De vierde Napoleon
Parijs, 24 September 1928
Napoleon III had den tijd zijner regeering doorgebracht in uitstekende verstandhouding met Engeland. Ondanks de stem des bloeds, ondanks de wraakroepende schim van Sint Helena. In plaats van te oorlogen met het ‘perfide Albion’, was hij zijn bondgenoot in China, bondgenoot tegen Rusland in de Krim, en oorloogde hij met Oostenrijk en Duitschland. Toen zijn ster en zijn keizerrijk roemloos ondergingen op de slagvelden van Sédan, vluchtten keizerin Eugénie en haar zoon Eugène-Louis over Ostende naar Engeland, waar de onttroonde vader zich na zijn gevangenschap bij hen voegde en kort daarop stierf in Chislehurst. Voor de Franschen bestond in die jaren geen gehater wezen dan Napoleon III en alle kans op een herstel zijner dynastie was verkeken. Er waren in het toenmalige Frankrijk Orleanisten en Republikeinen, er waren nog geen Bonapartisten. Wanneer echter, om ook van het onmogelijke te gewagen, een nieuwe Napoleon den Franschen troon beklommen had, het is meer dan waarschijnlijk dat Napoleon IV, opgevoed in Engeland en aan een Engelsche krijgsschool, de politiek van vriendschappelijke relaties met Groot-Bretagne zou hebben voortgezet.
De bewering dus, dat koningin Victoria de Bonaparte's vreesde en zich van den laatsten afstammeling der familie heeft willen ontdoen, houdt, van politieke zijde beschouwd, geen steek. Er leefde op dat moment geen mensch, die ongevaarlijker was voor den Engelschen vrede dan de ‘prince impérial’. Victoria zag in Prins Eugène-Louis zoo weinig den toekomstiger politieken antagonist, dat zij, volgens de Gesprekken met Keizerin Eugénie, welke dezen zomer door Maurice Paléologue, oud-gezant te Petersburg, in de Revue des Deux Mondes gepubliceerd zijn, hare jongste dochter Béatrice bestemd had tot echtgenoote van den keizerlijken prins. Deze Béatrice huwde in 1885 prins Henry von Battenberg, van wien zij een zoon had, die in 1914 zijn Duitschen titel verloochende en viel op het veld van eer, en een dochter, Victoria-Eugénie (de laatste voornaam is teekenend), die koningin werd van Spanje. Het is niet dwazer dan iets, anders om uit de gedroomde verbintenis van Eugène-Louis en Béatrice te concludeeren dat Victoria hoopte op een restauratie der Bonaparte's. In dit geval zou men de samenzweerders elders moeten zoeken: in de omgeving van Gambetta en bij Fransche Republikeinen.
Doch laten wij nogmaals het onmogelijke denken en veronderstellen dat Victoria de snoodste en zwartste voornemens koesterde. Hoe zou zij het hebben moeten aanleggen om den jongen man uit den weg te ruimen zonder zich te compromitteeren voor de geschiedenis, voor haar volk, voor de wereld? Er bestaan duizend-en-een manieren om iemand ter ziele te helpen, maar onverschillig welke zou haar in verdenking gebracht hebben. Ware Napoleon IV den meest natuurlijken dood gestorven op Engelschen bodem, het feit alleen ware voldoende om op deloyale wijze geëxploiteerd te worden. Niets dwong haar echter om juist het complot te kiezen, dat het moeilijkst van alle denkbare complotten te verwezenlijken viel, en dat, bij mislukking, haar naam bevlekt zou hebben met een onuitwischbaren smaad.
Een verhaal, en zelfs een legende, moet beantwoorden aan een minimum van waarschijnlijkheid. Slechts Baron von Münchhausen en Uilenspiegel mogen op dit gebied de perken te buiten gaan. Aan gewone stervelingen, die de maat overschrijden, vraagt men wie ze te grazen nemen. Dit is de eenige vraag die past bij het complot van Victoria. Laten wij het analyseeren als een rechter van instructie.
Eerste conditie om te slagen: Engeland moest in 1878 een koloniale expeditie organiseeren tegen de Zoeloes. Engeland doet dit inderdaad. De prince impérial moest een krijgshaftig hart hebben. Hij heeft het niet heelemaal. Gelukkig zijn er de prinsen van Orléans, zijne mededingers, die deze ridderlijke inborst bezitten. ‘Men werpt mij altijd de prinsen van Orléans naar het hoofd’ - zegt Napoléon IV, - ‘die in den oorlog geweest zijn. Ik moet bewijzen dat ik geen lafaard ben.’ Zooals alle koloniale expedities der Engelschen begon ook de onderneming in Zoeloeland rampspoedig en men moest versterkingen zenden. De prins vraagt om mee te gaan. Zijn moeder, keizerin Eugénie, en het Engelsche gouvernement weigeren. De prins insisteert een jaar. Ten langen laatste krijgt hij de gevraagde toestemming en gaat eind Februari 1879 van Southampton scheep naar Afrika.
Dit alles is reeds voldoende ingewikkeld om bedacht en beraamd te zijn. Het eischt bijna bovenmenschelijke organisatietalenten en bovendien een koppigen prins.
Tweede conditie voor het complot om te slagen: de prins moest sneuvelen. Het eenvoudigst ware geweest om den keizerlijken spruit die zich onderscheiden wilde, te laten deelnemen aan een offensief. Men riskeerde echter, dat hij zich overladen zou met roem, - en zonder te sneuvelen. Men stuurde hem dus met kapitein Carrey, acht man en een gids op een cavalerie-patrouille die in hinderlaag zou vallen. Daar men zelfs in een hinderlaag niet onvermijdelijk sneuvelt, moest het plan met de uiterste zorg worden voorbereid. Zestig Zoeloes moesten op het juiste uur en op de juiste plek aanwezig zijn. Dit is niet gemakkelijk, als men het expres doet, doch dit gebeurde. De prins moest een groote neiging bezitten voor de schilderkunst en op 't oogenblik van den overval verdiept zijn in een schets van het landschap. Dit gebeurde. Niet alleen kapitein Carrey, doch ook de acht manschappen en de gids moesten op de hoogte zijn van het verraad, om eensgezind de vlucht te nemen zonder zich te bekommeren over den toekomstigen Napoléon IV. Ook dit gebeurde, hoewel twee man van de escorte gedood werden. Maar wilde koningin Victoria geheel zeker zijn van haar zaak, dan moesten alle cavaleriepaarden der wereld geschoren manen dragen. Dit deden zij werkelijk en die stupide mode was kortgeleden ingevoerd. Het paard van den prins moest zelfs gewoon zijn om te galoppeeren in peloton en den draf te nemen zoodra zijne makkers zich in beweging zetten. Ook hieraan hadden de geniale Engelschen gedacht.
Alles verliep zooals men voorzien had. De patrouille bereikte op 1 Juni 1879 een schilderachtige plek. De prins haalde zijn teekendoos te voorschijn en begon te schetsen. De Zoeloes waren aanwezig en kwamen met hunne assagaaien aangesneld, niet te vroeg en niet te laat: juist toen de teekenaar verzonken zat in zijn onderwerp. Kapitein Carrey sloeg met zijne mannen op de vlucht. Het paard van den kroonpretendent draaft onmiddellijk mee. De prins, die een uitstekend ruiter was, had zich nog op het ros kunnen werpen, zoo het beest manen bezeten had. Het was echter kaal geschoren, dank zij de machiavellistisch uitgedachte mode. De jonge Napoléon wist zich nog te grijpen aan een zadeltasch, doch deze scheurde. Hij viel op den rug in de hooge grassen. Hij sneuvelde dus. Alsof dit alles nog niet genoeg was, legde men den Engelschen ten laste, dat zij de zadelriemen hadden doorgesneden. Toen dit geschiedde, moet de prins extra verstrooid zijn geweest. Maar de Engelschen hebben het zadel bewaard in Farnbourough, waar ieder die wil, het zien kan. Van een snede geen spoor. Koningin Victoria zou dus zelfs gezorgd hebben voor leder van slechte kwaliteit. De Britten, burgers en militairen, huichelden natuurlijk de grootste verontwaardiging tegen kapitein Carrey. Hoewel zij hem niets konden verwijten dan een overhaaste vlucht, veroordeelden zij hem ter dood.
Tot zoover gaat alles goed in dit ongerijmde verhaal, zoo goed als de Anglophoben maar wenschen. Alleen de houding van keizerin Eugénie maakt het gecompliceerder, dan zij wellicht raadzaam achten. In plaats van het eiland van moordenaars te verlaten, vroeg zij gratie voor kapitein Carrey en verkreeg ze. Zij bleef nog twintig jaar intiem bevriend met Victoria. Augustin Filon, de gouverneur van haar zoon, kon schrijven in zijne mémoires: ‘Zij waren beiden zeer verschillend van karakter en van gewoonten, de eene zeer gereserveerd, de andere zeer onvoorzichtig; maar noch de een noch de ander was in staat tot leugen en beiden bereikten een ouderdom waarop men niets meer waardeert dan oprechtheid.’ Om de maat van dezen roman vol te maken, moeten wij aannemen, dat naast koningin Victoria ook keizerin Eugénie in het complot was. Dit is niet onwaarschijnlijker dan de rest.
Voor hen die houden van occulte coïncidenties en gaarne huiveren, geeft men nog de volgende bijzonderheden: Carpeaux, de beroemdste beeldhouwer onder de regeering van Napoleon III, had van den jongen prins een buste gemaakt, die geplaatst was in het Lycée Michelet, het oude lyceum waar de keizerszoon schoolging. In 1871, tijdens den opstand der Commune, werd deze beeltenis door de oproerlingen verminkt. Zij brachten het beeld evenveel wonden toe, als de zoon van Napoleon III acht jaar later zou ontvangen van zestig Zoeloes.
***
Ik geloof dat deze analyse overvloedig aantoont, dat de legende van den opzettelijk gesneuvelden pretendent kant noch wal raakt. Men mag haar niet eens fluisteren. Behalve dat ze belachelijk is, krenkt zij in de hoogste mate de nagedachtenis eener vorstin, wier faam misschien daalt, doch voor wie het Engeland der vorige generatie een ware vereering had, voor wie, wanneer het een eerezaak geldt als deze, elke Engelschman van het tegenwoordige geslacht de verdediging zal opnemen met den nationalen trots die Albion eigen is. Men laat géén koningin, die pas in 1901 ten grave gedragen werd, géén koningin, die de periode incarneerde van Engelands hoogsten luister, géén koningin, die de moeder was van Edward VII, grondlegger der Fransch- Engelsche Entente, grootmoeder van George V, onder wiens regeering de wapenbroederschap bezegeld werd zonder welke Frankrijk vernietigd ware, men laat géén koningin die alle Engelschen heugt als herinnering hunner jeugd, beschuldigen van een eerlooze laagheid. Wat echter niet eens gefluisterd mocht worden, is ten tooneele gebracht in lyrische tirades op maat en rijm. Het is toegejuicht van het parterre tot den engelenbak. Het is niet verboden, niet gecensureerd. De Ambassade negeert het en zwijgt. Maar de Engelsche kranten, en zelfs de Fransche, spreken van een ploertigheid. De Engelschman is gegriefd tot in zijn ziel. En zoo behartigt men in Frankrijk de toenadering der volken.
Plato verbande de dichters uit zijn ideaal-staat, en na Maurice Rostand aan 't werk gezien te hebben in Napoleon IV geef ik hem gelijk. Zijn vader Edmond, schrijver van het Arendsjong (L'Aiglon) maakte de Bonapartes tot familie-bezit, zijn zoon Maurice, sinds jaren op jacht naar een succes, bleef in de traditie. Ik moet zelfs erkennen dat dit stuk beter is dan zijn vorige. Ik moet zelfs erkennen dat het zijn succes in zekeren zin verdient. Het speculeert op twee passies, die den Franschman zijn ingeboren, het anti-militairisme en den ingewortelden haat tegen Engeland, maar het speculeert er goed op, handig en met tooneel-routine. Het speculeert ook op het pacifisme. De prince impérial, die zijn tijd niet beter kon gebruiken dan de Zoeloes te gaan bevechten, brandmerkt den oorlog, stigmatiseert de keizers en koningen, die zijne verwanten waren, als mannen moorders. Maar als hij in Zoeloeland verbeten discussieert met Carrey over Napoleon I, vindt hij toch dat de Corsicaan grooter was dan Judas. Men heeft gesnapt, hoop ik, dat Judas Engeland verbeeldt. Engeland met zijn overwinningen zonder glorie en vol verraad. Krankzinnig applaus. Het resultaat van dit prinselijk anti-militairisme en pacifisme is, dat een aantal lieden klaar staan om de koppen in te slaan van den buurman over het Kanaal.
En dit is misschien nog de ergste ploertigheid: Tijdens den oorlog was Maurice Rostand pacifist, doch praatte er niet over. Hij hield zich achterbaks. Hij was bang voor zijn hachje. Nu tien jaar na den vrede, hervindt hij zijn spraak, verheft hij zijn stem. Om een aantal stakkers op te hitsen tot dwaasheden tegen een ouden bondgenoot. Dat kan kunst zijn, dat kunnen goede verzen zijn, dat is vooral misselijk en gevaarlijk. Wie tranen storten wil over Charlotte Watkins, die den prins incognito beminde, mag dit doen. Als de kranten-venters onder haar raam den dood rondschreeuwen van den jongen Napoleon en zij in de dagbladen zijn portret ziet, merkt zij wiens maîtresse zij was en hoe haar geluk vervloog. Dit is roerend. Maar als zij met een oogje op de zaal, terwijl het God save the Queen de koningin aankondigt, de hemelsche wraak afroept over Victoria, moet men bezeten zijn van poëzie of chauvinisme, om haar te volgen. Dat keizerin Eugénie in deze Engelsche garçonnière verschijnt, is nog aannemelijk. Maar dat Victoria, die volgens Carrey's woorden last gaf tot den moord, de huichelarij zóó ver drijft, dat zij een paar minuten na het nieuws de minnares komt condoleeren, dit is niet enkel een grove theatrale fout, het is een ongepastheid waarvoor men geen woorden vindt, waarbij men slechts weerzin kan gevoelen.
De vlaag van dichterlijke vrijheid, waarmee Carrey wordt uitgespeeld als medeminnaar van den prins, maakt de situatie nog hachelijker. De humoristische barbier die den prins inzeept, moge amuseeren. Vera Sergine als Charlotte moge in haar verliefd enthousiasme splendide zijn, splendide zelfs met de ‘queue’ uit de jonge jaren onzer grootmoeders, Henri Rollan moge een verleidelijken, zeer eleganten, zeer mannelijken en zeer Franschen prins hors concours voorstellen, de tragische gebeurtenis van Zoeloeland moge knap zijn weergegeven door het theater van de Porte-Saint-Martin, - dit alles is lokspiegel om de vinken te vangen in het trouweloos net des dichters.
Een publiek dat van zulke stukken de schande, de consequenties niet inziet, is misschien vergefelijk en beklagenswaardig. Doch dichters als Maurice Rostand, die met voorbedachten rade hun intelligentie misbruiken voor een doel dat zij niet durven bekennen, verdienen verbanning.
P.S. De sportieve week stond in het teeken der autogire of giroplaan van den Spaanschen ingenieur Juan de la Cierva, die met zijn uitvinding van Croydon naar Le Bourget kwam gevlogen, en demonstraties gaf voor ministers en constructeurs. Het is de vliegmachine waarbij de vleugels vervangen zijn door een boven den bestuurder onafhankelijk van den motor draaiende, vierbladige horizontale schroef, die de Fransche regeering in 1926 weigerde te koopen, en welke haar door het Engelsche Luchtvaart-ministerie werd afgekaapt.
Het was onvergelijkelijk, zonnig herfst-weer voor demonstraties, maar tè windstil om opstijgingen te vergemakkelijken. Bij de laatste proef moest het toestel, na een serie prachtige vluchten, langer rollen dan de ingenieur voorzien had en brak een kabel aan een piketpaal. De hobbeligheid van het Vliegveld te Le Bourget droeg ook schuld en het ongeluk illustreert een mijner laatste kritieken. Toen de bestuurder, die niets gemerkt had, in zijn gewone, bijna-verticale lijn wilde landen, ruïneerde hij zijn onderstel en brak drie bladen zijner zwierende vleugels. De inzittende bleven ongedeerd. ‘Met elk ander vliegtuig’, zei de la Cierva, na het ongeluk, ‘zou ik op 't oogenblik in het hospitaal liggen.’
De Fransche constructeurs die de overtuiging hadden, dat de vliegkunst voor een muur stond, zijn eenstemmig in hun bewondering voor het nieuwe principe. De vier-bladige horizontale schroef, met de hand in beweging gebracht, en door den luchtdruk draaiende gehouden als een molentje, werkt bij elke daling als een automatische rem. Bij een motordefect komt men neer als met een parachute, bij een vrijwillige daling kan men, welke de snelheid ook zij, landen in een bestek van slechts enkele vierkante meters.
Zonder eenige beeldspraak mag men zeggen dat het toestel zich op den grond plaatst als een vogel. Blériot had slechts twee bezwaren: hij wenschte te weten hoe de schroefvleugels, van vrij lichte, delicate stof, zich zouden houden bij slecht weer; hij achtte het een nadeel dat met de autogire (of giroplaan) alle acrobaten-toeren onmogelijk waren. Van een militair standpunt bezien schijnt de giroplaan kwetsbaarder te zijn dan de gewone vliegmachine.
Voor de marineluchtvaart lost het echter een der moeilijkste problemen op, welke gesteld werden. Landingsbooten van fantastische lengte gelijk de Fransche Béarn (182 meter) of de Amerikaansche Saratoga (270 meter), landingsbooten die tegen den wind moeten gaan liggen en zich onder sommige omstandigheden, zelfs van hun escaders zullen moeten verwijderen, - deze monsterachtige, logge ezelsbruggen zijn bij de giroplaan overbodig. De machine van de la Cierva kan neerstrijken op den boeg of plecht van een kruiser. Van een passagiers- en piloten-standpunt beschouwd, is de giroplaan bovendien de eerste definitieve stap tot volkomen veiligheid bij landingen, noodlandingen of motorpech. Hierover zijn allen het eens.
In het Aërodroom van Villacoublay (bij Versailles) staat reeds een giroplaan klaar van Fransche inventie, waarmee de uitvinder Chauvière in de eerst-volgende weken proeven gaat ondernemen.
[verschenen: 27 oktober 1928]