Langs de Foire
Parijs, 4 Juni 1928
De twintigste ‘Foire de Paris’, of Parijsche Jaarbeurs, heeft alle vorige in omvang overtroffen en neemt meer en meer de allures aan eener jaarlijksche wereldtentoonstelling. Wanneer er een afdeeling vermakelijkheden was, zou de illusie volmaakt zijn. Maar de Foire de Paris heeft de attractie niet noodig van de kermis, waar de oude schiettenten, de oude schommels, loterijen en snoepkramen huizen naast monster-caroussels, naast de ingewikkeldste en de meest fantastische toestellen om zonder gevaar alle begrip van evenwicht en zwaartekracht te verliezen.
Onze Jaarbeurs wil serieus blijven. Men vindt er zelfs geen andere muziek dan die van het muzikale pavillioen, waar tientallen gramofoons, honderden pistons, saxophoons, piano's, monumentale draaiorgels van den morgen tot den laten avond door elkaar joedelen en waar ik eene harmonika hoorde, die meer lawaai maakt dan een gansch orchest, het geheele pandemonium van geluid overstemde en met een verbluffende virtuositeit bespeeld werd. Zij is van Italiaansch fabrikaat en kost den prijs eener piano. Maar die heksensabbat van noten, uitgevoerd met de grootste koelbloedigheid, verzinkt, zoodra men het planken gebouw verlaten heeft, in het gebral der honderden megafoons, geposteerd en verborgen op de onvindbaarste plaatsen, welke reclames loeien; boven de luidsprekers ronken de duizenden motoren, die allen in werking zijn en complete fabrieksinstallaties drijven, vanaf de oorverdoovende zagen tot de bijna geluidloos rollende transport-inrichtingen in zes verdiepingen, voor flesschen, kisten, etc., welker vernuftig mechaniek doet denken aan sommige maatschappijen van insecten, waar de intelligentie tot een wonderbaarlijke hoogte is opgevoerd, doch machinaal blijft.
Er is op deze Foire, die langzamerhand internationaal wordt, geen bedrijf, hoe klein of hoe groot ook, geen onderdeel van een bedrijf, hoe ondenkbaar ook, dat niet vertegenwoordigd is in zijn laatste en modernste perfectionneering. Men zag een onwaarschijnlijk aantal kleine motoren van 0 tot 5 paardekrachten, welke één man in de armen kan dragen en binnen de minuut overbrengt van den eenen hoek der werkplaats naar den anderen, van het eene werktuig naar het andere. Men zag dozijnen groepen electrogenen, waarmee men de afgelegenste woningen met een minimum kosten en een minimum onderhoud van electriciteit voorziet. Er was een explosiemotor geëxposeerd, welke de sensationeele motor heette en die loopt zonder ontsteking en zonder carburator. De gazogenen, toestellen waarmee men voor alle mogelijke motoren gassen stookt van hout en van afval van hout (waarover ik u twee jaar geleden schreef) beleefden een ongekenden triomf. Er werkten imposante gazogeen-installaties, gedreven met houtafval, in een rhythme van onberispelijke regelmatigheid, en waarbij het paardekracht-uur op minder dan 10 centimes komt, dit is minder dan één cent.
Een ingenieur (Gaston Moyse, 110 Rue Réaumur, Paris) exposeerde eene locomotief voor normaal spoor, gedreven met houtskool, welke aan den haak 5000 kilogram trok, wat op de rails gelijk staat met 800 ton. De kilometer-ton dezer merkwaardige machine komt op één centiem, dit wil zeggen minder dan 1/10 cent. Zij demonstreerde hare buitengewone handelbaarheid door met een harer buffers een kurk in een glazen flesch te persen zonder de flesch te breken. Wil men nog een andere referentie: zij is in gebruik op de fabrieken van Citroën, die niet onder doen voor Ford en voor de General Motors. Zij vormt de ideaal locomotief voor locaal-sporen, groote bedrijven, voor landen en koloniën, welke overvloed bezitten van hout en waar de benzine duur is. Zooals de gazogeen de aangewezen drijfkracht lijkt voor alle oorden, welke petroleum en benzine importeeren, of waar men onafhankelijk wenscht te zijn van de machtige trusts.
Het is verwonderlijk welk een vlucht deze nieuwe industrie genomen heeft in een paar jaren tijds. Voor de merken, welke het gas winnen uit houtskool, in plaats van hout of houtafval, fabriceerde men reeds toestellen om eigen houtskool te fabriceeren op de voordeeligste voorwaarden. Er zijn industrieën, welke, dank zij den gazogeen, en door benuttigen van alles wat eenigszins brandbaar is (jonge boom-twijgen b.v. of wijngaard ranken) hare motorische kracht absoluut gratis verkrijgen. Mij dunkt dat deze bijzonderheid in staat moet zijn om verschillende fabrikanten der koloniën te denken te geven.
Het is ondoenlijk om van deze Foire ook maar bij benadering een overzicht te maken. In den lijvigen catalogus beslaan de namen alleen der exposanten meer dan 600 pagina's. Van den stand der publiciteit, waar men eene etalage geëxposeerd zag, welke in al hare details automatisch beweegt en een soort van harmonisch ballet uitvoert op grooter schaal dan ooit vertoond is; van het paviljoen der ‘kleine uitvinders’ waar honderden op de chance wachten, op den exploitant van hun idee, en waar in het practische, in het speelsche en in het beuzelachtige schatten van vernuft liggen opgestapeld, die waarschijnlijk nooit zullen dienen; van den stand der toegepaste electriciteit, de hall der machines waar de nieuwste rotatie-persen, de nieuwste lino-types, de automatische steek-vlammen, welke figuurzagen in het dikste staal, quasi-automatische kisten-machines, afwisselen met de meest geperfectionneerde adresseermachines, met volmaakte electrische koelkasten, welke kleine ijs-cubes produceeren voor uw cocktail, en functionneeren zonder de minste vochtigheid, met de laatste raffinementen der Radio, met machines welke 36000 brochures binden in één uur; van den stand der naaimachines, landbouwmachines, auto mobielen, graf-monumenten, parfumerieën, keuken toestellen, glasblaas kunst; van den salon der wijnen tot de terrassen der voedingsmiddelen, overal manifesteerde zich het moderne leven in zijn tegenwoordigen monster-bloei, in zijn monster-vegetatie van drijfriemen, wielen, kam-raderen, assen, cylinders, in zijn onvergelijkelijken triomf over de vijandige materie, over de harde wet der traagheid, over de natuur die ons weerloos en zwak op deze planeet plaatste.
Want ik ben het nooit eens met hen die in de mechaniek, in de wetenschappen, den scheppenden geest niet evenzeer kunnen waardeeren als in de kunstwerken; die in de machine onvermijdelijk het symbool zien van het materialisme. In het bestek van een paar duizend hectaren hier alles samen te vinden wat binnen een halve eeuw het aanschijn der wereld veranderde, te beseffen dat dit alles stuk voor stuk veroverd moest worden op het onbekende, dit alles bijeengegaard te aanschouwen in eene overweldigende verscheidenheid, in een ongehoorden rijkdom, te dwalen door deze super-structuren, waarmee wij de aarde en haar leven completeerden, dat gaf van den mensch en zijne werken een impressie, welke in haar grootschheid elk hart kon doen ontvlammen tot bezieling.
En natuurlijk had de Foire ook haar amusanten kant. Zij is het paradijs der klaploopers, die tijdens de expositie een apart ras vormen. Zij beginnen met zich een kostelooze toegangskaart te verschaffen. Vervolgens slenteren zij van barak naar barak en graaien wat ze graaien kunnen. Wanneer zij hun voorraad hebben opgedaan, gaan zij naar huis en komen hem 's avonds aanvullen. Zij keeren elken dag terug en laten zich terloops vaporiseeren, onduleeren, friseeren, borstelen en schoenpoetsen pro deo en volgens het nieuwste systeem. Zij vragen een glas champagne, een kopje mokka, een gebak, een doos bonbons. Zij proviandeeren zich voor lange weken met stalen van zeep, chocolade, papieren zakdoeken, onverbleekbare inkt, kunstbloemen, likeuren, poetsgoed, macaroni, ondergoederen, sokken, tijdschriften en een vracht van huishoudelijke voorwerpen. Daar zijn er zelfs die stukken van waarde in de wacht slepen, zooals een volgens de laatste eischen der techniek ingericht fornuis waarop tegelijkertijd spiegeleieren, een biefstuk, beignets en spieringen bakken zonder dat men er naar hoeft te kijken en zonder dat ze aanbranden.
De exposanten weten wat ze doen. De klaploopers, naarstig als de mieren, kakelen als de kippen. Zoo hebzuchtig als ze zijn, zoo weinig discreet zijn ze. Ze steken hun dagelijkschen buit niet onder stoelen en banken en komen ronduit op voor de deugdelijkheid van het artikel. De handelaar weet dat geen enkele reclame opweegt tegen de gesprokene. Zoo is het tenminste in Frankrijk, waar men vergelijkender wijze zeer weinig adverteert, doch zich op buitengewone wijze weet te bedienen, in alle kringen, van de wandelende of rijdende annonce; en het gebeurt niet zelden dat men een gentleman ontmoet in zijn dure limousine, of een gentlewoman in een exquis toilet, die niets anders zijn dan verkapte en gesalarieerde colporteurs eener ondernemende firma. Hun laagste trap is de schuimer der Foire die bij stilzwijgende afspraak een dienst met wederdiensten waardeert. En de handelaar geeft aan deze publiciteit de voorkeur boven alle gedrukte reclame. Hij gelooft dat de Franschman niet naïef genoeg en te sceptisch is voor advertenties op z'n Amerikaansch.
Ik heb ook den ‘Océano-glisseur’, alias Oceaan-glijder, gezien van den ingenieur Rémy, die zich beroemder wist te maken dan hij wellicht verdient, door aan boord van zijn vervoermiddel en in 't hartje van Parijs de roode vlag te hijschen, omdat het gouvernement der Republiek zijne onderneming niet wilde financieren. Ik voel niet het minste respect voor lieden die communist worden, wijl hun budget niet sluit, want er bestaat geen ondelicatere manier om aan te duiden dat het alleen te doen is om de duiten. Al raakte er dus een steek los bij den bouwer van den ‘Océano-glisseur’, laten wij hopen dat deze ingenieur beter rekent dan denkt. Zijn voertuig ziet er niet naar uit.
Stel u twee evenwijdige, plaatijzeren vlotters voor in den vorm eener buis, van voren en van achteren conisch toeloopend. Zij dragen een soort van rond reservoir, eveneens van beide zijden kegelvormig eindigend. Deze ketel, toegankelijk van boven, bevat de machinerie, de instrumenten, de tanks, met de plaatsen voor de bemanning en de passagiers, die uitermate eng behuisd zijn. Aan weerskanten van deze ton zijn twee openlucht-bankjes aangebracht met leeren zittingen, waaruit blijkt dat de oceaan-vaarders op zacht, stil en droog weer rekenen bij den overtocht. Het geheel is voorzien van drie zoeklichten en van een draadloos kader, dat bij den eersten den besten roller onklaar moet raken. Doch de ingenieur Rémy rekent wellicht ook op een volmaakte afwezigheid van golven. Het vaartuig is rood geverfd, wat het een fleurig uitzicht geeft en op den ketel schilderde men de woorden ‘Paris-Cherbourg-New-York’ in gouden letters.
Toen de constructeur geen republikeinsch kapitaal kon vinden en den rooden wimpel heesch waarin men leest ‘Travail’, voegde hij aan zijne uitrusting een rood bedrukt doek toe, met de invitatie: ‘Helpt ons daar het gouvernement niet helpt; Parijs-Cherbourg-New-York in 84 uren.’ De Océano-glisseur werd op bevel der politie uit Parijs gezet, waar hij ankerde aan de Quai de Javel, en zakte de Seine af met de vaart van een plezierboot, stoppend in alle dorpen en steden. Op den oever vindt men een bakje waarin men zijne bijdrage kan deponeeren tot overwinning van den Atlantic. Voor het eerste gedeelte van het traject (Cherbourg) schijnen geen onoverkomelijke bezwaren te bestaan. Maar voor het tweede gedeelte van het traject (New-York in 84 uren) kan men zich moeilijk weerhouden om de snelheid niet commercieel genoeg te achten. Want dat vertegenwoordigt nauwelijks 70 kilometer per uur en de nieuwste kruisers loopen bijna even vlug.
De hydroglisseurs, of waterglijders, welke men zien kon op de laatste Scheepvaart-tentoonstelling, bereiken gemakkelijk 130 kilometer per uur en men heeft er het Kanaal mee overgestoken in 26 minuten. Zij zijn gebouwd als platte schepen zonder diepgang en worden gedreven door een luchtschroef, bevestigd aan den achtersteven. De beweging heft den hydroglisseur gedeeltelijk uit het water, dat hij nauwelijks nog raakt met den achterkiel, waardoor zij geschikt worden voor navigatie op verzande rivieren, snel stroomen, dichtgegroeide meren en plassen die voor alle andere booten onbevaarbaar zijn. Een onbeduidende laag water is voldoende om den hydroglisseur, half schip, half vliegtuig, een verkeersweg te verschaffen welke alle anderen in veiligheid en snelheid overtreft.
Mocht iemand zin hebben in deze nieuwe sport, dan kan ik de hydroglisseurs aanbevelen welke geconstrueerd worden door Dumond Galvin. Geen enkele automobiel is met deze zweef booten te vergelijken. Geen enkel verkeersmiddel geeft zulk een volledige sensatie van nieuwheid en snelheid. Zij zijn confortabel, geruischloos, en solide. Zij dateeren van 1920 en in 1921 gleden zij reeds op de onbevaarbare stroomversnellingen van de Rhône, tusschen Lyon en Aix-les-Bains. In 1922 sloegen zij het wereldrecord in den raid van Shanghai. In 1924 maakten zij een raid van 3000 kilometer op den Congo. In 1925 bevoeren zij den Boven-Rijn achter Basel. In 1926 toerden zij in Egypte en op den Nijl. In 1927 openden de hydro glisseurs van Dumond Galvin een regelmatigen dienst van 1200 kilometer op den Rio Magdalena met een glijder van 30 plaatsen, dien men den grappigen naam gaf van Nautocar. Dezen zomer bevaart zulk een nautocar, welke een snelheid kan ontwikkelen van 60 kilometer, de verzande Loire.
De water-glijders bestaan reeds in twee types: sport (snelheid) en vervoer; toerisme en handel. Zij bezitten een speciaal soort van roer dat alle hindernissen automatisch ontwijkt. Een vrouwenhand kan hen zonder de minste inspanning besturen. En ik ken niets verrukkelijkers dan eene snelheid van honderd kilometer op het water.
Dat is op eene andere wijze interessant dan de Océano-glisseur van ingenieur Rémy, die elken dag communistischer moet worden, want onder zijne collecte vindt hij heel weinig bankbiljetten en niets dan vulgaire pasmunt. Zal hij echter, wanneer hij oprecht is, langer communist blijven dan Jollivet de Castelot, den laatsten der alchimisten en den goudmaker van Douai? Deze Roze-Kruiser en idealist gelooft dat de aarde, de schepselen en de materie langzaam streven naar een toestand van volmaaktheid en goud-maken lijkt hem een gansch natuurlijk procédé. Hij maakt het dus. Uit 10 gram zilver bereidt hij 0.476 gram goud. Toen de Officieele Chemie zijn proeven niet wilde controleeren, maakte hij zijne formule wereldkundig. Twee chemisten van Lyon, Ballandras en Richet, één van Buenos-Aires, herhaalden zijne experimenten en verkregen hetzelfde resultaat. Vereerders uit alle hoeken der aarde bezoeken den bedaagden gentilhomme in de stille straat van Douai waar hij een oud aristocratisch huis bewoont. Toen een journalist hem vroeg waarom hij de industrieele fabrikatie van het goud niet verwezenlijkt had, wat het beste bewijs voor zijne ontdekking zou zijn, antwoordde hij:
‘Ik geloof dat ik een beetje bang was, en bovendien, ik ben te arm. Om goud te maken moet men rijk zijn.’
Toen men den Roze-Kruiser vroeg naar zijn communisme, gaf hij het volgend bescheid:
‘Ik was ingeschreven bij de partij. De “Kameraden” van Douai lieten mij praten over de successievelijke stijgingen der ziel en ik was zoo naïef om met hen te spreken over grootheid en schoonheid. Zij hebben mij de deur uitgesmeten.
Het zijn lieden, die de gedachte haten, het gemoed minachten, en per slot van rekening slechts aan geld denken.’
Voor een goudmaker zijn dat bewonderenswaardige woorden.
[verschenen: 7 juli 1928]