Metropolis...
Parijs, 9 Februari [1929]
Om te beginnen het brutale feit: een ‘ongeluk’ heeft Parijs een ganschen dag en bijna over zijn totale uitgestrektheid beroofd van electrisch licht en kracht. Zestien arrondissementen op de twintig vielen tot onmacht bij gebrek aan den vitalen stroom. Het was een ongekend schouwspel, gelijk men er slechts verzint voor romans en films - ik denk aan Metropolis - om de geweldige, razende stad in een oogwenk te zien verbleeken en te verstommen tot de vale stilte, die de natuur omwelft bij een zonsverduistering. Het toeval, dat een goed régisseur is, had voor een uitstekend décor gezorgd. Het gebeurde op een dier mistige wintermorgens, welke tot het Parijsche landschap behooren, sinds de straten overvuld zijn met auto's. De benzine-dampen, die zich op de mist-laag leggen, maken een ondoordringbaar scherm, dat geen straaltje doorlaat van de reeds schaarsche zon. Zoo tracht men tenminste een verschijnsel te verklaren, dat niemand begrijpt: hoe de atmosferische gesteldheid van Parijs zich binnen enkele jaren geheel heeft kunnen wijzigen. De verplicht geworden rook-verdrijvers op huizen en fabrieken, hebben in dezen lamentabelen toestand niet de geringste verbetering gebracht.
De hoofd-centrale, gebouwd in een tijd dat er geen wolkje aan de lucht was, bevindt zich buiten de muren, in de communistische vesting van Saint-Ouen. De hemel weet, wat er bij een beleg van Parijs terecht had moeten komen van deze reusachtige installatie, waar de levensbron ligt van een zenuwstelsel, dat de bewegingen regelt van vier millioen menschen, hun transporten uitgezonderd. De centrale trouwens der transporten bevindt zich vlak in de buurt, ook buiten de muren, en eveneens op communistisch gebied. De Ouden, geleerd door de ervaring, concentreerden de kostbaarste goederen der gemeenschap op een berg-der-goden, op een ‘acropolis’, in een ‘kremlin’.
De modernen, die nog geen tijd hadden, om ondervindingen op te doen, verspreiden ze lukraak, en bouwen de kwetsbaarste en gewichtigste organen zonder de geringste bescherming. Terwijl men overweegt, de mazout-stations, onmisbaar voor de oorlogsschepen, onder-zee te construeeren op afgelegen eilanden, in afgelegen oceanen, denkt geen sterveling eraan, de electrische centrales, die in letterlijken zin het zenuwstelsel zijn eener moderne gemeenschap, onder-grondsch te bouwen. Dit had allang moeten geschieden. Maar het gaat alle verbeelding te boven, hoe traag een hedendaagsche groote stad zich aanpast bij de elementairste eischen der verdediging, en hoe wondbaar zij is in haar gevoeligste organen tegenover een binnen- of buitenlandschen vijand.
Doch laten wij terugkomen op ons onderwerp. Juist tien minuten vóór tien, op vijf honderd meter afstand van de Centrale-Noord, in de afgelegen en verlaten avenue Victor Hugo, ontstaat een ontploffing, welke de gegoten platen der ondergrondsche kanalen, die de kabels bevatten, ter hoogte van een huis in de lucht werpt. Er wordt gelukkig niemand gewond.
Op deze eerste ontploffing volgen negentien andere losbarstingen, een opschudding veroorzakend onder de arbeidersbevolking, omdat zij donderen en kraken als de bommen der dikke Bertha's. De openingen der kanalisaties spuwen vonken en rook. Uit de kraters der gespleten straat kwalmt een onverdragelijke stank van brandende caoutchouc en guttapercha. Een veldwachter uit Saint-Ouen slaat alarm en roept de brandweer met hare gasmaskers. De smook evenwel was zóó verstikkend en de hitte zóó schroeiend, dat niemand vóór 's middags twee uur in de galerijen kon doordringen. Vijf en dertig hoogspanningskabels van de vijftig, welke, op dit ééne knooppunt, onverantwoordelijkerwijze samengebracht, Parijs licht en energie leveren, waren over een lengte van veertig meter verbrand. Men had de machines tijdig kunnen stopzetten, om op het nippertje een onherstelbare ramp te voorkomen. Maar bijna alle onder-stations waren gesprongen.
Bij de knallen, de vonken en de onadembare lucht, voegde zich het gillend lawaai van den losgelaten stoom. Oorzaak, zooals immer, onbekend. Doch wie krijgt het in zijn hoofd, alle kabels samen te pakken in één sousterrain! Het is waar, dat deze electrische achilles-pees niet langer was dan de verzengde veertig meters.
In Parijs, waar verschillende disposities voor een paniek aanwezig zijn, was de uitwerking enorm. Alle lichten doofden uit, en hoewel het tien uur 's morgens was, verzonk de stad in duisternis. De telefoon hield op te functionneeren, en de politie organiseerde koeriers-diensten met een nervositeit, welke niets goeds voorspelde. De vergaderende Senaat moest zijne werkzaamheden opschorten, daar men geen hand voor oogen zag. De scholen zonden haar leerlingen naar huis. De liften bleven steken tusschen twee verdiepingen, waar de passagiers gevangen zaten, tot men ze met ladders uit hun glazen kooien verloste.
Bij de tandartsen hielden de boren op te brommen in de holle kiezen. De operatie-tafels der chirurgen werden koud en hun instrumenten voor een groot deel onbruikbaar. Urgente operaties moesten met uiterst precaire middelen worden geïmproviseerd. De kolossale bakkerij der rue Scipion, die alle hospitalen van brood voorziet, stond stil, en de zieken werden op een mager rantsoen gezet.
Bruggen en sluizen hingen onbewegelijk in den stand, waar de monster-panne haar trof. Het doek der bioscopen bleef lichtloos. In tallooze fabrieken, die zelf haar stroom niet produceeren, lagen de machines verlamd met het half-verwerkte materiaal tusschen hare gewrichten. Men sloot de ateliers en gaf het personeel vrijaf. Sommige bedrijven, in welker sector de stroom zich had opgehoopt, kampten met schrikbarende kortsluitingen, welke hunne installaties vernietigden, zooals in de automobielen-fabriek van Panhard en Levassor. Over alle wijken, die bij de catastrofe betrokken waren, roostten de gloeilampen bij tienduizenden.
Kantoren, banken, winkels, café's, bazars, alle moesten den arbeid staken. In een omzien waren alle kaarsen en was alle petroleum uitverkocht. Op honderden plaatsen was het verkeer voor lange uren gestremd, want de uit vroeger dagen overgebleven gas-lantaarns bleken niet voorzien van kousjes. Op de beurs behielp men zich met rollende zoeklichten. De middag-kranten verschenen met een halven dag vertraging. En bij de ontelbare ongemakken, voegde zich de looden druk der moreele ongerustheid, welke niemand van zich af kon schudden.
Met verontwaardiging, angst, grimmigheid, wantrouwen, wrevel, ongeduld, vroegen deze industrieelen van groot-bedrijven, die allen beschikten over reserve-materiaal, hoe het denkbaar was, dat één ongeval Parijs kon paralyseeren over bijna zijn gansche oppervlakte. Onderwijl doorkruisten verdubbelde ploegen van specialisten en ingenieurs de ontwrichte stad en brachten de eerste reparaties aan. Voorzichtig werden de dynamo's opnieuw in beweging gezet. Des avonds om negen uur begon men hier en daar terug te keeren tot het licht.
***
Dit gebeurde Woensdag. Den Zondag te voren was te Puteaux, andere communistische citadel van de roode ceintuur, welke om Parijs getrokken ligt, de verrader André Marty, met behulp der socialisten, tot député gekozen. Het betrof een plaatselijke verkiezing, ter vervanging van een ander communist, wiens mandaat geannuleerd was.
Marty, de officier, die in de aanvangsjaren der Soviets, een Franschen oorlogsbodem tegen klinkende munt in handen wilde spelen der bolsjewisten, een muiterij verwekte, doch voor deze vergrijpen geamnestieerd werd, bevond zich op den dag zijner verkiezing voor den duur van vier jaren in de gevangenis wegens verschillende aanslagen tegen de veiligheid van het land.
Cachin, de leider der communisten, diende terstond een interpellatie in bij de regeering, om zijn vrijheid te verkrijgen. Het gouvernement weigerde en stelde de kwestie van vertrouwen. De communistische eisch werd met een aanzienlijke meerderheid verworpen, hoewel Marty reeds 42 malen zonder resultaat gekozen is.
Er liepen hardnekkige geruchten, dat men de geweldige electriciteits-stoornis, waarvan Parijs het slachtoffer werd, moest beschouwen als een demonstratie tegen de houding der regeering omtrent den ‘held der Zwarte Zee’. Is dit gerucht gegrond, of ongegrond? Zooals ik zei, bevinden Saint-Ouen en de Centrale-Noord zich daadwerkelijk in de macht der communisten. Men mag hun zonder overdrijving tot alles in staat achten. De deskundigen beweren wel, dat geen sterveling aan de gaanderij der vijftig kabels, alle onder een spanning van 13.000 volts, zou kunnen raken, zonder op staanden voet gepulveriseerd te worden, doch zij moeten tevens toestemmen, dat de plaats, waar het ‘ongeval’ ontstond, niet alleen de gevoeligste plek vertegenwoordigt van het heele net, maar dat zij geen technische gronden hebben, om den brand, uitgebroken in deze kanalisatie, op een moment, dat het verbruik het laagst was, te beschouwen als spontaan, vooral met het oog op de bliksemsnelle en buitensporige afmetingen welke hij aannam.
Zij moeten eveneens erkennen, dat het terrein van den brand schijnt uitgezocht te zijn, met een perfecte kennis van de situatie en een nauwkeurige raming der verwachte gevolgen. Behalve een goed régisseur, zou het toeval een voortreffelijk électricien moeten zijn, die het Parijsche net op zijn duimpje kent, wat onwaarschijnlijk voorkomt. De Centrale-Noord bevat daarentegen onder haar personeel georganiseerde, en meesterlijk georganiseerde communistische cellen, die voor geen enkele karwei aarzelen. En de gaanderij der vijftig kabels liep door een eenzame, verlaten avenue, en was slechts afgesloten met een losliggend deksel.
Het is mogelijk, dat de ingenieurs dit zeggen, om zich te dekken tegenover de publieke opinie, die met tegenzin de kosten betaalt. Eén ding kunnen wij voor zeker houden: wanneer het de schuld der ingenieurs is, zullen wij het in onze dagen van bachschisch en omkooperij nooit weten, hoewel de gemeenteraad en de minister van Binnenlandsche Zaken den dag van de ramp zelf een commissie van onderzoek hebben ingesteld. Wanneer het een streek is geweest der communisten, zal het ons om even geldige redenen verborgen blijven, want sabotages van zulken omvang maakt een verstandig gouvernement niet openbaar, doch neemt er stilzwijgend maatregelen voor.
Maar laten wij ronduit erkennen, dat de communisten ezels zijn, wanneer zij het niet gedaan hebben, of niet van plan waren. Ik ben geneigd de beschermgeesten van Parijs dankbaar te zijn voor deze ontstellende proefneming. Zij hebben ons gewezen, welke doodelijke factoren aanwezig zijn in de overdreven centralisatie. Zij hebben ons geleerd, dat het Parijsche licht en leven in een verloren hoek buiten de muren slechts beschut liggen door een losse plaat van gegoten ijzer. De directie van het bedrijf, die zulk een verantwoordelijkheid kalmpjes draagt in de nabijheid van een vijand, die iederen dag aankondigt, dat hij u verdelgen wil, verdiende door elkaar geschud te worden. Eigenlijk verdiende zij de rechtbank.
Doch beschrijft Poincaré in L'Invasion niet oprecht en onpartijdig de wraakroepende onvoorbereidheid, waarmee de Republiek in 1914 door den Oorlog verrast werd? Er waren noch kanonnen, noch munitie, noch mitrailleuses, noch serums, noch geneesmiddelen! Er waren enkel jonge Franschen, om zich te offeren. Wie eischt rekenschap bij zulk een revelatie van den oud-president der Republiek? Niemand. Dat één man Frankrijk's hoofdstad kan ontzenuwen tegenover een anderen, maar even gevaarlijken tegenstander, is een revelatie van dezelfde soort. En gelukkig komt zij op tijd.
[verschenen: 20 maart 1929]