Harmonie der sferen
Parijs, 17 December [1927]
Het zou mij spijten wanneer over eenigen tijd bleek dat de voornaamste gebeurtenis van dit jaar plaatsvond in de eerste helft van December en dat ik er niets van merkte. Ik bedoel het verbazingwekkende instrument der aetherische golven, dat professor Theremin uit Leningrad meebracht en waarmee hij de weerbarstigste luisteraarsters, die voor geen enkele hemelsche of aardsche stem plegen te zwijgen, gecharmeerd heeft.
Dit is zonder twijfel een prestatie, maar om u de waarheid te zeggen, ben ik over het antenne-orgel noch verrukt noch verbaasd. Givelet, vice-president van de Fransche Radio-Club, demonstreerde reeds op 9 Juni in het Trocadéro, hoe men met een lamp van drie elektroden - welke oscillaties van hooge frequentie voortbrengt - muziek kan maken zonder bemiddeling van eenig muziek-instrument, en hoe zulk een lamp direct gekoppeld kon worden aan een telefoon of een spreekhoorn. Dit is de eene helft der uitvinding. De andere helft hebt gij zelf iederen dag kunnen ontdekken, wanneer gij draait aan de knoppen van uw draadloozen post en gij vindt niet onmiddellijk de juiste golflengte om het concert op te vangen dat gij wenscht te hooren. De meest furieuse en mirakelsche geluiden ontsnappen aan uw spreekhoorn, alsof alle monsters rendez-vous hadden in uw apparaat. De populaire verklaring van dit fenomeen is, dat de golven moeite hebben om zich een weg te banen door een slecht gestemd toestel. In werkelijkheid komt het voort uit de ontmoeting van twee verschillende soorten van golven, die de techniek eene interferentie noemt: uw post is niet alleen ontvanger, hij is ook zender. Men heeft niet getalmd om dit curieuse verschijnsel praktisch te benutten tot bescherming van brandkasten, welke men voorzag van een zendpost. De nadering van elk lichaam, dat de eigenschappen bezat om het elektromagnetisch veld te beïnvloeden, was voldoende om de lawaaierigste interferenties te veroorzaken. Een inbreker werd op staanden voet gesignaleerd. Maar 't ongeluk wilde dat het toestel ook alarm sloeg wanneer een muis of een rat voorbijging.
Combineer deze twee helften, speel muis of inbreker, maar met overleg, maar volgens de gebruiken der toonkunst, en gij hebt het verbluffende instrument, waarmee professor Theremin uit Leningrad kwam. Ik ben er niet zeker van of het idee om een gewone timmermanszaag te promoveeren tot orchest-instrument, en zaag-concerten te geven zooals wij het vorig jaar bijwoonden, niet een veel genialer idee was. Die zaag wordt nog iedereen avond met gevoel bespeeld in ‘Het Venijn’ van Henri Bernstein. Die zagen vindt men in de muziekwinkels of bij den ijzerhandelaar. En al kondigt professor Theremin aan, dat hij patent gaat nemen op zijne uitvinding, dat hij ze voor een half millioen dollars gaat verkoopen aan een Amerikaansch consortium, over een paar weken zal de radio-rubriek u leeren (wanneer het niet al gebeurd is) hoe iedereen met twee antennes (de een vertikaal en rechts voor de toonhoogte, de ander, links, horizontaal en ringvormig voor toon-volumen) en met zijne twee armen het ‘Wilhelmus’ of de heele verzameling van ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’ kan tooveren uit de lucht en de installatie zelf kan fabriceeren. Het schip der Groote Opéra zal niet volloopen tot den nok met menschen die voor u zwijmelen, doch uwe kunst zal daarom niet minder zijn dan die van professor Theremin.
De lange, magere, ascetische Rus bleek niet muzikaler dan de Eva Bonheur's die op hare bovenverdieping met één vinger een koraal spelen op haar harmonium, en hij musiceerde op een manier, welke de leden van het Concertgebouw-orchest ‘strooperig’ of ‘kwijlerig’ zouden genoemd hebben. Zijn sferen-orgel kan in een ommezien zwellen van het zachtst gemurmel tot het brullendste fortissimo, het kan behalve de gewone heele en halve tonen van het Westersch muziek-systeem, ook kwartintervallen, vijfde en achtste of andere toontrappen produceeren, wat gelijk staat met te zeggen dat het de onmogelijkste glissando's kan uitvoeren. De vroegere Tziganen, toen er nog geen Jazz was en geen negers, muntten daarin uit, wanneer ze hem een beetje ‘om’ hadden; doch ik verzeker u dat hun streek koud en maagdelijk was, vergeleken bij de toon-verbindingen welke ontrijzen aan de ascetische armen van prof. Theremin. De ‘heilige Caecilia met hare trawanten’ uit Mahlers Vierde Symphonie moet er in hare hooge en serene regionen ontsteld van opkijken. Er bestaat slechts één schepsel, dat in de kunst van glissando's en vibrato's de Russischen ingenieur evenaart. Het is de kat die op sommige April-avonden geen raad weet met haar overkropt gemoed. Lijkt het u niet merkwaardig dat het modernste en meest aetherische instrument juist het meest gevoelige moet zijn?
Ieder is op de uitvinding aangevlogen en ieder verwacht er eene volledige omwenteling van in de muziek, zelfs achtenswaardige componisten. Het is de eerste keer niet dat men de muziek wil omwentelen van haar streng-mathematische basis en met melancholie herinnerde ik me de demonstraties in Hollandsche concertzalen van een gedocterd uitvinder uit Hoorn, die alle muziek-instrumenten wilde vervangen door sirene's, niet de zeemeerminnen, doch de bekende sirene's van pakketvaarders en fabrieken, en orgels en orchesten wilde oprichten van louter sirene's. Het is al eenigen tijd geleden en de muziek bleef dezelfde kunst, ontsproten uit den galm van Apollo's boogkoord, welke Pythagoras wiskunstig rangschikte in maten van getallen, die hij voor heilig hield en die nog steeds heilig zijn; ontsproten eveneens uit de fluit van Pan verdeeld naar dezelfde verhoudingen als Apollo's boogkoord. En de Harmonie der Sferen, vertelde Pythagoras, is geordend naar dezelfde eeuwige getallen. De sirene nu, was weliswaar een bescheiden instrument met bescheiden middelen voortbewogen en bezat niets van het goochelaarsachtige karakter van prof. Theremin's aether-speeltuig, zij werd ook niet getokkeld met hypnotische handgebaren. Toch heb ik er gelijksoortige andante cantabile's op gehoord als de Rus speelde op zijn antennes, en toch deed me de nuchtere sirene op dezelfde wijze denken aan katten in de eerste lauwe lente-nachten, als het magisch kastje met de voelhoorns.
Alles is mogelijk, doch ik kan me moeilijk een orchest voorstellen van niets dan spreekhoorns, waarachter de diverse violen, hobo's, trompetten, clarinetten, bazuinen, pauken en bekkens, een koor van sopranen, alten, tenoren en bassen (want prof. Theremin beweert dat hij àlle geluiden zal kunnen nabootsen als zijn toestel geperfectioneerd zal zijn), niets dan spreekhoorns, waarachter de verschillende executanten met hun armen zouden staan te zwaaien en met hun handen teedere of forsche vibrato's zouden staan te maken om de Negende van Beethoven te vertolken. Het is een idee om een beetje bij te lachen. Zal ooit de dag aanbreken, dat danseressen en dansers van een ballet hunne armen en beenen gebruiken als condensators, en dat men hunne evoluties verklankt hoort in den spreekhoorn? Zal het ooit geschieden dat eene pantomime gespeeld wordt voor antennes, en niet stom meer is? Ik vrees dat het meest symmetrische en meest harmonische of eurytmische ballet eene afschuwelijke en onverdraaglijk cacophonie zou verwekken, en dat het aardige mimo-drama van Pyramus en Thisbe uit Shakespeare's Midzomernachtsdroom eene serenade zou veroorzaken waarbij leeuwen en tijgers op de vlucht zouden slaan. Doch al konden deze twee veronderstellingen verwezenlijkt worden, dit zou niet de geringste omwenteling teweeg brengen in de wetten der toonkunst. Sinds Pythagoras werden een ontelbaar aantal instrumenten bedacht en weer afgeschaft. De muziek bleef in haar wezen even onveranderlijk als de legendaire Harmonie der Sferen.
Wanneer echter voor het radio-orgel eene voorspoediger toekomst beschoren ligt dan voor wijlen de sirenen, zie ik andere gevaren en revoluties dan artistieke. In onze hoe langer hoe muzikaler wordende eeuw krijgt de mensch voor het eerst een instrument cadeau, waarop hij zonder de minste kennis, zonder de minste moeite, zijn hart kan luchten in alle toonaarden zijner keuze. Ik denk met erbarmen aan de buren van den maniak aan wien de zomerstilte en bedrogen liefde eene hartverscheurende melodie zal ontrukken in vijfde of achtste intervallen, die met armen en handen een ‘Merck toch hoe sterck’ zal trachten te gesticuleeren. Wanneer een grappenmaker zich bedient van de golvendoos wordt zij een nachtmerrie. Naast haar zefier-geruisch bezit zij accenten van een wildheid en woestheid, kan zij blaffen, brieschen, bulken en janken met een geweld en met verschrikkingen, waarbij vergeleken het gezamenlijk gillen en joelen der stoomfluiten en sirene's in een haven op oudejaarsnacht een liefelijk adagio beteekent. Een paar radio-orgels zullen een wijk onbewoonbaar kunnen maken.
In afwachting van deze revolutie in de muziek praat men over een andere, want er kan in onze dagen niets meer gebeuren, of men ziet alle bestaansvormen ondersteboven gekeerd. Parijs heeft, voor het eerst sinds een eeuw, een waardige concertzaal, zooals Londen, New-York, Amsterdam of Rome bezitten, en men verwacht er wonderen van. Het is ongelooflijk, doch behalve de Salle du Conservatoire, welker ruimte en podium voor de moderne werken te klein was, telde Parijs geen enkele concertzaal, die aan de eenvoudigste eischen van comfort of acoustiek voldoen kon. De Salle Gaveau, vrij klein en middelmatig van klank, was behalve de Salle du Conservatoire, een juweel van ouderwetsche interieurkunst en een unicum van acoustiek, het eenige lokaal dat gebouwd was met de bedoeling om er in te musiceeren, en voor de rest zochten de vier of vijf orchesten hun toevlucht in slecht-klinkende, ongerieflijke schouwburgen. Toen zich dus de firma Pleyel in de rue Rochechouart, te midden van oud- Parijs, te eng behuisd vond, en in den Faubourg St. Honoré een monumentaal gebouw oprichtte, dat beter beantwoordt aan den roem der piano-constructeurs en aan de zich steeds uitbreidende productie, lag het voor de hand, dat de energieke leiders der firma van de gelegenheid gebruik zouden maken om als annex hunner magazijnen en winkels een muziektempel te stichten welke alle bestaande concertzalen, niet alleen van Parijs, doch van alle hoofdsteden der wereld, in doelmatigheid en artisticiteit zou overtreffen. De chef van de firma Pleyel, de heer Gustave Lyon, is een specialist in alle vraagstukken der acoustiek, wiens advies van alle hoeken der aarde gevraagd wordt voor bedenkelijke gevallen. Want zooals het bijna onmogelijk is om een kunstmatige echo te maken, zoo moeilijk bleef het om eene zaal te construeeren met een perfecte acoustiek. Ik geloof dat van onze tijdgenoten Gustave Lyon de eenige is, die op dit gewaagde gebied berekeningen kan maken welke nooit falen.
Zijne nieuwe concertzaal werd niet alleen volmaakt van klank in hare normale, enorme afmetingen, men kan door een vernuftig scherm hare ruimte naar wensch verminderen zonder dat de acoustiek nadeelen ondervindt. Wanneer men bedenkt dat het parterre zacht-glooiend is, het plafond kegelvormig, dat twee diepe balcons in den achtergrond zich over een deel der toehoordersruimte heenbuigen, zal men willen erkennen dat geen enkele moeilijkheid ontweken werd. Het resultaat is des te opvallender: er bevindt zich in deze zaal geen enkele plaats, vanwaar men het podium niet compleet kan overzien, vanwaar het zachtste pianissimo niet gehoord kan worden met een zoo absolute duidelijkheid alsof het instrument zich naast u bevindt. Het vraagstuk der verlichting vond een even savante als smaakvolle oplossing. De decoratie is bijna volkomen vlak, half in mat-goud, een beetje streng en sober voor Fransche oogen, doch van een stemmigheid, welke met de muziek harmonieert en welke andere naties sinds lang een eisch leek, een eisch trouwens welke bij die andere naties hoogst zelden vervuld werd. Behalve de groote zaal heeft men bovendien twee kleine zalen: eene Salle Chopin en eene Salle Debussy, welke in elk opzicht de groote evenaren.
Dit is evenwel nog niet alles. Het geweldige gebouw bevat ateliers voor schilders, tentoonstellingslokalen en een aantal smaakvolle studio's, die voor kunstenaars en pianisten te huur zijn. Wie in Parijs logeerde en af en toe een goede piano wilde bespelen voor zijn plezier of voor zijn studie, moest zich behelpen met kelder- of zolderruimten welke de verscheiden firma's voor dit doel reserveerden. In het nieuwe gebouw Pleyel zult gij voortaan een behagelijke kamer en een voortreffelijke piano vinden. Het geheel heeft tweeëntwintig millioen gekost.
Men verwacht er wonderen van, zooals ik zei. Welke? De Fransche orchesten leiden een bedreigd en armoedig bestaan. In tegenstelling tot onze orchesten, die een vast inkomen hebben, worden zij betaald per uitvoering en per repetitie. Hoe minder repetities, hoe grooter batig saldo. Hoe omvangrijker zaal, hoe meer recette. Een eerste violist bij een van de beroemdste Parijsche orchesten verdient per jaar nauwelijks tweeduizend francs, d.i. tweehonderd gulden. Subsidie krijgen zij niet of ternauwernood. Alle orchesten zijn gedwongen om te spelen op de recette en dit oefent op hunne programma's een deprimeerenden druk uit, waaraan geen kans bestaat om te ontsnappen. Het gebrek aan repetities drukt de kwaliteit der uitvoeringen. Wil Parijs de muziekstad blijven welke het sinds de middeleeuwen onafgebroken was, dan moeten de economische omstandigheden, waaronder men sinds den oorlog lijdt, radicaal gewijzigd worden. Dit is het wonder, dat men verwacht van de nieuwe Salle Pleyel. Maar hoe bewonderenswaardig ook, ik vrees dat zij voor deze bestemming ontoereikend zal zijn. Het voornaamste wonder is in Frankrijk immer, dat men, tegen alle klippen op, uitkomsten verkrijgt, welke elders, en onder onnoemelijk beter verhoudingen, tot de onmogelijkheden behooren.
[verschenen: 21 januari 1928]