Tooneel van vandaag
Parijs, 19 November [1927]
Het werd langzamerhand een tweede natuur voor den Parijzenaar die gasten of vrienden heeft, om buitenshuis te dineeren, ondanks den kwaden naam der restauratiehouders. Niet wegens hun keuken staan zij slecht aangeschreven, hoewel de niet-Franschman nooit zal wennen aan hun kleine porties (de Franschman vult die aan met brood), doch wegens hun schrokkigheid. Wat wij noemen ‘gesneden worden’ heet hier Coup de fusil, en de hoteliers hebben de laatste jaren zulk een misbruik gemaakt van schroot en hagel, dat toeristen hunne toevlucht moesten zoeken in een contract, dat met inachtneming van alle formaliteiten de wederzijdsche verplichtingen tusschen producent en consument regelde. Doch de moderne Parijzenaar heeft ‘la bougeotte’, wat zeggen wil dat hij 't tusschen enge muren en onder de huiselijke lamp niet uithoudt. Het is een algemeene kwaal. En liever trotseert hij de ‘stroopers’ dan zijne woning over hoop te halen, zijn dienstboden te derangeeren en een langen avond op te kijken tegen vier bekende wanden. Hij inviteert één avond en laat zich inviteeren voor de rest der week in een der ontelbare restaurants, die krioelen in het centrum, in de buitenwijken, in de naaste omgeving der stad.
Een sociaal probleem ware opgelost als de eerste natuur van den Parijzenaar niet was een onverbeterlijke prater te zijn. Niemand dan hij vertelt met meer genoegen zijn gansche geschiedenis, te beginnen met zijn overgrootvader. Een goed diner werd vroeger besloten met een eindelooze causerie in den salon of in den fumoir, en geen gastheer zou er aan gedacht hebben zijn genoodigden op 't uurtje van de koffie, de likeur en de goede sigaar op straat te zetten. Voor den maître-d'hôtel echter is dit een andere zaak. Als het negen uur geslagen heeft, weet hij met zijn onbeweeglijk gelaat en zijne hoffelijkste wellevendheid de aangenaamste gezelligheid onhoudbaar te maken, de beste Fine te vergiftigen. Te negen uur kent het meest luxueuse restaurant zijn paniek en een sauve-qui-peut, tot onmetelijke satisfactie van den hypnotiseerenden maître-d'hôtel. De zalen loopen leeg. En er is slechts één gelegenheid waar men de onderbroken causerie kan voortzetten: het theater.
Deze evolutie der zeden en gewoonten kon niet nalaten een onmiskenbaren invloed uit te oefenen op het tooneel dat in een zoo sterkte mate van de maatschappij afhankelijk is. De schouwburgen beginnen later. De stukken krimpen. De entr'acts daarentegen worden langer, want de entr'acts zijn bestemd voor de onmisbare conversatie. Men hervindt zich in de couloirs, in de foyer, of in de coulissen. Op z'n eentje, zelfs met z'n tweeën naar deze theaters gaan, werd een misère, een avond van verveling. Terwijl de stukken krimpen tot short stories, schikt zich hun inhoud naar de stemming van een publiek, welks digestie geamuseerd moet worden, welks prettig humeur men niet zou mogen vertroebelen met te sterke emoties. Er is dan ook slechts sprake onder het gilde der critici van eene theater-crisis, van het verval der dramatische, kunst. De directeur die encaisseert heeft aan zulke dingen maling. Het publiek blijkbaar niet minder, want er blijft geen bankje onbezet. De stukken verliezen hunne exportwaarde naar landen die nog een andere conceptie hebben van het tooneel, en dit is een ernstig inconvenient. Doch het tegenovergestelde, een stuk dat onbruikbaar zou blijken voor Parijs, ware nog bezwaarlijker.
Er is inderdaad kans dat hun eigenaardig karakter de meerderheid dezer tooneelstukken voor export ongeschikt maakt. Maar het schijnt onbetwijfelbaar dat men bezig is een genre te scheppen dat door zijn lichtzinnigheid, door zijn fantasie, zijn burleske invallen even verwijderd staat van de werkelijkheid als de meest romantische draak en het lijkt niet onmogelijk dat dit speciaale genre, waaraan elke onderwetsche kunst-pretentie vreemd is, vroeg of laat in dat soort zijn ‘chef-d'oeuvre’ levert.
Om een stuk te waardeeren als Je serai seule après minuit van Albert Jean, een jong auteur, dat op de affiches staat der Comédie Caumartin, moet men een tamelijk aantal theatrale en andere stokpaardjes terzijde weten te schuiven. Een jonge man in avondtenue ligt gedoken in een diepen fauteuil in den salon eener villa. Tegenover hem wacht een pootige marinier in een wit- en-blauw gestreepte trui, de pet op het hoofd. Ze zeggen geen woord. Een andere jonge man, bleek en bedeesd, een roos in de hand, komt binnen. Zij kennen elkaar niet. Wat voeren zij daar uit? Beiden vingen een ballonnetje waaraan een kaartje gehecht was met geschreven adres en de mededeeling: ‘Ik zal na middernacht alleen zijn.’ Het is de meesteres des huizes die dezen truc bedacht om gezelschap te hebben en zich te wreken op een wuften echtgenoot die juist dezen nacht moet thuis komen. Twee onbekenden? Meer zelfs? Neen. Eén is voldoende. Zij geeft hare onthutste commensaals een minuut om kennis te maken. Daarna zullen ze kaartspelen met haar als inzet.
De marinier, gewend aan veroveringen, wil recht door zee gaan. Het vrouwtje wipt hem met een paar jiu-jitsu-grepen over dek. De bleeke, schuchtere jonge man is een deugdzaam kantoorbediende, die zijn vrouw nog nooit bedroog. Zijn dochtertje vond het ballonnetje. De amatrice van jiu-jitsu wenscht vurig dat hij de kaartpartij niet wint. De jonge man in avondtoilet is Michel, de buurman. Het ballonnetje haakte zich vast in zijn tuin en hij bemint haar, Catherine, reeds twee jaren in stilte. Zelfs de trouwe aanbidder behoort niet tot de onmogelijkheden. Catherine openbaart hem haar hartsgeheim: zooals men zich in het water gooit om te leeren zwemmen, zoo wil zij zich blindelings en op goed geluk in het overspel werpen. Wanneer haar man straks thuis komt zal hij de plaats bezet vinden. Vandaar de ballonnetjes. De kaart-proef spreekt haar godsgericht: Michel wint. Maar Catherine vliegt met één sprong naar haar slaapkamer, barricadeert de deur en schreeuwt: ‘Dat nooit! Niet Michel! Niet Michel!’
Het volgend bedrijf speelt aan den anderen kant der deur. De invités zijn woest en maken een kabaal, dat de politieagent met recht nachtelijk burengerucht zou noemen. Catherine, op haar beurt, is niet weinig verbaasd tegenover een jongen man te staan in smoking. Wat doet die daar? Kreeg hij ook een ballonnetje te pakken? Op Catherine's aandringen gaat hij bekennen. Hij is van uitstekende familie. Maar zijn ouwelui plaatsen hun fortuin omstreeks 1893 in Panama-aandeelen. Na gevild te zijn, kochten zij in 1900 Russische fondsen. In 1917 likwideerden zij ze tegen Bons van de Nationale Defensie. In 1927 plaatsten zij hun laatste inkomsten in valutawaarden. Compleet geschoren door de miraculeuze becijferingen van Raymond Poincaré, stierven zij ervan, en om de successierechten te betalen, bleef hun zoon geen ander middel over dan inbreker te worden. De tirade vindt het levendigst applaus...
Doch Michel komt binnen door het venster. Hij vergist zich natuurlijk in de kwaliteit van den gentleman-inbreker en als hij dezen niet kan overwinnen door overreding, want zijn verliefdheid maakt hem onnoozel, krijgt hij een geniaal idee: om zich van zijn mededinger te ontdoen, overhandigt hij hem de sleutels zijner eigen villa en geeft hem de noodige aanwijzigingen om zijne bezittingen en zijne verzamelingen zonder gevaar te verhuizen. Catherine, geroerd door zooveel heroïsme, staat op 't punt te zwichten als de wettige echtgenoot binnentreedt. Zij heeft juist den tijd om den vrijwilliger inbreker Michel in een kast te stoppen. De fladderende gemaal van zijn kant onderneemt onmiddellijk een groote verleidingsscène en wanneer de verlaten echtgenoote wederom op 't punt komt, dat zij bezwijken zal, roept zij in arren moede Michel. Michel verlaat zijn kast, de echtgenoot maakt een buiging en verdwijnt.
Voor het derde bedrijf zijn Michel en Catherine eindelijk alleen. Tevergeefs echter beschrijft Michel de charmes zijner bestolen villa waar zij kunnen rusten op een antieke legerstede. Catherine blijft hardnekkig in haar tegenstand. Tot opeens van alle zijden hoorns, claxons, sirenes, en honderden auto's van alle merken de nachtelijke stilte komen verscheuren met een oorverdoovend lawaai. De villa wordt opnieuw bestormd en ditmaal door eene menigte. Wat gebeurde er? De sluwe Michel op zijn beurt liet honderden ballonnetjes op met honderden uitnoodigingen. En tegenover de helsche ketelmuziek rest Catherine geen andere keuze dan mee te gaan naar de geplunderde villa en het antieke ledikant.
Ik zal de laatste zijn om te beweren dat we hier te doen hebben met een meesterstuk, bestemd om onuitwischbare indrukken achter te laten op het menschelijk gemoed. Maar deze kunst beantwoordt volmaakt aan hare bestemming, en zoo absurd ze is, zoo goedlachs is ze van 't begin tot het eind.
De Satan van Louis Verneuil, een der meest gespeelde Fransche auteurs, ook in 't buitenland, en welke gaat in het Théâtre Antoine, volgt eene meer oudere conceptie van het tooneel. Gij zoudt u echter vergissen, wanneer gij meendet, in Satan een Lucifer of een Beëlzebub te zien verschijnen. Satan is evenmin een stuk met wijsgeerige of godgeleerde bespiegelingen. Satan is de titel eener komische opera, welke een jong musicus, Maurice Grancey, met behulp der protectie van een Baron Marchetti, opgevoerd kreeg en die succes behaalde. Marchetti is een gewichtig personage, financier, kranten-directeur, homme d'affaires, over wien allerlei tegenstrijdige geruchten loopen, wiens nationaliteit men niet weet, noch uit welk schuim hij geboren werd. De jeugdige componist is gehuwd met een weesmeisje, Germaine, dat hij ontmoette in de omgeving van den Baron, die zich voor het kind interesseerde en het jonge paar leidde naar den roem en het fortuin.
We hooren dit alles op een soirée van Marchetti, uit den mond van Philippe Laurens, een vriend van Maurice. Zij zijn het niet eens in hun appreciatie van den Baron. Philippe en zijn vrouw overladen hem met verdachtmaking. Maurice en Germaine overstelpen hem met lof. Eindelijk verschijnt de Baron zelf. Hij is geweldig, joviaal, duister en vol heimelijkheid. Wij begrijpen onmiddellijk dat de ‘Satan’ van het stuk geen ander kan zijn dan hij, de Baron. Als Maurice en Marchetti alleen blijven, geeft hij hem een Beurstip, welke den componist in een omzien millionnair moet maken. Hij behoeft slechts Liberia te koopen, hennep van Liberia, welke vast zal stijgen. Hij weet Maurice, van wien hij een groot man wil maken, het hoofd op hol te brengen. De speculeerende componist put zich uit in dankbetuigingen. Als hij echter afscheid genomen heeft, roept de Baron zijn secretaris en gelast hem om morgen, zoodra de Beurs opent, alle Liberia's te verkoopen, omdat zij stellig zullen zakken. De fatsoenlijke secretaris, die het onderhoud met Maurice afluisterde, verzet zich. Niets baat. De Baron is een schurk die hem aan de deur zal zetten als hij kikt. De secretaris gehoorzaamt en het stuk is op gang.
Bij het tweede bedrijf vinden wij den musicus in volle financieele débâcle. Tegelijkertijd zien wij geheimzinnige en gevaarlijke vijanden losgelaten tegen zijn opera. Het regent afkammende critieken; voorstellingen gaan niet door; overeenkomsten worden zonder schijn van reden verbroken; het geld der Liberia's smelt weg; men twijfel zelfs aan zijn talent. De Baron op wien Maurice blijft hopen, is onzichtbaar geworden. Maar nauwlijks verlaat hij de scène of Marchetti treedt binnen, als altijd geweldig, joviaal en vol heimelijkheid. Hij treft Germaine alleen, die met hem praat als met een goede kennis, over wien zij zich te beklagen heeft en die hem beschuldigt de Liberia's te hebben doen kelderen. Wat gij vermoedde, wordt bewaarheid: Germaine was de maîtresse van den Baron, die haar nog steeds bemint. Om zich te wreken ruïneert hij haar man. Hij verhief hem enkel om hem des te dieper te vernederen. Germaine kruipt aan de voeten van den genadeloozen tegenstander. Er is slechts één voorwaarde waarop hij zich wil laten vermurwen: Germaine zal opnieuw zijn maîtresse worden en, daar hij haast heeft, nog denzelfden avond. Zij kondigt Maurice dus aan dat zij bij haar stervende zuster werd geroepen. Als zij vertrokken is, treedt Philippe Laurens binnen en onthult aan Maurice dat niemand anders dan de Baron de bewerker kan zijn van de Liberia-baisse. En de twee argelooze mannen vragen zich af of Germaine wellicht in eene intieme verhouding stond tot Satan.
Het volgende doek gaat op over Maurice in pyama. Hij wacht Germaine, die ontdaan en afgejakkerd terugkeert. Welke waren hare relaties met den Baron? Waar komt zij vandaan? Een telefoon onderbreekt het dramatische duel. De majordomus van Marchetti meldt dat zijn meester in den afgeloopen nacht vermoord werd. De echtgenooten hervatten hun twist en wij raden reeds dat Germaine de schuldige is. Mis. Een onvoorzichtig woord doet Maurice bekennen dat hij den Baron bezocht om hem eene verklaring te ontwringen. Door het open venster overrompelde hij Marchetti in een hevigen twist met zijn secretaris. Geen twijfel was meer mogelijk. De cynische houding van den Baron bracht den componist buiten zich zelf en in een vlaag van woede heeft hij zich op hem geworpen en hem geworgd. Een tweede telefoontje bericht de arrestatie van den secretaris, en Maurice, die geen onschuldige kan zien aangeklaagd, ijlt weg om zich in hechtenis te stellen.
Gedurende het vierde bedrijf, in het huis van Philippe Laurens, wachten wij op de uitspraak der jury. De veroordeeling van Maurice schijnt onvermijdelijk. Geen telefoon hier, doch Germaine zelf, die nieuws brengt. Zij beleed aan de gezworenen al haar vroegere relaties met den Baron, ontvouwde zijn snoode plannen, zijn lage drijfveeren; zij bekende haar rendez-vous met den valschen financier en voegde er zelfs bij, dat Maurice lucht kreeg van dezen vuigen koop. Daar tegenover al deze argumenten een Parijsche jury niet anders zou kunnen doen dan vrijspreken, valt het doek over een geredden componist. Laten wij hopen dat hij zijne goede critieken, welgezinde theaterdirecteuren en loonende successen na deze bovenmenschelijke beproevingen onverdeeld terugvindt.
Dit is een effectvol drama dat een mooie carrière wacht, doch ik ben ervan overtuigd dat gij mij ongelijk zoudt geven, wanneer ik dit hooge kunst noemde. Laten wij eenige revanche nemen met Lenormand's Mixture. Hier is niet alleen een spannend stuk; hier zijn kwaliteiten van zuiverder orde. Hoewel ik ten zeerste vrees dat het werk, evenals de gesausde Engelsche tabakken en als sommige te gepeperde cocktails waaraan de naam mij doet denken, niet van ieders gading zal zijn. Het wordt gespeeld, gelijk alle stukken van Lenormand, door de Compagnie Pitoëff, die optreedt in het Théâtre des Mathurins, sinds het Théâtre des Champs-Elysées, het mooiste van Parijs, na opera, dans, comedie, music-hall geherbergd te hebben, bioscoop werd.
Mixture, dat is goed en kwaad welke in het leven onafscheidelijk verstrengeld zijn, en druppel voor druppel, tafereel na tafereel, drinken wij deze bittere waarheid als een wrange, machtige drank. Wanneer het doek rijst, zien wij een jonge vrouw, genaamd Monique, ongerust over de gezondheid van haar dochtertje Poucette. Het kind ligt nog in de wieg en de rampen beginnen reeds. Moeder en kind zijn verlaten door den vader. De vader is een dier merkwaardige typen, welke Lenormand weet te teekenen met een paar streken: een ‘humanitair’ die aangedaan raakt wanneer hij peinst aan dissidente Marokkanen en ontsnapte tuchthuisboeven, doch met een ongestoord gemoed moeder en kind in de ellende stort. Van Monique hooren wij dat zij gaarne schoppen geeft in mierenhoopen.
Monique, overgelaten aan het lot en uit liefde voor haar kind, tijgt aan den arbeid. Zij is musicienne en zingt. Als zij hare stem verloren heeft in tocht en verwaarloosde verkoudheden, zet men haar aan den dijk. Zij leert dansen en niet meer kunnende zingen, danst zij. Dat duurt nog eenigen tijd. De jaren komen, het lichaam zakt in; geen engagementen meer. Zij kan niet terug naar hare familie. Haar moeder, die vluchtte met een minnaar, is toegankelijk voor goedheid, doch kan niet weerstaan aan fatale instincten, welke haar dringen om anderer geluk te verwoesten. Mixture! De misère daagt op, somber, elke week dringender en Poucette heeft honger. De moeder verkoopt zich voor haar kind. Zij verkoopt zich tot den dag dat ook deze mogelijkheid is uitgeput. Wat te doen? Op een avond heeft Poucette niet gegeten. Een verworden wezen, vergaan in ondeugd, lokt Monique naar een verlaten terrein. Hij heeft geld. Hij weigert haar het geld, het bedongen loon. Zij heeft een mes. Het mes doodt het verworden individu.
Zij laat Poucette eten, koopt haar een pop en neemt haar mee naar Engeland. Wanneer het geld van den moord is opgeteerd, wordt zij dievegge. Maar zij heeft de roeping niet en de aanvoerdster der gauwdieven noemt haar mixture. Scotland Yard zit haar op de hielen. Zij heeft juist den tijd om hare koffers te pakken. De haast dwingt haar om Poucette in een tête-à-tête te laten met een vicieus meisje en een koppelaar, die haar beiden geweld trachten aan te doen. Poucette, dapper in haar schortje, verdedigt zich met een revolver.
Nieuwe vlucht, en ditmaal naar de Côte d'Azur. Monique wordt masseuse. Zij krijgt een rijken en corrupten grijsaard te verzorgen, die rondom Poucette, dansleerares geworden, heensluipt als om een prooi. Poucette, die ondertusschen negentien jaar werd, bemint een jongen man zonder fortuin, en zij komt des te heftiger tegen haar moeder in opstand, daar zij temidden der schande ongerept bleef. De jonge man kan desnoods Poucette verzorgen, doch Monique? Deze is oud en vermoeid; verlatenheid en ondergang dreigen haar na zoovele jaren van opoffering. In haar binnenste wil zij Poucette schenken aan den decadenten grijsaard. Wanneer zij Poucette raadt om te wikken en zich te bezinnen, breekt tusschen moeder en dochter een scène los, even nijpend en wreed, als Lenormand ze beperkt en gematigd hield. Monique heeft schulden en op het smartelijkst moment wil Poucette hare levens splitsen? Welken ouderdom laat zij haar tegemoet gaan?
Doch welke jeugd durft zij bestemmen voor haar kind Monique herinnert aan al het leed dat zij voor haar dochter doorstond, al de laagheid, al de verrotting. Poucette echter heeft dit leven geraden, zoo niet geweten, zoo niet begrepen, en legt aan hare moeder de roerselen uit, waarvan deze zich niet bewust is: ‘Als je me aan dien grijsaard wilt versjacheren, is dit alleen omdat jij je vroeger voor mij versjacherd hebt. Achter je moederliefde vlamt een verborgen haat. Je zoudt willen dat ik me verlaagde zooals jij jezelf verlaagd hebt. Wat je ondergaan hebt om me schande en honger te sparen, wil je dat ik doe voor jou.’ Gelukkig verschijnt na dit onbarmhartig tooneel, dat een zekere schoonheid behield in het gruwelijke, de deus ex machina in de gedaante van een even ouden Amerikaanschen financier. Hij betaalt de schulden van Monique in eer en deugd en Poucette kan trouwen met haar aanbidder.
Een der phenomenaalste dingen welke men in dit stuk aanschouwen kan, is het geleidelijk groeien van Poucette, op ongeëvenaarde wijze vertolkt door Madame Ludmilla Pitoëff, die zonder twijfel een der waardevolste actrices mag heeten van hedendaagsch Parijs. Gedurende zestien tafereelen opschieten van tienjarige kleuter tot een adorabel meisje, dat is een dozijn malen de kans hebben om den nek te breken en belachelijk te worden. Zij hield een veeleischend publiek ononderbroken in eene bewondering welke klom van tooneel tot tooneel. Ik kan deze kroniek, welke slechts een gedeelte der Parijsche noviteiten behelst, en voortgezet zal worden, niet verzwaren met al de namen der spelers. Voor de unieke creatrice van Poucette mocht echter eene uitzondering geoorloofd zijn.
[verschenen: 24 december 1927]