dat een voor twee-en-zestig jaar gekluisterde schuldenaar opstaat en zich verweert? Iemand zal moeten beginnen en de Franschman zal zich waarschijnlijk het eerst gedwongen zien. Het décor eener Fransch-gezinde Ambassade, waaraan de Franschen zich met onuitputtelijke naïeviteit vergaapten, en dat zoowel economische drama's verborg als een documenten-diefstal, had nog lang in stand gehouden kunnen worden door den voor deze representatie uitermate geschikten Myron T. Herrick. Doch de cijfers vertegenwoordigen een andere realiteit en beginnen te schreeuwen van de daken. Had de Fransche handelsbalans in 1927 nog overschot van 1875 millioen, wees zij over 1928 slechts een deficit aan van twee milliard, over de maanden Januari en Februari 1929 sloot zij reeds met een tekort van bijna drie milliard, en wanneer men zoo doorgaat zal zij in December van 1929 met een nadeelig saldo eindigen dat schommelen zal tusschen de 15 en de 18 milliard. Dit is niet alleen ernstig, dit is verontrustend, te meer wijl dit verlies niet meer gecompenseerd wordt door de portefeuille. Ook vóór den oorlog had Frankrijk een ongunstige handelsbalans, hoewel niet tot zulke enorme bedragen. Doch vóór den oorlog was Frankrijk overal schuldeischer, nergens schuldenaar, welke situatie dank zij de Overwinning precies omgekeerd raakte. Ik geloof niet dat de Fransch-gezinde en gemakkelijk voor Frankrijk te enthousiasmeeren Herrick met voorbedachten rade geplaatst werd aan het hoofd der Parijsche Ambassade, want Frankrijk is niet het eenige land dat lijdt van de Amerikaansche inhaligheid. Het is mogelijk dat de vijf-en-zeventigjarige gentleman sommige brutaliteiten nog kon remmen gelijk men beweert. Maar de periode van fraaien schijn, welke hij handhaafde, wordt door zijn heengaan onverbiddelijk gesloten en dit is misschien voor sommigen het onherstelbaarste van zijn verdwijning. Frankrijk staat echter voor eene realiteit welke niet meer door toasten te dekken valt. De hemel weet hoe het er zich doorheen zal slaan. Doch ik vraag mij soms af of Amerika zoo rijk en Frankrijk zoo arm zijn als zij zich voordoen, en of de ijzeren pot niet de aarden pot zou blijken, en omgekeerd. Qui vivra verra. [verschenen: 1 mei 1929] |
|