Brandpunten
Parijs, 12 Februari [1929]
Marise Querlin, de eerste van het Fransche journalisten-corps, die den Duitschen keizer ging interviewen, kreeg op de vraag, of er nog een oorlog zou uitbreken, het lapidaire antwoord: ‘De oorlog, Mademoiselle, is een ethnografische wet, waartegen slechts de Goddelijke macht kan tusschenbeide komen.’ Wanneer we bedenken, dat alles, maar dan ook alles, gebeurt met toestemming van God, zoodra wij het begrip God in zijn volheid accepteeren, dan blijft er niets anders over, dan de ethnografische wet. Met zulke beginselen is men altijd en van alle kanten gedekt voor de gebeurtenissen, voor het berouw, voor den twijfel, voor de wroeging, voor de recidive. Doch is het interview op het Doornsche landweggetje, met den ex-monarch, die zijn rozarium gaat inspecteeren, en overrompeld wordt, echt, of is het verzonnen? Hoewel er behalve het geciteerde zinnetje niets in stond, wat misnoegdheid kon verwekken, liet Wilhelm II het onderhoud logenstraffen.
De vrouwen zijn actief en veranderlijk. De volgende week was Marise Querlin bij Albert Besnard, den beroemden directeur der Académie des Beaux Arts en vroeg hem: ‘Cher maître, wat is het ideale type der vrouwelijke schoonheid?’ De illustre schilder, die tachtig jaar werd, antwoordde: ‘De ideale vrouw, Mademoiselle, heeft de heupen en den boezem van 1900, maar draagt de japonnen van 1929.’ Hij kon het weten, want hij bezit de ervaring der tientallen ideale typen, die in zijn lang leven defileerden. Hij wilde echter vooral de vrouwen, en zonder eene uit te sluiten, een plezier doen. Nog vele zijn er over van 1900, getuige Mistinguett, die de zestig voorbij ging en nog elken dag haar beenen laat fotografeeren tot boven de knieën.
En hebben die van 1929, wier gestalte historisch nog gefixeerd moet worden, niet de keuze? Wat zich vernederde, kan verheven worden. Wie ooit het Louvre bezocht, of een museum, dat een even volledig overzicht geeft der vrouwelijke schoonheidsvormen in den loop der eeuwen, en zich niet liet afleiden door andere dingen, kan het niet ontgaan zijn, dat de vrouw een in wezen uitermate rekbaar fenomeen is.
Op geen enkel thema in de symphonie der natuur, werden zulke ingrijpende variaties gecomponeerd, als op haar, en wij moeten aannemen, daar wij het met eigen oogen elken dag observeeren, dat het origineel steeds beantwoordde aan de copie. Zonder tot realisme te vervallen, zou deze bewering zeker niet gestaafd kunnen worden, en wie haar controleeren wil, overschouwe in den geest alles, wat in steen, op papier, op hout, op linnen, tot ons kwam, van den holbewoner af, tot den tijdgenoot op Montparnasse. De verscheidenheid in de eenheid is zóó opvallend, zóó rijk aan de scherpste en snelste contrasten, dat wij het recht hebben te denken, dat ook voor de vrouw van 1929 niets onmogelijk zal blijken.
Ik heb zelfs zoo'n idee, dat Albert Besnard zijn ideaal niet formuleerde zonder te gelooven, dat het zich zàl verwezenlijken. Voor onnoemelijk velen zou dit eene opluchting zijn in den waren zin. Want op zekeren leeftijd, rond de dertig, hebben de Fransche vrouwen neiging om den boezem en de heupen van 1900 aan te nemen, of zij willen of niet.
Zoo verdwalen wij tot oude lichtzinnigheden, in plaats van te schrijven over het comité der experts, dat de wereld wil laten regeeren door bankiers. Maar interesseert het u, dat Duitschland graag minder dan twee milliard per jaar zou betalen, hoe minder hoe liever, en dat Frankrijk daar zijn part van verdedigt om Engeland, Amerika en zichzelf schadeloos te stellen; dat Engeland zijn deel eischt, om de U.S. te rembourseeren, Italië méér wenscht, dan het reeds kreeg, wijl Hongarije en Oostenrijk niet dokken, en dat België, behalve zijn minimum, een hoop oude marken, welke de Duitscher achterliet, vergoed wil zien?
Neen. Alle respect voor de experts, die opnieuw rapporten zullen uitbrengen, welke zij alleen kunnen begrijpen.
Ik voor mij moet lachen, om al dat geld, dat Amerika uitleent aan Duitschland en dat met veel omslag, veel geharrewar en veel gekibbel, naar hetzelfde Amerika via Frankrijk, Engeland, Italië moet worden terugbezorgd. Ik durf niet zeggen, dat het te dol is om los te loopen, doch het lijkt er veel op. En moet het dolste nog niet komen, als Frankrijk eenmaal het accoord Mellon-Béranger geratificeerd zal hebben en Amerika, gelijk het van plan is, de Fransche schuld gaat commercialiseeren? Met Amerikaansch geld kan Duitschland dan Fransche schuldbrieven koopen en Frankrijk zal de debiteur worden van Duitschland!
Experts mogen zeggen, dat ik er niets van begrijp en dat men zulke wonderbaarlijke problemen niet herleiden mag tot schema's. Maar wat weten de experts er zèlf van? Zegt Seymour Parker Gilbert niet precies het omgekeerde van Herr Doctor Schacht? Een wiskundige houdt in het domein zijner cijfers alles voor mogelijk. Maar vraag hem: als twintig metselaars een huis bouwen in drie weken, hoeveel metselaars er noodig zijn om het te bouwen in één dag? 420. En in één uur? 10.080. In één minuut? 604.800. In één seconde? 3.628.800! Mathematisch gaat alles op, natuurlijk, ook het volgend plan der experts. Doch de realiteit, dat is wat anders.
De gewichtigste onderwerpen trouwens ontsnappen ons als zeepbellen. Na twaalf séances, na vijftig redevoeringen, na een discours van Poincaré, dat elf uren duurde, verdeeld was over drie zittingen, negentig kolommen beslaat in de Staatscourant, voorgelezen werd van het blad, de dikte heeft van een roman, en eindigde met tranen van aandoening, nam de Kamer een motie aan, waarin ze haar vertrouwen uitsprak in de patriotische gehechtheid der bevolkingen van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk en aan de ééne, ondeelbare Republiek.
Had men daarmee niet kunnen beginnen? Nooit hoorde men zooveel geschreeuw en zag men zoo weinig wol. Het was de berg die veertien dagen kreunde, en er kwam niet eens een belachelijke muis uit. Voeg bij die brasserij van welsprekendheid, de ontelbare massa artikelen in kranten en tijdschriften, welke geschreven, gedrukt en gelezen moesten worden, de telegrammen, telefoons en radio's naar alle wereldhoeken, de kapitalen en arbeidskracht door deze comedie verslonden, om een beeld te krijgen van de ontzettende verspilling, waarmee men de menschelijke machine laat draaien in de leege ruimte.
De mensch bezit één eigenschap, welke hem resoluut boven de natuur plaatst: hij kan ontzaglijke hoeveelheden energie in werking stellen, zonder het geringste resultaat. Het zou me verwonderen, wanneer deze klucht in de annalen van het parlementarisme haars gelijke vindt. Dat men twee weken lang oreert, fulmineert, interrompeert, marchandeert, met de lessenaars rammelt, de vuisten balt, vloekt, liegt, huichelt, smeekt, bidt, vermaant, tergt, treitert, schimpt, om daarna alles blauw-blauw te laten, en met een voldaan gezicht weer te keeren tot het punt van uitgang, zoo iets is, gelijk men het belieft op te vatten, treurig of komiek, maar geeft een jammerlijken kijk op de onmacht, tot welke een bestuursvergadering kan afdalen.
Waarlijk, wij doen beter met ons te wenden naar onze zeventien vorstinnen en onze felicitaties tot Miss Hongarije, die werd uitgeroepen tot Miss Europa, de ‘handblanke, blanktande, trantele koningin’, zooals Gorter eenmaal dichtte. Als Maurice de Waleffe, van wien kwade tongen zeggen, dat hij eigenlijk Kartoffel heet, een gevoelig échec leed, toen hij ons mannen de kniebroek en de bestrikte schoenen wilde opdringen, zijn inval om onder de vrouwen der diverse naties degene te kiezen, die het voortreffelijkst en het mooist de eigenschappen van het ras belichaamt, verwierf in zooverre succes, dat reeds zeventien volkeren candidaten delegeerden naar de Ville-Sirène. Er ontbraken slechts België, Portugal, Zweden, Noorwegen, Tsjecho-Slowakije, Albanië, Finland, Lithauen, Lettonië, Esthonië en Sovjet-Rusland. De miss Rusland, die op het concours fungeerde, was de dochter van een geëmigreerden bojaar, die taxichauffeur werd. Joego-Slavië, handiger dan zijn ministers, had het klaar gespeeld, om uit den heksenketel zijner nationaliteiten het ras-type te voorschijn te halen. Frankrijk proclameerde bijna een zeer bruine Lyonneesche van één meter 83. Perfect en uitstekend als model voor Victorie of Liberty. Maar op het laatste moment vond de jury het ongewenscht, een vrouw af te vaardigen tot wie iedereen het hoofd moest oprichten, zelfs de Amerikanen van Galveston.
Deze selectie is een zuiver mannelijke opzet en ik weet niet, of zij u sympathiek is. Zij laat de publieke opinie van Parijs ijskoud. Behalve Le Journal, die haar lanceert en er munt uit tracht te slaan. Behalve de fabrikanten van zalfjes, crêmes, ontharingsproducten, anti-constipatiemiddelen, lotions, reukwerken, cigaretten en apéritiefs, waartoe Miss Europa zoo slim is zich te laten engageeren. Behalve de modisten en couturiers, die haar de robe du matin, robe de footing, robe de tennis, robe d'amazone, robe d' intérieur, robe de dancing, robe d'après midi, robe five o'clock, robe de dîner, robe de dancing, robe de théâtre, robe de soirée, robe de souper en de daarbij behoorende hoeden, mantels, kousen, schoenen, etc. leveren, plus het intieme ondergoed. Behalve de fotograaf, die de alleen-verkoop heeft harer beeltenis. Het is aangenaam en productief, om een maandje Miss Europa te zijn, hoewel vermoeiend, al stelt een automobielfabrikant zijn besten wagen met gestyleerden chauffeur tot hare beschikking. Doch deze hulde aan de schoonheid in bad-costuum, een tijdverdrijf, dat niemand opwindt, is bovenal een grootscheepsche reclame-onderneming, welke tot nu toe schijnt te rendeeren.
Zij zou pas bedenkelijk worden, wanneer de vrouwen het in haar hoofd kregen, den mooisten man te benoemen (Mr. Europa) en na den mooisten man van Europa den mooisten man van de wereld. Om de waarheid te zeggen, verbaast het me, dat de eegaas der Galvestonsche jury hare echtgenooten nog niet overtroefden, of betaald zetten met zulk een equivalenten wedstrijd. Ik vermoed echter, dat de feministen deze suggestie nog met verontwaardiging zullen afwijzen als immoreel. Zij zijn minder oppervlakkig, dan wij. Zij zullen het immer blijven.
Is het vrouwen-steekspel een affaire van Le Journal, le Bal des petits lits blancs is een aangelegenheid van L'Intransigeant en haar directeur Léon Bailby. Het wordt gehouden in de Opéra en de recette is voor de kleine witte bedjes van kinderen, voor wie geen onderdak en verpleging kan betaald worden in een hospitaal, wanneer zij doodziek zijn. Dansen, zich amuseeren voor zulk een bedje, is een misvorming van het hart, waarin men zich schikken moet. Zich exhibeeren op de Pont d'Argent, gelijk de schilders Van Dongen en Foujita, de bariton Muratore, en een firmament van sterren, die Damia, Saint-Granier, Jane Marnac, Harry Pileer, Edmonde Guy, etc. heeten, zich exhibeeren om van zulk een bedje nog een persoonlijk profijt te trekken, behoort tot de wanschapenheden, welke men zich liever niet realiseert. Maar beter dit, dan niets. Léon Bailby beschikt over een invloed groot genoeg om het staatshoofd, den minister-president, de haute finance, de haute politique, de beau monde, de kunsten, de schoonheid, de vroolijkheid en de jeugd onder zijne gasten te tellen. De batige ontvangst bedroeg tachtig duizend hospitaaldagen, één millioen twee honderd duizend francs.
In het improviseeren van dergelijke vertooningen is de Franschman overigens onevenaarbaar. Te één uur 's nachts reden de décors weg van Hérodiade en begon de chef-machinist met 125 manschappen aan de transformatie der zaal, die een-vierde harer hoogte moet verliezen. Baignoires, parterre, fauteuils verdwijnen en worden overkapt met duizend vierkante meter planken, welke tien duizend menschen moeten kunnen torsen en gelijkvloers liggen met de eerste loges. Terwijl men de tapijten spijkert, construeert men in de lucht de Pont d'Argent, ontrolt men kilometers electrische geleiding, die kant en klaar met de lichten naar den nok geheschen wordt. In den vroegen morgen arbeiden zeshonderd menschen, behangers, smeden, timmerlieden, loodgieters, électriciens, met de grootste kalmte, zonder zich één moment te haasten. Op het binnenplein der administratie rollen auto's aan met kisten vol borden, koppen, glazen, schoteltjes. Negen duizend borden, drie duizend glazen, zes duizend koppen. In de couloirs verschijnen tweehonderd wit gedekte tafels, genummerd en met drie kristallen bekers per aanzittende.
Honderd twintig maîtres d'hôtel beraadslagen onder leiding van een chef. De leveranciers komen met broodjes, desserten, vruchten, wijn, champagne, bloemen, zout, peper, mosterd, olie en azijn. Men installeert electrische comforen, ijsmakers, wijn-koelers. Piano's worden aangesjouwd. De dag is nauwelijks over zijn midden, of de zaal, die zich onmetelijk en onafgebroken uitstrekt van den foyer der danseuses, over het zeer wijde tooneel, tot het verre einde der zaal, is gereed. Men probeert de verlichting. Men repareert. De Pont d'Argent straalt in zilveren gloed. Men repeteert. Tweehonderd artiesten, die zullen meewerken, wachten hun beurt. Ieder wordt gechronometreerd. De jazz's zitten op hun estrades. Om acht uur is alles klaar, en alles: tafelgerei, stoelen, de heele enorme bric-à-brac, moest negentig treden getransporteerd worden boven den beganen grond.
Om vijf minuten over acht remt de eerste auto voor een omgetooverde Opéra. Binnen het uur is het gebouw stampvol. Men dineert. Een telefoontje en uit het Café de Paris, want de Opéra heeft geen keukens, rollen in een vrachtwagen vijf buikige rood-koperen ketels aan met soep. Drie minuten later lepelen de gasten een uitstekend gerecht. Men begint, om pas te eindigen in den vroegen ochtend. Zij, die in groote witte bedden liggen met de griep, kunnen het feest, het geschetter der orchesten, de dansen, de voordrachten, de warrelende stemmen, bijwonen per draadlooze.
Des avonds van den zelfden dag is alles afgebroken, opgeruimd, weggehaald, negentig treden omlaag gedragen. In de Opéra van elken avond geeft men Traviata en de Tragédie de Salomé. Virtuoos, niet waar?, in anderhalf etmaal. Zoo werkten slechts de Danaïden der mythologie, die het bodemloos vat te vullen kregen, en Sisyphus, die zijn rots oprolde tegen den berg, vanwaar zij aldoor naar beneden stortte...
[verschenen: 30 maart 1929]