De steriliseerende hand
Parijs, 17 September [1928]
Als men mij vroeg welke in psychisch opzicht de meest karakteristieke stad is van Frankrijk, zou ik zeggen Lyon. Hier, waar Rhône en Saône samenvloeien, waar 't de helft van het jaar regent en mist, waar de avonden lang zijn, werd Caracalla geboren, een der bloeddorstigste monsters, en Ampère, en Say, de grondlegger der vrijhandel-theorieën - hij heeft zich in zijn graf omgedraaid - en de gebroeders Lumière, wier naam een voorteeken was, de ontdekkers der zevende kunst, de bioscoop. Hier wonen de echte milliardairs, de zijde-koningen, die hun schatten verbergen onder een sjofele jas, en soms een ongebreideld leven leiden als Tiberius op Capri. Hier is het ‘Fransche Bayreuth’ waar Wagner aanbeden werd, toen men hem overal nog bekampte. Hier, voor eene stad die nauwelijks grooter is dan Rotterdam, bouwt men de uitgestrektste en modernste abattoirs der wereld, zeggen de Lyonneezen. Hier geeft men die deerniswekkende offerplaatsen van ossen, koeien, kalveren, schapen en varkens een artistiek uiterlijk en laat men de duizenden arme beesten ‘sterven in schoonheid’. Hier doet men experimenten met de plant, die de oogen verrukt, de Peyotl. Hier leven mystiek en werkelijkheidszin als Siameesche tweelingen. Lyon was dus voorbeschikt om het aanzijn te geven aan een fenomeen, dat de menschelijke vermogens met één zou vermeerderen. En omdat het Lyon is, heeft het wonderlijke geval niets bovennatuurlijks. Omdat het Lyon is, wordt het geïntroduceerd door dr. Edmond Locard, de directeur van het laboratorium der technische politie in die vreemde stad.
Op zekeren dag krijgt deze speurder - en ook dat kan alleen gebeuren in Lyon - bezoek van een jongen man, die er absoluut niet uitzag als de klassieke toovenaar. Zijn roze, gulle, opgewekte facie verried geen enkel spoor van ascetisme. Uit zijn ronde oogen flakkerde niet het minste occulte vuur. Hij dreef een eerzamen handel in schoenen en laarzen. Deze bezoeker, die zich Joany Gaillard noemde, haalde de zonderlingste voorwerpen uit zijn zakken. Eerste een duif. Toen hij ze op de tafel zette, gaf ze een metalen klank. Daarna een schaaps-cotelette. Vervolgens een kleine paling. Dat alles rook niet bijster lekker, maar voelde aan als steen. Het was duidelijk, dat deze verschillende soorten vleesch gehard waren, en dat de verrotting, zoo er van verrotting gesproken mocht worden, was gestuit of op verbazingwekkende wijze vertraagd. Het waren onloochenbare mummies, welke hij vertoonde. Hij liet nog een citroen zien, een sinaasappel, een aardappel, een banaan, allen in keiharden toestand. Joany Gaillard legde den politiechef uit, dat hij slechts enkele oogenblikken niet de hand behoefde ie strijken over dood vleesch - hij had nog geen proefnemingen gedaan met levend vleesch - om het te veranderen in dezen anorganischen staat.
Er zijn fakirs die u een zaadje laten leggen in een pot met aarde en door handoplegging een stengel en een bloem doen verrijzen onder uwe verwonderde blikken. Gij kunt het gelooven of niet, maar talrijke getuigen verzekeren het. Dat er naast zulke levenwekkers leven-dooders konden bestaan, averechtsche fakirs, was onbekend geloof ik, zelfs in Azië. In geen enkel music-hall zag ik ooit goochelen met versteende mutton chop. Maar feiten zijn feiten. Men kan een fakir die een bloem laat ontluiken verdenken van bedrog of zich zelf van hallucinatie, doch geen enkele achterdocht kan optornen tegen een duif, die met een helderen slag op den grond valt als een bikkel. Zoo werd dr. Locard, wetenschappelijk politie chef, die tientallen hypnotiseurs en mediums gefrequenteerd heeft, zonder overtuigd te kunnen raken, de eerste, die gelooven moest in den man met ‘de steriliseerende hand’.
Daar men echter nooit voorzichtig genoeg kan zijn, kanaliseerde hij het mysterieuse sujet naar de Medische Faculteit. Joany Gaillard ontmoette er eminente biologen, die hem het eerste vermoeden gaven wat hij met zijn onbekende fluïdum zou kunnen uitrichten. Men plaatste hem voor glazen kasten welke microben-cultures bevatten op vleesch-gelei. Men had hem ook openlucht cultures kunnen voorleggen, om ze uit te moorden, zoo hij kon, doch de geneesheeren zijn listig en houden niet steeds van plotselinge, opzienbarende resultaten. Toen Joany Gaillard dus de handoplegging uitvoerde op de glazen kasten, doodde hij geen microben, doch verbrandde zich de handen. Dit is een tweede onweerlegbaar feit: het glas had het fluïdum teruggekaatst en hem op klaarblijkelijke wijze het vel verschroeid. Wanneer dit voor de dokters geen wetenschappelijk resultaat was, voor den averechtschen fakir werd het een lichtstraal. Hij consulteerde metaphysici in Parijs, die hem verklaarden dat hij een hypnotische macht bezat waarvan hij zich moest bedienen tot het heil van duizenden, die op hem wachtten. Hij zette zich dus aan het genezen in de mystieke en realistische stad Lyon.
Deze zeldzame dingen gaan niet verder terug dan tot de vorige maand December. Voor dien tijd was Joany Gaillard slechts een amateur die zich met passie interesseerde voor magnetische en psychische geheimen. Bij toeval genas hij zich zelven een gezwel aan den voet, tot verbazing van den dokter die hem behandelde. Spelenderwijze trachtte hij met magnetische strijkingen een cotelette te magnetiseeren, welke zijn vrouw ging bakken. Zijn vrouw, tusschen haakjes, zijne medewerkster, is een medium dat de toekomst voorspelt en verloren voorwerpen terugvindt. De cotelette veranderde in een onbederfelijke substantie, welke het gewicht en het aanschijn heeft van een stuk hout. Successievelijk mummifieerde hij een zeelt, een leeuwerik, nog ander gevogelte en vruchten welke het menu meebracht. Zijn fluïdum bezat de eigenschap om alle ontbinding der organische weefsels te stremmen.
Wie denkt hierbij niet aan kanker; aan fibroom, aan andere gezwellen, wonden en kwalen? Joany Gaillard likwideerde zijn schoenwinkel en improviseerde zich wonderdokter. Het fortuin dat de voeten der anderen hem geweigerd hadden, vond hij in zijn eigen handen. Zijn eerste cliënt was een commissaris van politie, wiens dochtertje hij genas. Deze bracht hem een onverbeterlijk cocaïnomaan uit de Lyonneesche high life. Hij genas hem alsof hij aan een physieke kwaal leed en een paar handopleggingen boezemden hem een onoverwinnelijken afkeer in van la poudre blanche. Binnen enkele weken was zijn reputatie gevestigd. Lyon, dat eertijds reeds een beroemde wonderdokteres bezat in de oude mère Pauline, Lyon ziet op het oogenblik de ongeneeslijken, de opgegevenen, de gedesillusionneerden, de wanhopigen uit alle hoeken van Frankrijk, in onafgebroken scharen stroomen naar de consultatiekamer van Joany Gaillard. Onder het welwillende oog der politie. Onder toestemming van den geleerden directeur van haar technisch laboratorium. Het eerste overigens wat hij zijn zieken vraagt, is of zij een dokter hebben. Pas wanneer alle dokterskundigheden faalden, opent deze man met de versteenende hand de deuren van zijn cabinet.
Een even ongeloofwaardig avontuur is overkomen aan onze Fransch-sprekende vrienden, de Zwitsers van het Waadland. De Zwitsers staan bekend voor sommige vrijzinnige détails hunner wetgeving, en het verblijf der bolsjewistische leiders in de omstreken van het Lac-Léman heeft zeker bijgedragen tot een wijziging in hunne verhoudingen van mensch tot mensch, in hunne verhouding tot het ongeboren leven, welke andere naties nog met afschuw van de hand wijzen. Den slag, welken de Grand Conseil Vaudois deze week heeft toegebracht aan zijne medeburgers, zou wellicht Moscou verbazen wegens de onverschrokkenheid. Zonder dat iemand erop verdacht was heeft hij uitgemaakt, dat voortaan elk abnormaal wezen gesteriliseerd zal worden, d.w.z. ongeschikt gemaakt tot vermenigvuldiging.
Wanneer heel het Canton de Vaud, ik voeg erbij heel Frankrijk, abnormaal was, had dit besluit geen diepere opschudding kunnen veroorzaken. De Spartanen maakten de kinderen, welke hun niet welgeschapen leken, af, en het is een historisch feit dat Sparta noch physiek noch intellectueel gewonnen heeft bij dit beulenbedrijf. De Waadlanders, die de eersten waren om de doodstraf af te schaffen, vinden eene soort doodstraf in den tweeden graad uit, welke men in Amerika overwogen heeft voor sommige misdadigers, doch die, voor zoover ik weet, nog in geen enkel land, beschaafd of onbeschaafd, werd toegepast. Het Journal de Genève, liberaal genoeg anders, teekent een vlammend protest aan tegen deze ‘utiliteits-moraal’. De Fransche kranten zijn gevolgd onder het motto van ‘bescherming der zwakken’. Allen voorzien, zoo niet gevaar voor Zwitserland, gevaar voor de Europeesche civilisatie, welke inderdaad voor een belangrijk deel op de bescherming der zwakken gebaseerd is.
Ik houd mijn hart vast wanneer ik bedenk dat Nietzsche, Verlaine, Edgar Poe, Heine, Baudelaire, Guy de Maupassant, Schumann, om er slechts een paar te noemen, ‘abnormalen’ waren. De Grand Conseil Vaudois heeft daaraan natuurlijk niet gedacht. Een grappenmaker vraagt: ‘Wat is gevaarlijker, een echte Napoleon, of iemand die met een stalen gezicht beweert dat hij Napoleon is?’ Doch laten wij ernstig blijven en vragen: wie zijn de abnormalen? Wie kan één definitief woord zeggen over de wetten der herediteit, welke van a tot z een onopgelost geheim bleven? Beethoven was het kind van een onverantwoordelijken dronkelap en een keukenmeid. En als men den abnormalen dronkelap gepasteuriseerd had...? Het is waar dat de onvervaarde Waadlanders misschien Beethoven zelf zouden wenschen te steriliseeren, die lijdende was aan een dozijn ziekten. Maar aan al die dingen hebben zij niet gedacht. Weten zij alleen maar hoe het abnormale sujet zich na zijn operatie zal gedragen? Hoe hij zijn haat zal koesteren en uiten tegen de oppermachtige en democratische maatschappij van het Canton de Wad? Of welke theorieën zijn verbeten brein zal fokken, welke de toekomstige Waadlanders zullen propageeren? Neen. Zij decreteeren een wet en daarmee basta. Maar men is geneigd deze zuivere Zwitsers te verklaren tot een gevaar voor Europa, voor ‘abnormaal’.
De zaak is, dat deze rustige menschen, natie van horlogemakers, pension-houders en hoteliers, zich vervelen en niet meer weten wat ze nog bedenken zullen. Een poos geleden, passeerende door den Faubourg St. Honoré liep ik den kunsthandel Bernheim binnen en zag er de plannen voor het nieuwe paleis van den Volkenbond. Ik weet niet of gij de geschiedenis kent. De Volkenbond schreef een prijsvraag uit voor een nieuw paleis en het ontwerp van Le Corbusier-Jeanneret werd door een jury van professionnals uit 377 inzendingen bekroond. De architect Le Corbusier is een Zwitser uit La Chaux de Fond, en men heeft mij verteld, dat deze artiest, die gewoonlijk voor twee doorgaat, er slechts één is. Le Corbusier heet dus Jeanneret in het horloge makende La Chaux de Fond. Hij is hyper-modern en redigeerde een tijdlang een hyper-modern tijdschrift: L'Esprit Nouveau. In dezen nieuwen geest bouwde hij te Parijs in de buurt van het Bois de Boulogne, voor rijke excentrieken, een complete straat: de Rue Mallet-Stevens. Ik weet niet waarom de professionnals het Volkenbond-ontwerp van Le Corbusier bekroonden. Combineer van binnen en van buiten een aantal rechte, onverbiddelijk rechte lijnen en ge hebt den stijl van Le Corbusier. Het is mogelijk dat dit sommigen enthousiasmeert, doch ik heb nooit een ‘woonkamer’ van Le Corbusier kunnen betreden zonder het gevoel te krijgen van in een badkamer te zijn.
Het paleis van den Volkenbond zou dus een suite worden van badkamers in divers formaat. Het geval echter wilde, want deze architect is een zeer preciese, zakelijke geest, dat zijn ontwerp het eenige was, dat zich gevoegd had naar de begrooting van 13 millioen goud-franken. Al de anderen schommelden tusschen de 27 en 53 millioen. En misschien is het daarom bekroond. Misschien ook om den Volkenbond een poets te bakken.
Wat er van zij: de Volkenbond weigerde het ontwerp en verhoogde zijn begrooting met 50 pCt. om een nieuw ontwerp te kunnen kiezen. Van alle kanten regent het protesten. De geweigerde auteur richt tot den Bond der Naties een rekest, dat hij in vijf en twintig exemplaren vijf en twintig maal aangeteekend verzond. Sir Eric Drummond verklaart koelbloedig dat hij geen enkel dier exemplaren ontvangen heeft. Dat is echt Engelsch. Maar dat is in staat om u alle vertrouwen in aangeteekende stukken te doen verliezen. En misschien wel alle vertrouwen in den Volkenbond. Want hij doet eenigszins denken aan Tolstoi. Deze profeet, die de maatschappij wilde verbeteren, leefde met zijn vrouw en zijn huisgezin als in een hel. En de Volkenbond, die het Recht en den Vrede moet handhaven, beschouwt een contract als een vodje papier. Welk een voorbeeld! Doch had hij een ontwerp moeten aanvaarden dat niet zonder reden te gesteriliseerd en te gepasteuriseerd leek, te microben-vrij, te hygiënisch, te ‘abnormaal’? Ik weet het niet...
Van al deze steriliseerders is mij Joany Gaillard verreweg de sympathiekste. En laten wij het voorbeeld der rijke stad Lyon navolgen: mystiek en realistisch zijn tegelijk. Ik bezocht, gelijk mijn plicht was, de expositie der kleine uitvinders, die jaarlijks gehouden wordt onder den naam Concours Lépine, aan de Porte de Versailles. Daar vindt men niet de groote, maar kleine nieuwigheden op het gebied der techniek, speelgoedkunst, draadlooze, etc. Kinder-locomotieven, die ècht rooken, naast geruischlooze revolvers voor mannen en vrouwen. Ik geef u deze dingen, en dergelijke, cadeau. Een paar jaar geleden echter vond men er de sluiting ‘éclair’, die de wereld ging veroveren. Tegenwoordig sluit men schoenen, koffers, tasschen, regenjassen, tabaksbuilen, wagenzeilen met dit bliksem-systeem. Zelfs japonnen. En de Franschman, practisch, degelijk, snel en egoïstisch, noemde ze Robes Amour. Dit jaar vindt men er de ‘Cinella’, een systeem van progressieve knelling (hoe harder men trekt hoe vaster het klemt) dat alle bretelle-knoopen, die bij de kritiekste momenten plegen te springen, opheft. De ‘Cinella’, gebreveteerd, zal zonder twijfel de wereld veroveren, en wanneer u dit niet véél lijkt, bedenk dan dat, met één van zulke kleine uitvindingen per jaar, de aarde binnen korten tijd zou veranderd zijn in een zorgeloos oord.
[verschenen: 20 oktober 1928]