De pantser-kruiser
Parijs, 20 Januari 1929
Het is te mooi om alleen toeval te kunnen zijn, dat de plannen der groote eenheden van het Fransche vlootprogramma, met welker constructie reeds in 1927 had begonnen moeten worden, nog steeds niet zijn vastgesteld. Men beschikt over de credieten, de werven roepen om werk, een geweldige achterstand valt in te halen, en men verzuimt om aan den slag te gaan. Hoewel Frankrijk, wat zijn organisatie betreft, gewoonlijk met de nachtschuit komt, welke hier de Merovingische kar heet, is dit dralen te overdreven om den oplettenden toeschouwer niet de vraag te ontlokken: Waarom?
Ik zit niet in den oppersten vloot-raad, die dezer dagen vergaderde, en geen enkel admiraal verschafte mij inlichtingen. Ik heb zelfs niet de minste redelijke gegevens om er een meening over deze zaak op te baseeren. Het wil me echter voorkomen, dat de nieuwe Duitsche pantser-kruiser, voorloopig Ersatz-Preussen geheeten, de voornaamste en waarschijnlijk eenige oorzaak geweest is van het talmen der Fransche marine-autoriteiten. Zoolang het onbeslist was of deze bodem op stapel gezet zou worden, zoolang de karakteristieken van dit linie-schip in haar groote lijnen onbekend waren, heeft men het roekeloos en voorbarig geacht om ontwerpen te beramen, die kans liepen door den gewichtigsten mededinger terstond overvleugeld te worden. Men heeft de Duitschers, wat wijs was, het eerst laten schieten. Het is nu de beurt der ingenieurs om te riposteeren, en ik twijfel er geen moment aan, of de eerste Fransche pantser-kruiser, welke na den oorlog gebouwd wordt, zal uitsluitend geïnspireerd zijn op de gedachte om de Ersatz-Preussen de loef af te steken.
Inderdaad: alle Fransche pantser-kruisers dateeren van vóór 1914, en verloren een belangrijk part hunner militaire waarde, hoewel men getracht heeft hen met kunst-en vliegwerk te moderniseeren. Wanneer de Ersatz-Preussen met zijn 50.000 paarden, zijn snelheid van 26 knoopen, zijn minimum gewicht, maximum bewapening en maximum bepantsering, zijn enorme werkings-sfeer van 10.000 mijlen, voor den eersten keer de haven verlaat, mogen alle Fransche linieschepen voor hem op den loop gaan, zonder hierin overigens te zullen kunnen slagen. En de jongste kruisers, zéér snel, zijn juweelen van techniek, doch betrekkelijk zwak bewapend en vooral weinig beschermd. Eén gelukkig schot met een kogel van gemiddeld kaliber kan hen weerloos leggen.
Als dus Engeland met zijn Nelson en Rodney (35.000 ton, 9 kanonnen van 40 centimeter en 23 knoopen) zich nog niet behoeft te verontrusten over de Ersatz-Preussen, als Duitschland op zijn beurt maling mag hebben aan deze twee reuzen, waarmee het zich niet meten kan, maar waarvoor het zich ten allen tijde uit de voeten kan maken, voor Frankrijk is de situatie niet dezelfde. Noch in de Noordzee, noch in den Atlantischen Oceaan, noch in de Baltische wateren. Want wanneer het geheime rapport van minister Groener, dat deze week door de Review of Reviews van Wickham Steed gepubliceerd werd, echt is; wanneer het waarheid is, wat de Duitsche minister van oorlog beweert, dat in geval van conflict tusschen Rusland en Polen een Fransch-Poolsch verdrag stipuleert dat een gedeelte der Fransche vloot de Poolsche vlag zal hijschen, zoodat de Duitsche vloot inferieur zou worden bij deze Poolsche vloot, dan is de Ersatz-Preussen een antwoord op dit verdrag en deze eventualiteiten (waarvan hier niemand iets weet); maar dan is het ook ten hoogste noodzakelijk en onvermijdelijk dat de eerste Fransche pantser-kruiser een antwoord wordt op de Ersatz-Preussen.
Een dergelijke bepaling in een Fransch-Poolsch verdrag schijnt mij geen onmogelijkheid. Integendeel. Zij is logisch. Zoolang geen enkel bondgenootschap Engeland en Frankrijk bindt (of bond) tot een gemeenschappelijke actie, kon Frankrijk vitale belangen hebben bij een suprematie in de Baltische Zee. Zelfs zonder het tractaat dat Duitschland sloot met de Bolsjewisten, ligt het voor de hand dat Duitschland deze suprematie wil breken. Het is even natuurlijk dat Frankrijk zal pogen haar te handhaven, want zoo de Engelsche antipathie tegen Polen verminderde, zij verkeerde nog lang niet tot enthousiasme. En het lange dralen van den Franschen Vloot-staf, dat voor één keer gelukkig uitviel, zal ongetwijfeld een einde nemen, nu elke maand vertraging levensgevaar kan brengen voor twee landen.
***
Dit is een oud liedje zult gij meenen en ik kan u dat niet tegen spreken. Maar gij vindt misschien ook, dat in deze dingen alles niet gaat zooals het gaan moest, dat tenminste één natie het ideaal der menschheid diende hoog te houden, en den verderfelijken atavistischen waanzin behoorde te onderdrukken. Gij vindt wellicht dat het Frankrijk passen zou deze natie te zijn. En theoretisch ben ik het niet u eens. Het zou een verheven schouwspel zijn geweest een heldhaftig en overwinnend volk vrijwillig zijn verschansing te zien ontmantelen, zijn kanonnen te zien smelten om er monumenten van te gieten voor de dooden, zijn grenzen te zien openstellen, de gebeurtenissen vredig te zien afwachten, en precies het omgekeerde te zien verrichten van wat geschiedde tijdens de Kruistochten. Ik geloof ook dat dit realiseerbaar geweest ware wanneer iemand eraan gedacht had met voldoende kracht, met voldoende geestdrift.
Maar al is deze Pierre l'Ermite niet opgestaan, ik geloof nog dat het zich geleidelijk verwezenlijkt zou hebben, wanneer Duitschland een beetje handiger ware opgetreden. Als het minder pacifisten geëxecuteerd had, minder chemische fabrieken had gebouwd, minder giftgassen had gezocht, minder geheime genootschappen geduld en gesteund had, minder strategische stations langs den Rijn op noodelooze en opzienbarende wijze had uitgebreid, minder verdachte bruggen had geconstrueerd, minder wapenen had verborgen, minder versterkingen had aangelegd in het Oosten, minder geïntrigeerd had in Elzas-Lotharingen, zich een tikje loyaler betoond had in het vergoeden der materieele schade, een greintje williger en oprechter in de gedwongen ontwapening, als het slechts de helft van den afschuw voor den oorlog en zijn rampen doorvoeld had, welke Frankrijk demoraliseert op een wijze waarvan de buitenlander zich geen idee kan vormen (dermate dat vrouwen ronduit verklaren het moederschap te weigeren omdat zij in géén geval een kind willen baren dat moet opgroeien voor een nieuwe slachting), als de Duitschers een ziertje psychologischen kijk bezeten hadden op de mentaliteit van het Fransche volk, dan bevonden zich nu hoogstens nog Fransche soldaten in de koloniën, dan was Rijnland sinds jaren ontruimd. Maar met als, zegt de Franschman, doet men Parijs in een flesch: avec un si on mettrait Paris dans une bouteille.
Het klaarste resultaat van dit gebrek aan inzicht is, dat ieder die op de hoogte wil blijven van de kwestie, een plank zijner bibliotheek heeft moeten reserveeren voor de boeken en brochures welke in den loop der laatste tien jaren verschenen over den komenden oorlog. Alleen in het Fransch tel ik er meer dan veertig, niet geschreven door profeten, maar door technici. En denk niet dat zij beantwoorden aan een behoefte van het publiek om ingelicht te worden, want deze anticipaties bereiken slechts zeer bescheiden oplagen. Voor de menigte is de oorlog, wat de Romeinen nefandum noemden, zaken waarover je niet praat, op gevaar van ze aan te trekken. Hoewel het ook de methode is der struisvogels, handelden de Romeinen misschien verstandig, omdat voorspellen niet gelijk staat met oproepen, doch er zeker toe kan bijdragen om aan de onheilen te wennen en de waakzaamheid of het innerlijk verzet te verzwakken, ja uit te putten.
Deze veertig werken waarschuwen zonder onderscheid tegen den chemischen en bacteriologischen oorlog. Zij bewijzen zonder onderscheid, dat hij onvermijdelijk is, omdat Duitschland er niets meer bij te verliezen, doch alles bij te winnen heeft. Zij betoogen zonder onderscheid, dat Frankrijk machteloos staat tegenover de formidabele trust's en concerns der Duitsche chemische industrie. De lijst der fabrieken, welke Henri le Wita geeft aan het slot van zijn recente boek Autour de la Guerre chimique (het derde reeds over hetzelfde onderwerp), fabrieken die het onzichtbare oorlogspotentiaal vormen van een sinds eeuwen geduchten vijand, die lijst is ontzagwekkend en schrikbarend. Met een lugubere eenstemmigheid verklaren deze auteurs dat de onbekende gassen in de eerste plaats gebruikt zullen worden tegen vestingen en geregelde troepen, die maskers bezitten, doch maskers welke voor deze onbekende gassen onvoldoende zullen blijken. De bekende gassen zijn bestemd voor de civiele bevolking der groote steden, die maskers noch schuilplaatsen hebben om aan den ondergang te ontsnappen. Niemand dezer schrijvers schrikt ervoor terug om als onontkoombare feiten massa-slachtingen aan te kondigen, waarbij alle Engelen des Doods te zamen, en alle epidemieeën en alle natuurrampen zich gewonnen zouden moeten geven. Parijs en Londen zouden in gassen gehuld worden als in een zondvloed en om de verschrikkingen te verdubbelen, zou men tegelijk met de gasbommen brandbommen naar beneden werpen die tot zeer hooge temperaturen geperfectionneerd zijn. Wanneer de vijand overrompeling gebruikt, is verdediging absoluut ondenkbaar; wanneer hij zoo fatsoenlijk blijft om door een ultimatum of iets dergelijks van zijn komst te verwittigen, is verdediging in de gunstigste omstandigheden uiterst illusoir, hypothetisch en met de beste verweermiddelen nog ontoereikend. De vijand kan naar verkiezing vliegmachines aanwenden of luchtkruisers, die
van boven, van onderen geblindeerd en gewapend zullen worden.
Représailles zijn mogelijk, doch op zóó kleine schaal, dat men hun effect niet noemenswaard kan achten. Ten eerste is de vijand die overrompelt bedacht op protectie zijner eigen gebieden, en ten tweede bezit Frankrijk theoretisch twee duizend vliegtuigen (onder welke een hoop oud roest en vliegende doodkisten), doch onder deze twee duizend machines telt het slechts twaalf escadrilles, dit wil zeggen minder dan honderd bombardements-vliegtuigen, en wijl men rekening moet houden met niet beschikbare toestellen, zou het nauwelijks vijf en zeventig machines kunnen uitzenden voor verwijderde bombardements-operaties, een aantal dat voor zulke zendingen belachelijk moet heeten. De aviatiek der Franschen lijdt aan de eenzijdigheid van uitsluitend defensief te zijn, en zij waren dom genoeg om na den ondergang van de Dixmude de constructie van lucht-kruisers geheel te verwaarloozen. Den Franschen rest slechts één kans op représailles welke in voldoende mate doeltreffend zouden zijn. Doch daarover dadelijk.
Al deze schrijvers deelen de opinie dat het Fransche gouvernement zich volmaakt bespottelijk maakte, toen het de welwillende verklaring aflegde en aan het hoofd zijner tactische reglementen plaatste ‘dat de Fransche regeering, de internationale verdragen eerbiedigend, welke Frankrijk onderteekende, zijn krachten bij den aanvang van een oorlog zal inspannen om van de vijandelijke regeeringen te verkrijgen dat gassen niet gebruikt zullen worden als oorlogswapen; dat zij zich voorbehoudt om te handelen volgens de omstandigheden wanneer deze belofte niet verstrekt wordt.’ Wanneer een regeering ervaart dat zulk een belofte niet verstrekt of niet gehouden wordt, dan kan de helft harer onderdanen reeds op weg zijn naar het rijk der schimmen. Alle auteurs oordeelen, dat Duitschland elke overeenkomst zal teekenen, welke men het voorlegt, klaar om ze te schenden onder het motto Not kennt kein Gebot.
Alleen over het tijdstip, waarop het onweer zal losbreken, loopen de meeningen uiteen. André Michelin, een specialiteit, zegt dat zij van leer zullen trekken op den dag dat zij de synthetische petroleum in voldoende hoeveelheid zullen vervaardigen om er alle motoren mee te voeden. Anderen stellen den datum afhankelijk van politieke conjuncturen. Maar zonder uitzondering voorspelt men dat Duitschland zich haasten zal om te profiteeren van de strijdvaardigheid der combattanten, die den ‘laatsten’ oorlog gevoerd hebben.
Commandant Sorb, een andere specialiteit, geeft in La Guerre qui vient een volledig krijgsplan. Na een onverhoedsch luchtbombardement op de hoofdsteden, op de industrieele centra, met gas- en brandbommen, welke een ware paniek zullen zaaien, en alle regeeringsdiensten, alle mobilisatiepogingen zullen desorganiseeren, doen de honderd duizend man der Reichswehr, versterkt door politie-troepen en getransporteerd door tallooze autobussen die circuleeren in Rijnland, een doorbraak door Hollandsch Limburg, België en Noord-Frankrijk, overmeesteren het Pas de Calais, stabilliseeren zich op een rechte lijn welke reikt van Abbeville tot Basel, maken hun stellingen ontoegankelijk met persisteerende yperiet-besproeiingen, mobiliseeren op hun dooie gemak achter dit dekkingsterrein, en zetten van uit deze basis hun chemische en bacteriologische offensieven ononderbroken voort tot de gedecimeerde of gehalveerde tegenstander zich op genade of ongenade overgeeft. Met een beroepsleger als de Reichswehr, zegt Commandant Sorb, en tegenover een overrompelden, gedemoraliseerden en gedesorganiseeren tegenstander, kan dit kolossale veldtochtsplan binnen de acht dagen worden uitgevoerd. Het veronderstelt millioenen dooden en oorlogskruizen op alle wiegen. Maar à propos: zal men niet vergeten om gasmaskers te maken voor zuigelingen?
Zulk een duivelsche machinatie is zonder twijfel denkbaar en doenlijk. Geen der auteurs, die ik las, weet er een middel tegen en de reglementatie welke Henri le Wita in het laatste hoofdstuk van zijn boek voorstelt om zulk een geesel te vermijden, is ridicuul van ontoereikendheid. Zij komt hierop neer, dat alle nieuwe ontdekkingen op het gebied van giftige, bacteriologische en andere wapenen binnen zes maanden gedeclareerd zullen worden bij den Volkenbond, en dat men het openbaren van fabrieksgeheimen betreffende deze wapenen niet meer beschouwen zal als hoog-verraad. Ik sta tegenover zulk een inlichtings-bureau nog sceptischer dan tegenover de welwillende verklaring van het Fransche gouvernement en vraag me af, als de zaak inderdaad ernstig is, of men er om huilen of lachen moet. Ik bespeur ten opzichte van deze infernale bedreiging, waaronder het Fransche volk schijnbaar koud blijft en ongevoelig als bewusteloozen, slechts één waarborg, één uitweg: de gedachte dat niet één mensch onmenschelijk, amoreel, hardvochtig en gewetenloos genoeg is om haar te volvoeren; en wanneer één mensch monsterachtig genoeg blijkt te zijn om als groot-beul dergelijken totalen moord te bevelen, dat er onder zijn trawanten nog menschen gevonden worden die terugdeinzen voor de weergalooze daad, en in voldoende aantal om haar te doen falen; en als de wraakgodinnen ook deze redding meenen te moeten verhinderen, dan reken ik op de gebruikelijke Duitsche stommiteit, van hetzelfde kaliber als die welke zij begingen in April 1915 tusschen Bixschoote en Langemarck: zij waren zóó verrukt over hun chloor-giffen, dat zij den tijd niet konden afwachten om het nieuwe wapen toe te passen in verhouding tot het front, d.i. niet over een ruimte van 6 kilometer, doch over een afstand van 60 of 120 kilometer. Hadden zij even nagedacht, even uitgesteld, dan hadden zij den oorlog gewonnen.
Maar dit is nogmaals een serie van ‘als’ waarmee men Parijs in een flesch zet. De overrompeling van Bixschoote kostte vijf duizend dooden. Een tweede experiment, gemoderniseerd, zou er vijf millioen kosten, en méér wellicht. Geleerden, staatslieden, krijgskundigen, in alle landen, zelfs in Duitschland, beamen de mogelijkheid van zulk een vervaarlijk, afzichtelijk verraad. Geen hunner weet het verweer, geen hunner kent de bescherming. Wanneer echter de bedreiging waarlijk immens is, en waarlijk nabij, dan blijft er slechts één kans op behoud: Rijnland. Dáár ligt de helft der onheilbrengende fabrieken onder het bereik van het geschut; daar zijn de gijzelaars; daar is Frankrijk's Engeland's, Europa's redding; dáár is het eenige en laatste centrum van doeltreffende, snelle représailles. En wie vindt dat alles niet gaat zooals het gaan moest, bedenke dit op een helschen achtergrond van gif-, bacillen- en brandbommen, nu de kruiser den toestand nog wat scheever maakte dan hij reeds was.
[verschenen: 21 februari 1929]