Bezienswaardigheden
Parijs, 22 December 1928
Of de zaak geheel nieuw is, zou ik niet durven zeggen, maar ik zag ze voor het eerst op de Sport-tentoonstelling en ze behoort tot de dingen, waarbij men zijn oogen niet gelooft. Men schaatst er; niet op ijs, niet op kunst-ijs, niet op rollen. Men schaatst er op chemisch pseudo-ijs. Een kwartier vóórdat de officieele genoodigden arriveerden, had men over den planken vloer van het Grand Palais een vloeistof uitgegoten, welke den naam draagt van Icex, en twintig minuten later voerde de Duitsche rijdster Gertrud Krammeck de sierlijkste, de moeilijkste, de verbazendste toeren uit op gewone schaatsen.
Zonder ook maar het minst op echt ijs te gelijken, bootst dit product het bevroren water zóó getrouw na, dat zich onder de schaats het sneeuwige poeder vormt, waarvoor men baanvegers engageert. Bijeenverzameld en aangelengd met een speciaal vocht, stopt men er de gaten mee, welke onbekwame rijders aanbrengen in het spiegelgladde vlak, dat veel sneller, dan ooit de natuur het vermocht, in perfecten toestand wordt teruggebracht.
Er bestaat dus niet het geringste bezwaar meer om schaatswedstrijden en ijsfeesten uit te schrijven te Soerabaia, wijl de plotseling ingetreden dooi ophoudt een factor te zijn, waarmee de kleine sar-duiveltjes alle plannen van dien aard plegen te dwarsboomen. Een tennisveld van mager of vet beton, een hangar, een ruime garage, een dansvloer, zijn de aangewezen plekken voor deze onder de tropen ongebruikelijke sport der echte schaatsen. Geen kostbare, omvangrijke, mechanische installaties voor het fabriceeren van een noemenswaardige oppervlakte kunstijs. Slechts een paar tonnetjes Icex en men zwiert over een openlucht-baan als in de dagen van den Frieschen kampioen Poepjes.
Mocht uw thermometer bij ongeluk honderd graden Fahrenheit wijzen, als gij dit leest, vergeef mij dan een fantasie, welke u een tantaluskwelling moet zijn. Maar van het moment af, dat een schrandere geest, die bepaald geen andere zorgen heeft, vond dat het den mensch mankeerde aan chemisch pseudo-ijs, en besliste, dat voor het schaatsen een periode van onbelemmerden bloei zou aanbreken, kon ik dit niet verzwijgen. De Icex is de revelatie en de attractie der Sport-tentoonstelling. Het is een der talrijke voortbrengselen van het speelsche vernuft, die doen beseffen, op welke een prettige en aangename wereld wij konden leven, wanneer spelbrekers niet altijd stokken in de wielen gooiden.
***
Frankrijk bezat reeds het hoogste monument der wereld (den Eiffel-toren: 300 meter), het grootste, hoogste en verst-spannende metalen viaduct (het viaduct van Garabit), de snelste electrische treinen (Paris-Vierzon), de grootste brug in gewapend beton (St. Pierre-de-Vauvray), het grootste onderaardsch kanaal (Tunnel du Rove), de grootste lucht-haven (Le Bourget), den sterksten vuurtoren (Mont-Valérien: één milliard kaarsen), het grootste draadlooze station (Sainte-Assise, met 17 pylonen, waarvan 15 van 250 meter), de grootste alternators (centrale van Gennevillers, 50.000 kilowatt), den machtigsten magneet, het geweldigste spoorwegstation (Juvisy, ten Zuiden van Parijs, waar 8000 treinen passeeren per dag), - Frankrijk bezit sinds eenigen tijd de grootste bioscoop-stad.
Het is uitstekend, de Amerikanen te bewonderen, maar wij moeten niet vergeten dat de inboedel van Europa bewonderenswaardige, onovertroffen stukken stelt van recenten datum, en er ons voor wachten het werelddeel, dat aan Amerika zelf het aanschijn schonk, noodeloos te bekladden.
Stel u voor eene onmogelijke, vreemde stad van meer dan twintigduizend vierkanten meter aan de poorten van Parijs. Zeven reusachtige model-ateliers, kant en klaar, twee andere in aanbouw, alle negen toegerust met de laatste verbeteringen der wetenschap, stellen in staat om opnamen te doen over honderd meter lengte. Al deze ateliers zijn op de merkwaardigste wijze ingericht. Elk bezit een piscine van vijf meter diepte, waarop men de gecompliceerdste zee-effecten kan ten uitvoer brengen.
Schijnwerpers van ongekende sterkte werpen stortvloeden af van verblindend licht. Dertigduizend ampères circuleeren door de kabels. Honderd décors, langs welke massa's figuranten kunnen manoeuvreeren, zijn in deze kolossale hallen opgesteld. De verwarming der immense lokalen is op zichzelf genomen een wonder van techniek. Een geweldig gebouw van vijf verdiepingen bevat meer dan duizend verschillende ameublementen, oude en nieuwe, van de praehistorie af tot heden.
Een even groot gebouw is van onderen tot boven in beslag genomen door de decorateurs, die zonder ophouden arbeiden. Een ander bergt twintigduizend costumes, wapenrustingen, schoeisels, hoofddeksels etc. van alle tijden en van alle volken der aarde. In deze fabelachtige stad heerscht overal orde, discipline, properheid, methode. Geen minuut van den dag gaat er nutteloos verloren. Verkwisting, laksheid en slordigheid zijn hier onbekend.
Men heeft honderd millioen in deze onderneming gestoken, maar zij bestaat niet in aandeelen. Zij wordt gesubsidieerd door drie kapitalisten. Zij wordt bestuurd door één man: Jean Sapène, die haar geconcipieerd en verwezenlijkt heeft. Zij krijgt reeds bezoek van Amerikanen, die hier wat te graaien vinden, want zij streeft allen hedendaagschen organisaties voorbij. Het is mogelijk, dat zij op haar beurt weer overvleugeld zal worden, maar voor het oogenblik beteekent deze bioscoopstad volgens alle vaklieden het meest geperfectionneerde instrument eener industrie, waarin de Amerikanen lange jaren de kroon spanden, een instrument, dat Frankrijk in staat zal stellen de megameters verloren film te heroveren.
Dit gigantische bedrijf verrees in de onmiddellijke nabijheid van Parijs, achter het Bois de Vincennes, in de lommerrijke omgeving van Joinville.
***
Juist in den loop van dit najaar leverde de Fransche bioscoop-industrie een film af, welke gerekend mag worden tot de meesterwerken. Het is Verdun, visions d'histoire van Léon Poirier, die behalve de kunst der rolprent, ook de schilderkunst beoefent.
Aan deze oorlogs-film werd een vredesmissie opgelegd en ook hierin onderscheidt zich Frankrijk van alle naties, die den grooten geesel gefilmd hebben. Niemand kan deze trilbeelden aanschouwen zonder overstelpt te worden door gevoelens van medelijden, afgrijzen, wanhoop en haat tegenover den gruwel, die oorlog heet, zonder aangegrepen te worden van erbarming voor hen, die hem moeten voeren. Er gaat van deze woeste, onmenschelijke schoonheid een verpletterende, ontzenuwende werking uit, en hoewel zulke tendentie in principe mag worden geprezen, kan men niet anders dan betreuren, dat deze verweekelijkende actie ondernomen wordt in een land, waar zij overbodig is en gevaarlijk voor het weerstandsvermogen der jonge generaties.
Het tragische van Verdun, visions d'histoire ligt vooral hierin, dat de film absoluut authentiek is, en zoowel van Duitschen als van Franschen kant gespeeld werd door acteurs, die de schrikkelijke gevechten hebben meegemaakt en overleefd, zoowel de hoofdpersonen als de figuranten. Met de trommen der omroepers zijn zij, die eenmaal het Fort Vaux verdedigden, zich vastklampten aan het Ravijn van den Dood, bijeen geroffeld. Het leger leverde de uniformen, de wapens, de ransels. Repetities waren niet noodig. Al deze mannen konden handgranaten werpen en gas-maskers dragen. Niemand wilde aan ‘dilettanten’ de rol overlaten om hun lijden en martelingen voor de toekomst te bestendigen.
Van Duitschen kant ondervond Poirier, die zelf zijn uniform van artillerie-officier weer had aangetrokken, dezelfde bereidwilligheid. De officier der Uhlanen, Von der Lancken, de soldaat Hans Brausewetter, wierven de Stosstruppen, de legers van den Kroonprins in het oude Keizerrijk, en geleidden hen naar Verdun, waar hunne macht gebroken werd. Het slagveld, nog altijd no man's land, nog altijd woestijn, nog altijd maan-landschap, lag klaar in denzelfden toestand, waarin men het bij den wapenstilstand vaarwel zegde, onherstelbaar verwoest, onbewoond, onbebouwd, een oord van verdoemenis. Riet- en grashalmen groeien in de kraters der bommen, maar alle verdere leven is voor immer geweken van deze geteisterde hellingen.
Men heeft een jaar lang aan deze film gewerkt, en met de uiterste scrupules is elk detail historisch gereconstitueerd. Zoo heeft men het Casino van het Château des Tilleuls te Stenay, waar het Grosze Hauptquartier gevestigd was, brok voor brok herbouwd in een atelier te Berlijn, om echten Duitschen officieren de gelegenheid te geven in deze scène op te treden als figuranten. Alle bombardementen, roffelvuren, gordijnvuren, mijn-ontploffingen en de geheele zondvloed van ijzer en vlammen, welke op deze streek werd neergestort, is gerealiseerd met echte bommen, begraven in het landschap en electrisch verbonden met een commandopost. Elke ontploffing was berekend naar het resultaat, dat zij geacht werd te geven. Dat eischte lange en dure toebereidselen, dat eischte ook de grootste voorzichtigheid. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen gebeurden er nog 53 ongelukken.
Als document, geladen met een onbeschrijfbare dramatische intensiteit, is deze film onovertrefbaar. Maar aan de krachtdadigheid harer vredeszending kan ik onmogelijk gelooven, al werd zij vertoond in alle gehuchten der gansche aarde. Want het zijn niet de volkeren, die den oorlog maken, doch hunne leiders. Niet eens de werkelijke, zichtbare leiders der volkeren, doch hunne ‘occulte’ leiders. En wat malen die om een film?
***
In zijn boekje Waarom ik geloof in het Occultisme, zegt de dichter Fernand Divoire, dat er in het huidige Parijs nog minstens tien envoûteurs wonen, d.z. toovenaars, die bezweringen verrichten door middel van wassen beeldjes, en dat zij zich verheugen in een talrijke en loonende klandizie voor hun moord-aanslagen-opafstand.
Welk een ongelooflijk prestige het bovennatuurlijke, of wat daarop lijkt, uitoefent op de groote massa, kon geconstateerd worden bij de match tusschen den fakir Tahra Bey en den anti-fakir Paul Heuzé in het Cirque de Paris. Een publiek van vijfduizend fanatici, van dollen, van bezetenen, van razenden, heeft uren lang gegild, geschreeuwd, getierd, gehuild, dat hooren en zien verging in een erger dan helsch lawaai, nu eens tegen den fakir, die op de spijkers ging liggen met een leeren broekje aan (onder een cycloon van gebrul, waaraan mannen en vrouwen van de loges tot den engelenbak deelnamen, moest hij zich naakt maken als een worm, om zich opnieuw op de spijkers te leggen) dan weer tegen Paul Heuzé, die terugkrabbelend voor de practijk, de wonderdaden van Tahra Bey liever theoretisch beliefde te verklaren, en een remplaçant stelde uit Bordeaux, dien hij in de fakirskunsten gedresseerd had.
Wie het gewonnen heeft van de twee, weet ik niet, want de eigenaardigheid van zulke matches is, dat zij ten eeuwigen dage onbeslecht zullen blijven. Het bloeddronken publiek, in gillende extase voor het lange keukenmes, dat Tahra Bey zich in de keel stopte, was ook niet gekomen om een kwestie te beslissen. Het was gekomen, om uiting te geven aan een ontoombare passie, een niet te dulden beklemming, een onuitgesproken obsessie, welke elke minuut steeg tot krijtenden, infernalen waanzin, waarin de menschen gebaarden als demonen.
Het was het schrikbarendste schouwspel, dat ik ooit heb bijgewoond, en al mijn krachten moest ik inspannen om mij te vergewissen, dat ik niet bij ontketende, raaskallende barbaren was, doch te Parijs, in de twintigste eeuw.
[verschenen: 24 januari 1929]