Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHet beest zonder naamParijs, 14 Mei [1928]Er verschenen in den loop der laatste maanden vijf nieuwe boeken van min of meer letterkundige lieden, die Rusland bereisden en van hunne bevindingen verslag gaven. Het zijn L'Autre Europe, Moscou et sa foi van Luc Durtain, een geneesheer-romancier, aan wien pas de Prix de la Renaissance werd toegekend; Le Voyage de Moscou van Georges Duhamel, een ander schrijvend dokter, die grooten invloed heeft in Hollandsche litteraire kringen; Russie 1927 van Alfred Fabre-Luce, een jong aristocraat, die gaarne in de contramine is om zijne familie te negeren; Elle a dix ans, la Russie rouge van Géo London, onverstoorbaar journalist, die alles noteert, wat hem onder oogen komt; Seule en Russie de la Baltique à la Caspienne van Andrée Viollis, zonder antecedenten, die met dit werk de aandacht wist te trekken. Het voornaamste bezwaar tegen deze boeken en een afdoend bezwaar eigenlijk, is, dat ze slechts het relaas kunnen geven eener reis. De auteurs, aangenomen, dat ze konden gaan waar ze wilden, hadden allen haast. Zij moesten in enkele weken tijds een overzicht geven van een land, dat een vijfde der wereld beslaat, en van het eene tot het andere eind in gisting verkeert. Voor ‘Parijs en omstreken’ acht Baedeker veertig dagen nauwelijks voldoende. In Parijs en omstreken staat alles op zijn plaats, dat wil zeggen: niets op zijn kop. Parijs en omstreken functionneeren als een goed horloge. Men vindt er een geen enkel probleem, geen enkele buitenissigheid, welke gij niet bij u thuis vindt. Het wordt u als het ware met den lepel ingegeven. Terwijl men in Rusland, het vijfde part der aarde, alles ontdekken moet. Terwijl in Rusland honderden cerberussen de opdracht hebben u om den communistischen tuin te leiden en te verbergen, wat gij juist ontdekken wilt. Hermann Keyserling, die een philosoof is en onze buurman, heeft tot zijn onherstelbare schade moeten ondervinden, aan welke inconveniënten een reiziger zich bloot stelt, die zijne opinie geeft over een land, dat hij slechts vaag kent. Hij vergiste zich over Holland als een schooljongen in de aardrijkskunde. In Holland staat niets op zijn kop evenmin als te Parijs; Holland wordt bewaakt door geen enkelen cipier. Wie riskeert niet, zich deerlijk te vergissen met de Russen en hun cerberussen? Wat voor crediet zal dus een serieus mensch kunnen toekennen aan al deze Russische reizen? Een zeer gering. Hij zal integendeel moeten besluiten, dat serieuse auteurs zich discrediteeren door ons slotsommen voor te spiegelen, welke in geen enkele verhouding kunnen staan tot de onoverzienbare gegevens. Hij zal moeten concludeeren, dat deze auteurs onuitsprekelijk lichtzinnig te werk gaan, of zij goede dan wel kwade berichten brengen over het communistische rijk. Dat hun hoogste doel was boeken te publiceeren, welke lezers kunnen vinden. De vijf getuigen daarenboven, die zichzelf citeerden voor het Europeesche gerecht, hebben geen ideaal, geen overtuiging, en wanneer zij een ideaal hebben, durven zij het niet te formuleeren. Zij zijn noch communist, noch anti-communist. Zij zijn neutraal, of wat zij in hun litteraire termen noemen: objectief. Maar hier rijst een vraag als een nachtmerrie: Kan een rechtschapen geest objectief blijven tegenover een balans, wier ééne schaal beladen is met het lijden, den dood, de folteringen en de vervloekingen van millioenen menschen, met den economischen ondergang van een werelddeel, en met de bedreigingen van leed en ondergang voor de rest der aarde, wier andere schaal beladen is met het communistisch idee en zijn beweerde resultaten? Neen. Een dergelijke objectiviteit, een dergelijke onverschilligheid in een eeuw, welke trekhonden beschermt en vogels, eene eeuw die disputeert over de kwestie of de bloemen gevoel hebben of niet, een dergelijke neutraliteit verraadt reeds een ongerijmde partijdigheid, een ontwrichting van het redelijk denken, ja zelfs een zekere monsterachtigheid. Tusschen de groote veroveraars en hen die de geschiedenis Geesel Gods noemde, bestaat in laatste instantie slechts het verschil dat gelegen is in de positieve of negatieve gevolgen hunner verschijning. Cesar en Napoleon waren constructieve rampen, welke over de menschheid togen, Attila en Tamerlan destructieve. Van een letterkundig standpunt beschouwd, zijn alle vier interessante figuren en Tamerlan met Genghis Khan misschien zelfs interessanter dan Alexander, Cesar of Bonaparte. En uit den literairen gezichtshoek beschouwd, is het Bolsjewisme een verduiveld merkwaardig fenomeen. Deze moscovietische satans warempel spelen tooneel en zij drukken de gemoedsverwarring van een personage uit door draaiende cirkels, of een andere machinerie. Zij hebben orchesten zonder dirigent, die niet slechter marcheeren dan de andere. Zij schilderen en maken verzen, deze demonen. Hunne geleerden en intellectueelen huizen in een gemeenschappelijk gesticht, te midden van gekalkte muren, zij rusten op een gemeenschappelijke slaapzaal, in ijzeren bedden en reinigen zich in gemeenschappelijke waschkommen. Hoe aandoenlijk! Hoe roerend! En zeker moet men letterkundige zijn, om den welstand dezer martelaars, die geen visite-kaartje kunnen laten drukken, zonder toestemming en toezicht van de censuur, die een boek, een kunstwerk, een loopbaan, een leven, veroordeeld, verworpen zien zonder kans op appèl, om één woord, om één woord zeg ik, dat hunnen tyrannen onwelgevallig zoude klinken; zeker moet men letterkundige zijn van de onuitroeibare soort der schriftgeleerden en Farizeeërs, om het vreedzame geluk dezer rampzaligen te taxeeren op een manier, welke geen enkelen Westerling kippenvel geeft, om het te beschrijven op zoodanige wijze, dat geen enkele der millioenen schimmen, geen enkele kreet der gefolterden uit de kelders der Tsjeka en der Geepeoe, komt spoken in de hoofden der lezers. Die schimmen en kreten zijn nochtans de prijs van zulke mirakelsche en verbazingwekkende resultaten, als dat huiselijk tafereel van geleerden, die zich wasschen in een gemeenschappelijke waschkom. En wanneer deze geleerden uit hun geruischloos Tehuis, dat zich nauwelijks onderscheidt van een klooster, maar zich nog minder onderscheidt van een model-kerker, een soviet-kerker voor toeristen, wanneer deze zwijgende bloedgetuigen onder doodsgevaar een beroep doen op hunne collega's in de letteren, in de wetenschappen, in de kunsten, wanneer zij een wanhoopsmanifest over de grens weten te smokkelen, dat niet vervalscht kan zijn, omdat het te precies is, zal geheel Europa en Amerika deze stem smoren in de stilte. Als Constantin Balmont, een van de Russische auteurs, die vluchten kon, Romain Rolland zal uitdagen om zijne meening te zeggen over dat schrijnende manifest, dan antwoordt Rolland, dat hij eerst bijzonderheden zal vragen aan Maxim Gorki... die de Soviets openlijk condoleerde bij het overlijden van Dzerzjinsky, den stichter der Tsjeka, die gezegd heeft: ‘Wij vertegenwoordigen het georganiseerde schrikbewind. Wij kennen geen kwartier.’
Zoo zijn de letterkundigen. Voor hen is de wereld een onmetelijk laboratorium, waarin zij het leven observeeren als een object. Het verontwaardigt hun niet, het verwondert hun niet, dat een aantal proefnemers in dat laboratorium de vivisectie beoefenen op menschelijke wezens en zonder pijnstillende middelen. Ook dat observeeren zij als object. Een halve eeuw geleden schiep een Fransch schrijver het type van den geleerde, die het fanatisme der wetenschap zóó ver dreef, dat hij in zomernachten de zwanen beloerde en hun den hals omdraaide om den ‘zwanenzang’ te bestudeeren. Het fanatisme der geleerden verhuisde naar de letterkundigen. Ongevoelig voor de verzuchtingen, doof voor het gejammer, ontoegankelijk voor de verdelgingen, bestudeeren zij het Russische experiment. De achtergrond van moord en vernieling verdwijnt uit hunne observaties om plaats te maken voor schuldelooze tafereelen. Ik ben er ook lang niet zeker van, dat zij deze ontstellende denkfout niet transponeeren op hunne lezers. En wanneer ik meen niet te mogen zwijgen over hunne boeken, is het in hoofdzaak om u te waarschuwen, dat de geringste denkfout op dit gebied u het leven en uw bezit kan kosten, dat de geringste denkfout hier de toekomst van een land in gevaar kan brengen. Het is steeds beschamend om begaafde geesten, die werken onder het oog der gansche beschaafde wereld, te moeten wijzen op vergissingen, welke iedereen met goeden wil en heldere hersens vermijden kan. Want men staat bij zulke gevallen voor de keus: òf de auteur is te kwader trouw, òf hij is verstrooid, en noch het een, noch het ander kan gepermitteerd worden bij een geval als het Russische, dat tegelijk een onafzienbare tragedie en een onafzienbaar gevaar is. Waar verscheidenen van de vijf auteurs, wier boeken wij noemden, Luc Durtain en Andrée Viollis het duidelijkst, Georges Duhamel voorzichtiger, de neiging toonen den gruwelijken hongersnood, die van sommige Russen kannibalen maakte, te wijten aan het blocusGa naar voetnoot50 der verontruste naties, welke Rusland omcirkelden, daar zien wij onverbiddelijk tegen deze redeneering optreden de twee ongehoorde feiten, die Rusland zelf zijn en Lenin. Rusland zelf, dat eenmaal de graanschuur was van Europa en de graanschuur van een stuk van Azië. Lenin zelf, die als gevolg van den hongersnood zijne economische theorieën openlijk en plechtig afzwoer, om de Nieuwe Economische Politiek, de Nep, in te stellen en aan den gelijkheidsdroom der communisten een einde te maken. Als derde ongehoorde feit zouden wij kunnen noemen alle naties der aarde, welke den bedrogen en verhongerenden vijand naar hare krachten te hulp snelden. En waar verscheidenen van de vijf reizigers, Duhamel, Durtain en Andrée Viollis het sterkst, alle pogingen aanwenden om het Russische volk te identificeeren met zijn despotisch, bloedgierig en dwaas bewind, om het eene automatisch en natuurlijk te laten voortkomen uit het ander, om het een te vergoelijken met het ander, daar worden hunne verantwoordelijkheid, hunne lichtvaardigheid en hunne bijbedoelingen verraden door hunne kortzichtigheid. In het Russische gemoed, voor zoover wij het kennen uit de Russische romans en uit de afschuwelijke gebeurtenissen der laatste tien jaren, overheerscht zonder twijfel een ingeboren boosaardigheid, een zeker neronisme, een neiging tot de onredelijkheid en tot den waanzin. Zij waren misschien meer gepredisponeerd tot de excessen van wreedheid en collectivisme dan Engelschen of Franschen. Maar deze overweging zal nooit kunnen uitwisschen dat de diabolieke tyrannen der Russen hun zijn toegezonden in verzegelde wagons en voorzien van een onbeperkt financieel crediet; over het land zijn losgelaten als pestratten; dat zij sinds dien dag over geheimzinnige en machtige medeplichtigheden beschikken in de voornaamste centra van Europa en Amerika. Deze tyrannen muilbanden het volk met de onmeedoogendste terreur en met de strengste censuur, welke eene natie ooit gekend heeft. Kan men in een land, waar niemand een enveloppe-hoofd of firma-papier mag laten drukken buiten toestemming der censuur; waar elke gedrukte en geschreven letter onder contrôle staat van een genadeloos bewind; waar het geringste verzet gestraft wordt met het bagno of met het executie-peleton; kan men onder zulke omstandigheden redelijkerwijze spreken over een conformiteit van het Russische volk en de communistische revolutie? Ik schaam mij zulk een vraag te moeten stellen. Deze niet-bestaande conformiteit zou voor het Communisme eene natuurlijke kracht en eene garantie kunnen beteekenen, eene wet, waartegen verzet nutteloos wordt. Voor mannen als Duhamel en Durtain is zij noodzakelijk, deze conformiteit, als onuitgesproken verklaring van een anders onverklaarbare catastrofe. Zij bewijzen slechts de zwakheid hunner stellingen, de kinderachtigheid hunner pogingen om die stellingen aanvaardbaar te maken. Wie echter volledig wenst te worden ingelicht omtrent de conformiteit tusschen het Russische Volk en de Communistische tyrannie, wie een compleet overzicht wenscht van den toestand in het rijk der Soviets, over de economische verwording, over de moreele verwildering, over de stomme radeloosheid van dit ongelukkige volk, over de wreedheid, over de listen, over de satanische genialiteit zijner onderdrukkers, en wie niet bang is voor nachtmerries, waarbij de beklemmendste gruwelverhalen meisjeslectuur worden, die leze Moscou sans Voiles - Moskou zonder sluiers - van Joseph Douillet, zoo juist ter perse van de ‘Editions Spes’, 17 Rue Soufflot, Paris. Deze uiteenzetting van de Russische toestanden, gestaafd met cijfers, met namen, met data, met de kleinste en meest minutieuse bijzonderheden, is een even onverschrokken als verschrikkelijk requisitoir tegen het bewind der Soviets. En wie het ook zij, Duhamel of een ander, al ware hij de grootste kunstenaar, niemand heeft het recht om een vergoelijkend woord te spreken over de Soviets, zoolang de aanklachten, opgestapeld in Moscou sans Voiles, onweerlegd blijven. Dit boek is voor lange jaren afdoend. Elk pleiter ten gunste der Soviets moet voortaan verwezen worden naar dit nuchtere, zakelijke en definitieve werk. Men vraagt zich af hoe er na zulk een boek nog oprechte communisten gevonden zullen kunnen worden, die men niet behoeft te rangschikken onder het rapaille. Joseph Douillet is geen reiziger en geen letterkundige: twee aanzienlijke voordeelen. Hij was Belgisch consul in Rusland en gevolmachtigde voor het Zuid-Oosten van Rusland van prof. Nansen en het hulpcomité van den Volkenbond; hij was ook afgevaardigde van het European Student Relief te Rostov-aan-de-Don. Hij leefde zes en-twintig jaren in tsaristisch Rusland, negen jaren onder Soviet-régime. Hij kent de menschen en de taal van het land in de perfectie. Hij vertelt niets, dan wat hij gehoord, gezien en ondervonden heeft. Hij doorkruiste het land in alle richtingen en met een bewegingsvrijheid, welke niemand vóór hem of na hem kende. Hij bracht zelfs negen maanden door in verschillende soviet-gevangenissen. In plaats van de Soviets deze kerkering te verwijten, bedankt hij ze, omdat zij hem in staat stelden ook met deze communistische instellingen, welke voor toeristen niet toegankelijk zijn, kennis te maken en de wereld op de hoogte te brengen van toestanden, torturen, onteeringen, beestachtigheden, gruwelen en willekeur, welke alle verbeelding en alle beschrijving te boven gaan. Ik kan dit boek, nuchter en zakelijk geschreven, zooals ik u zei, onmogelijk analyseeren, want een groot gedeelte van zijn inhoud is ongeschikt voor een krant, welke in huisgezinnen komt. Maar het heeft op mij een onvergetelijken indruk gemaakt en ik zou willen dat ik voldoende de wenschelijkheid eener vertaling kon uitdrukken tegenover ieder, die eenigszins verantwoordelijk is voor het bestuur der naties. Het is van het grootste belang, dat iedereen de trucs kent, waarmee aanzienlijke bezoekers als Duhamel en Durtain, of afgevaardigden der Trade Unions en andere vakvereenigingen op hunne rondreizen door Soviet Rusland worden beetgenomen; de kunstgrepen, waarmee het Europeesche proletariaat in dwaling wordt gebracht; de armzalige levensstandaard van den Russischen arbeider, die gedurende de week moet slaven en gedurende zijne vrije dagen op zware straffen verplicht is rond te lopen in communistische betoogingen; de ruïne der boeren; de ondergang der industrie; de decadentie van alle onderwijs, dat een belachelijke parodie werd; de ongeloofelijke immoraliteit op de scholen; het gruwelijk lot der ouden van dagen; de grenzenlooze ellende der millioenen verweesde kinderen, overgeleverd aan prostitutie en straat-roof en waarvan een groot gedeelte in dienst staat der Tsjeka en fungeert als verklikkers en spionnen; de ongekende depravatie der zeden; de verwaarloozing der sanitaire diensten; de vervuiling; de algemeene armoede. Het is van het grootste belang, dat iedereen wete, dat er in Rusland geen Dictatuur van het Proletariaat bestaat, doch slechts eene Dictatuur over het Proletariaat; dat de totale macht nauwelijks in handen is van het Polit-bureau, bestaande uit zes leden, onder leiding van Stalin, doch dat dit Polit-bureau slechts heerschen kan, omdat het steunt op de Geepeoe, de vroegere Tsjeka; dat de Geepeoe nog meer gevreesd is door de Russische communisten dan door den simpelen burger, dat dit Politbureau en deze Geepeoe zich tegenover den algemeenen haat slechts kunnen handhaven door eene ononderbroken terreur, door tallooze executies; dat het schrikbewind der Tsjeka methodisch, maar voor de buitenwereld verborgener wordt voortgezet door de Geepeoe, wier letters (G.P.U.), in Rusland synoniem werden met ontzetting en ontsteltenis. Wie een vademecum wil bezitten van alle plagen, alle tormenten, alle moreele en lichamelijke kwellingen en pijnigingen, welke de demonen der Geepeoe kunnen doen losbreken over den weerloozen mensch, over de teruggekeerde émigrés, over meisjes en vrouwen, over onschuldigen en tegenstanders, over werklieden en boeren, over een gansche tot het bloed getreiterde en gesarde natie, die leze de hoofdstukken, welke in dit boek gewijd zijn aan het schrikbewind en aan de kerkers der Geepeoe, welke niemand bezocht, aan de mensch onteerende rechtspraak der Geepeoe, welke alle middeleeuwsche gruwelen van inquisitoren en Spanjaarden heeft weten te overtreffen in het begin der twintigste eeuw, en zonder dat één der zachtzinnige intellectueelen, die de wereld overhoop zetten voor Sacco en Vanzetti, een stem durft te verheffen. En zoo iemand nog mocht durven twijfelen aan de onloochenbare waarachtigheid van Joseph Douillet, wanneer iemand de reputatie der infernale bende van vampiers nog ter harte mocht gaan na Moscou sans Voiles, hij leze Un Bagne en Russie Rouge - ‘Een bagno in rood Rusland’ - van Raymond Duguet, deze lente verschenen bij de ‘Editions Jules Tallandier’ te Parijs. Het is het zakelijke, historische rapport van een Franschman, die drie jaren doorbracht in de galeien van het eiland Solovki, het eiland van den honger, van de folteringen, van den dood. Beide boeken, onafhankelijk van elkaar geschreven, bevestigen elkaar tot in de geringste détails. In Moscou sans Voiles zien wij een gansche natie weerloos overgeleverd aan sadistische schurken. In de uiterste duisternissen van de Witte Zee, op de eilanden Solovetzki, onder den poolcirkel, lijden 16.000 menschelijke wezens onnoemelijke torturen van ware hellehonden, die allen gerecruteerd zijn uit in ongenade gevallen leden der Geepeoe en ex-Tsjeka. De verschrikkingen van Dante's Inferno zinken bij deze beschrijvingen in het niet en de beschaafde wereld blijft stom. Waar is de tijd, dat deze beschaafde wereld zich dik maakte over den knoet en dat het Tsaristische Rusland zijne kerkers liet visiteeren door buitenlandsche bezoekers? ‘Wee hen’ - zegt Douillet aan het einde van zijn boek - ‘wee hen, die het gevaar, dat onze maatschappij en de geheele civilisatie bedreigt, zullen onderschatten, of zullen weigeren te begrijpen.’ Ik las in het weekblad Candide van 3 Mei eene serie voorspellingen van Paul Morand voor het jaar 1958. Paul Morand behoort tot de letterkundigen die in hun gestileerde zinnen meenen te mogen zweven boven alle menschelijke maten en betrekkelijkheden. Hij behoort bovendien tot de Fransche diplomatie. Voor Nederland voorspelt hij niets. Doch ‘in Oceanië’, in Nederlandsch-Indië, in Indochina en in Zuid-China zullen revoluties losbarsten.’ Cagliostro voorspelde vele jaren tevoren op feestmalen de guillotine aan de hoogste leden van den Franschen adel. Ik weet niet, of er overeenkomst kan bestaan tusschen Cagliostro en Paul Morand. Ik weet ook niet, waarop Morand zijne profetieën baseert. Maar ik had zeven boeken voor mij liggen om u aan te toonen, dat de bedreiging van het Beest zonder Naam nog steeds werkelijkheid is. [verschenen: 16 juni 1928] |
|