In het teeken van Mars en de Zon
Parijs, [ca. 24] December 1928
Het is de tijd dat wichelaarsters komen met hare voorspellingen. Men zou geen nieuw jaar kunnen beginnen zonder gesnoven te hebben naar alle windstreken om te weten of het goed of kwaad zal zijn. Wat dat betreft wonen we nog steeds in de wouden der Druïden. Toen Madame de Thèbes stierf, is de functie van officieele profetesse enkele jaren vacant gebleven, daar wij niet over de middelen beschikken om eene opvolgster met de noodige onfeilbaarheid aan te duiden en hierin verre ten achter staan bij de tijdgenooten van Claudius Civilis. Wij laten bij stilzwijgende afspraak de practijk beslissen. Wie zich het minst vergist, of het best raadt, stijgt werktuigelijk tot den rang van priesteres.
Onder de duizenden geroepenen verkondigde het vorig jaar een Orakel, dat een minister (Bokanowski) een gewelddadigen dood zou sterven, dat een financier (Loewenstein) op niet minder gewelddadige wijze aan zijn eind zou komen, en dat 1928 zou besluiten met een opzienbarend financieel schandaal (Gazette du Franc). Drie treffers in dit beroep vormen een mooie garantie en de clairvoyante die ze noteerde, verkreeg een aanzienlijken voorsprong op hare concurrenten. Als ik naar het afgeloopen jaar terugblik, merk ik eigenlijk geen andere dingen welke het voorspellen waard waren, en wanneer de Druïdesse nog niet definitief en met algemeene stemmen geïntroniseerd is, zij heeft alle kans om het te worden. Zij heet Madame Fraya.
Het jaar 1929, zegt zij, staat in de teekens van Mars (het vuur) en de Zon. Die invloeden zijn niet precies wat men noemt onheilspellend, maar ze verwekken een buitensporige felheid, een uiterste brutaliteit, hartstochtelijke, heftige en kortstondige gevoelens. De gemiddelde menschen zullen dus beheerscht worden door hun allerslechtste instincten. Het geweten zal nog terrein verliezen en om zoo te zeggen verloren gaan. Geld verdienen, geld en nog eens geld, om steeds meer te kunnen genieten, wordt de eenige drijfveer. Er zullen tallooze moorden en diefstallen plaats grijpen. Catastrofen zullen gebeuren met vliegtuigen en spoorwegen. Wij worden bedreigd door ernstige branden en een aardbeving. Doch deze invloeden, noodlottig voor de zwakken, zullen dienstig zijn voor de élite-naturen. Er zullen merkwaardige ontdekkingen gedaan worden op het gebied der geneeskunde: er gaat een algeheele omwenteling geschieden in de behandeling der ziekten. Men zal niet meer een ziekte verzorgen, maar men zal zich voortaan toeleggen om den zieke-zelf te behandelen. De psychische wetenschappen zullen een belangrijke plaats verwerven in de medicijnen. De psychiatrie zal een geweldigen vooruitgang boeken en eveneens de chirurgie.
Bewonderenswaardige talenten zullen ontluiken in de litteratuur, in de muziek, in de dramatische kunst, waarvoor men een nieuwe formule zal ontdekken. De schilderkunst daarentegen zal noch verandering noch vernieuwing ondergaan. De jonge generatie zal zoowel in de wetenschappen, in de kunsten als in de politiek een prepondérante plaats innemen. Allen die sinds twintig jaren een overwegende rol gespeeld hebben in de lotsbestemming van Frankrijk gaan verdwijnen. Beroemde mannen zullen sterven en door meer autoritaire persoonlijkheden vervangen worden. Het gouvernement zal onrustbarende schommelingen ondergaan om daarna misschien vóór de lente te vallen. Dat zal zijn einde zijn. Zij die het zullen vervangen zullen de plaats van een dictator voorbereiden, dien wij over drie of vier jaren zullen zien verschijnen.
Ondertusschen zal de duurte der levensmiddelen niet ophouden toe te nemen. Alle handelstransacties zullen zeer moeilijk worden. De beurs zal zéér slecht zijn tot in Maart. Een groot aantal fortuinen gaan kelderen. Het individueele welslagen in de financiën en de politiek zal de plaats ruimen voor het welslagen van groepen. Een nieuwe munt-eenheid zal noodzakelijk worden. Kortom, alles zal dermate heftig, snel, driest, en précair zijn, dat, wat men twee jaar geleden reeds koortsachtigheid noemde, geen zin meer zal hebben. Er zal geen revolutie komen, wijl men de ontevredenen door momentane tegemoetkomingen zal sussen. De onafhankelijkheid der vrouwen zal bevestigd worden. Allen, zoowel bij de aristocraten als in den burgerstand, zullen zich buiten het echtelijke leven een positie willen verwerven. Voor de overigen zal het geld schaarsch en de welstand onbereikbaar zijn. Er zullen oorlogsbedreigingen komen uit het Oosten en bijna overal troebelen. Maar Frankrijk zal blijven schitteren - niet door zijn politiek - maar door zijn vernuft en zijn ontdekkingen. In de lente zal ten slotte alles beter gaan. De handel zal hervat worden na enkele sensationeele krachs. Eén zeer nauwkeurig feit kan voorzegd worden: Léon Daudet zal in Frankrijk terugkeeren. Men zal gekken zien en neurasthenici, maar ook wonderbaarlijke onderzoekingen omtrent het probleem van den dood. In het kort: maanden van storm, sombere wolken, daarna opklaringen die mooi weer zullen brengen. Doch dit donkere beeld betreft niemand persoonlijk, want het globale lot heeft nooit het bijzondere lot van ieder afzonderlijk gewijzigd.
***
Deze prédicties zijn letterlijk vertaald uit Le Journal, een blad dat Le Matin en Le Petit Parisien sinds geruimen tijd bezig is te verdringen, en waarin de bankier Horace Finaly (van Hongaarschen oorsprong) overwegende belangen heeft. Nimmer nog is eene voyante, op weg om officieel te worden, zóó pessimistisch geweest in hare profetieën. Men kan zeggen dat zij een va-tout speelt. Het voornaamste en het verwarrendste harer voorspellingen kan geverifieerd worden binnen de drie maanden, als het nog versch in het geheugen ligt.
Ik kan mij niet voorstellen, dat de verdwijning van Poincaré, van Briand en de rest der chefs van het Fransche gouvernement, de ruïne der schatkist, van de nationale munt, van handel en industrie, ook al ging men nog zoo heftig, snel en driest te werk, zich zou afwikkelen in een trimester, want die korte termijn impliceert een hoeveelheid rampen, welke de draagkracht van een land schijnen te overschrijden. Madame Fraya kondigt daarmee een reeks onheilen aan, waarbij men een dozijn lucht- en spoorweg-catastrofen, de branden en de aardbeving incluis, zonder wenkbrauwfronsen op den koop toe kan nemen, en waarbij merveilleuse ontdekkingen even onopgemerkt zouden blijven als geniale muziek, litteratuur en tooneelkunst, welke ons elk jaar beloofd worden alsof zij de gewoonte hebben van uit den hemel te vallen. Maar wanneer wij ons bevinden tegenover zulk een verschijnsel van catastrofitis, om dit soort van défaitisme aldus te titelen, doet men verstandig door een dergelijke uiting niet zonder meer te verwerpen als een zinneloos verzinsel, doch na te gaan, met welke stemmingen zij kan correspondeeren, om een vorm aan te nemen welke het groote publiek niet zinloos lijkt.
Zonder mij eenigszins te solidariseeren met de inspiraties der Sibylle kan ik niet nalaten haar orakel te beschouwen als een ernstig symptoom, als een document en als een waarschuwing. Ik weet niet of de brieven, welke ik u zend uit deze Ville-Sirène, een algemeene strekking inhouden, en geloof dat het bijna te knap en tegelijkertijd te gewaagd zou zijn om slotsommen te distilleeren uit voortdurend wisselende gegevens. Elke appreciatie hangt af van den gezichtshoek; en wie zou zich durven vermeten de haarden van gisting en de haarden van onrust, welke men in dit land bespeurt, zóó juist gewikt en gewogen te hebben, dat men met zekerheid het resultaat kan taxeeren hunner wrijving? Het is trouwens af te raden uit een oogpunt van geestelijke en lichamelijke hygiëne om zich te hypnotiseeren op verwachtingen die nog in de toekomst liggen en welke hypochondrisch zouden kunnen maken. Maar ik heb duidelijk den indruk, en laat ik hem voor één keer ten minste preciseeren dat wij ons in en rondom Parijs met reuzenschreden naar een conflict begeven, hetwelk zich waarschijnlijk niet zal ontwikkelen gelijk Madame Fraya het uitbeeldt, dat echter Frankrijk tot in zijn fundamenten zal doen daveren.
Want het opmerkelijkste van waarzeggingen is dat zij parallel loopen, moéten loopen met den psychologischen onderstroom der betrokkenen. De Franschman bevindt zich sinds verschillende jaren in een toestand van ontreddering die de eenen demoraliseert, de anderen drijft tot de verbittering, waarmee men zich werpt in onverschillig welk avontuur. Deze ontreddering bereikte bijna haar paroxisme. Zij zou reeds lang haar paroxisme bereikt hebben, wanneer het den Franschman niet volkomen ontbrak aan vaste waarden, vaste waarheden, waarvoor men met enthousiasme zijn leven riskeert. Maar van alle zijden ziet hij zich omringd met schijn, leugen en bedrog.
Men kan zeggen dat hij nooit een gouvernement had, dat hij dieper verachtte, dat hij hartgrondiger de guillotine toewenscht; doch hetgeen hem weerhoudt om de woede en bitterheid, die hem blakeren vanaf 1914, te koelen, is: de afwezigheid van alle positiefheid in zijn mogelijk verzet. Bijna allen immers die zijn gouvernement-tot-exploitatie-der-natie aanklagen of hebben aangeklaagd kan hij niet anders beschouwen dan als jakhalzen en hyena's, jankend om hun part van de prooi. Hij heeft geen chefs en weet niet meer waar hij ze moet gaan zoeken, wijl hij allen ziet ondergedompeld in de corruptie, in de weifelmoedigheid, of in het scepticisme.
Maar de désillusies stapelen zich naast hem op en tergen hem tot bloedens toe. Hij bespeurt niets meer dan verraad. Verraad bij zijn regeering, welke hem overlevert aan de haaien der financiën, zijn regeering welke onmachtig blijkt tot een politiek, die een minimum veiligheid waarborgt. Verraad bij de leidende klassen, zwelgend in haar egoïstisch amusement. Verraad bij de parlementairen die hem uitbuiten, die zich zelf verhoogen met 33.3% en de invaliden met 9.4%. Verraad bij de generaals, die gehoorzamen als miliciens aan een troep bezoedelde en onbekwame politicasters. Verraad bij de diplomaten. Verraad allerwegen en in alle rangen der hiërarchie.
Hij weet dat hij buiten zich zelf zal raken, de Franschman, hij weet dat hij vroeg of laat het Parlement zal bestormen, maar hij weet niet wanneer, noch waardoor, noch naar welke richting zijn opstand zich moet keeren. Is het de salarisvermeerdering van 45.000 tot 60.000 welke de député's zich met één stem meerderheid hebben toegekend en die hen maakte tot de duurst-betaalde van Europa? Zij heeft een crisis van woede verwekt en de felste campagnes. Is het de vuistslag van Stresemann op de tafel van Lugano, die hier geobserveerd werd als een aardschok? Is het 't marasme waarin handel en industrie kwijnen en dat zich elken dag accentueert? Is het een schandaal dat zich morgen zal voegen bij de anderen? De doorsnee-Franschman leeft in zulk een sfeer van opgekropten onvrede, van désoriëntatie, van misprijzing, dat het idee eener ineenstorting van het verafschuwde régime hem elke week familiairder wordt, zoo familiair, dat het motief tot opstand alle belang verloor.
Ik geloof niet aan de visioenen van Madame Fraya. Zij zou een tè uitzonderlijk wezen zijn wanneer zij de toekomst van een rijk en van een werelddeel kon aflezen als uit een boek. Zij zou verdienen de plaats in te nemen van President Doumergue op het Elysée, wanneer één tiende zich verwezenlijkte van wat zij openbaart. Maar zij heeft de uitstrooming opgevangen der Parijsche electriciteit, der Fransche electriciteit. En noch Mars, noch de Zon, die onder bepaalde omstandigheden wellicht booze gesternten zijn, behoeven er zich mee te bemoeien om de ontploffing te veroorzaken, welke menschelijke machten misschien niet lang meer verhinderen kunnen.
[verschenen: 26 januari 1929]