Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHeldenvereeringParijs, 29 October [1927]Achttien honderd geleerden uit alle wereldstreken zijn te Parijs samengekomen om hulde te brengen aan de nagedachtenis van Marcelin Berthelot, den genialen chemist, die honderd jaar geleden geboren werd en in 1907 stierf, enkele minuten na zijn vrouw. Terwijl toen, zooals nu, in de theaters der Boulevards de ‘driehoek’ triomfeerde, (driehoek is de curieuse uitdrukking voor ménage à trois) wenschte een der luisterrijkste vertegenwoordigers van de natie zijne gezellin geen stonde te overleven. In een land, welks dichters of schrijvers nooit zongen van ‘waar werd oprechter trouw’ maar bij voorkeur van het tegenovergestelde, zijn dergelijke gevallen niet zeldzaam. Toen enkele jaren geleden Marcel Sembat, afgevaardigde en een man van hooge cultuur, te sterven kwam, volgde zijne vrouw, een buitengewoon begaafde schilderes, hem zonder aarzelen in den dood. Ik geloof dat Frankrijk het eenige land is, dat zulke verrassende contrasten biedt tusschen schijn en wezen. Toen Marcelin Berthelot overladen met roem heenging, waren tien menschen noodig om hem te vervangen op de menigvuldige posten welke hij bekleedde, en waaronder zich geen enkele sinecure bevond. Dit kan een idee geven van de ongelooflijke werkkracht van den schepper der organische scheikunde. Zijn wetenschappelijk oeuvre bestond uit twaalf honderd (1200) mémoires, voor 't meerendeel gepubliceerd in de verslagen der Academie van Wetenschappen, en een dertigtal uitgebreide werken, welker autoriteit nog steeds onaangetast is. Deze zeldzame man, die tallooze uitvindingen deed, weigerde gedurende zijn lange leven om op zijne ontdekkingen ook maar één brevet te nemen. Hij oordeelde dat de ware geleerde in dienst stond der gansche menschheid en zijne kunst beoefenen moest zonder er eenig geldelijk voordeel van te verlangen. En hoewel zijne hervormingen (hij leerde hoe men volmaakt natuurlijke producten scheppen kon uit het niet) minder tegenkanting ontmoetten dan de arbeid van een Claude Bernard of een Pasteur, Marcelin Berthelot had zijne benijders, die hem de reputatie wisten te geven van geldgierigheid en vrekkigheid. Zijne vele ambten, welke zijn eenige bron van inkomsten vormden, brachten hem nochtans slechts 20.000 francs per jaar op. Hij had vijf zonen, onder wie de chemist Daniel Berthelot, die het vorig jaar overleed, en Philippe Berthelot, de chef van Frankrijks Buitenlandsche Zaken, de onafzetbare minister, die achter de officieele titeldragers het lot regelt van Europa en over het leven beslist der volkeren. Een week na hun dood, op 25 Maart 1907, werd het stoffelijk overschot der beide echtgenooten bijgezet in het Panthéon, waar het vaderland aan zijne groote mannen onvergankelijken dank betuigt. Daar de menschen gewoonlijk lange jaren discuteeren over de verdiensten hunner eminente vertegenwoordigers en het zelden eens blijken, vindt men in het Panthéon helaas weinig groote mannen doch een onwaarschijnlijk aantal onbekenden. De ‘groote mannen’ rusten op de kerkhoven van Montmartre, Montparnasse en den Père Lachaise onder de steeds hernieuwde bloemen, welke hunne bewonderaars dagelijks aandragen. Want Parijs heeft een zeer ontroerenden cultus voor zijne dooden, welke nergens geëvenaard wordt. Er zijn weinig graven van kunstenaars, die eenige harten wonnen en in den loop der tijden bleven herwinnen, weinig graven waar het teedere aandenken niet dagelijks door onbekende handen hernieuwd wordt. Zij wonen ook beter dáár, naast de rumoeren der stad, dan in de ijzige gevangenis van het Panthéon, waar de kilte van een klassiek bouwwerk, de verlatenheid van een in onbruik gestelde kerk samen gaan met de trieste staatsie van den dood, waar het glanslooze licht en de koude inschriften het gezegde te binnen roepen, dat het leven een ongrijpbare schaduw is,Ga naar voetnoot42 dat de mensch verwelkt als het gras.Ga naar voetnoot43 Ik ken geen plaats die somberder mag heeten dan het Panthéon. En ik begrijp dat sommige groote mannen bij testament vaststelden, dat zij op geen enkele voorwaarde wilden rusten in dezen imposanten en monumentalen, maar huiveringwekkenden kerker. Eene week voor de herdenking van Berthelot waren wij reeds vergaderd onder dezen hoogwelvenden koepel tot eene even aangrijpende als majestueuse plechtigheid in den met paarse weefsels behangen tempel. Er sneuvelden in den oorlog vijf honderd zestig jonge schrijvers over wier aandenken met trouwe piëteit gewaakt wordt door Thierry Sandre, zelf oudstrijder, zelf letterkundige. Zonder steun van den Staat, zonder medewerking der bibliotheken, zonder eenige subsidie wist hij hun een gedenkteeken op te richten in den vorm eener omvangrijke bloemlezing, waarin van elken dezer 560 kunstenaars een paar bladzijden werden afgedrukt. Met dezelfde hardnekkigheid waarmee hij dit plan voltooide, wist hij de regeering over te halen tot eene officieele en nationale daad van erkentenis voor deze levensoffers: de opneming hunner namen in het koude graniet van het Panthéon. Al deze jonge mannen behoorden tot wat een beroemd auteur in 't begin dezer eeuw noemde ‘la génération sacrifiée’, de geslachtofferde generatie, woorden welke in 1914 van voorspelling bittere waarheid werden. Daar waren er onder hen die wisten dat hunne jeugd was voorbestemd voor den kogel op het slagveld. Zij zagen zich ongewapend en ontwapend voor het dreigende gevaar. Daar waren onder hen illusionisten, internationalisten, revolutionnairen en andere droomers, die geloofden in den eeuwigen vrede en in de altijddurende broederschap der volkeren. Allen waren de vrucht van het specifiek Fransche onderwijs dat op alle scholen, hoogere en lagere, de loochening leerde van het begrip vaderland, terwijl eene rondweg antimilitairistische politiek het leger trapsgewijs verminderde. De eenen verzetten zich en schreeuwden alarm, de anderen volhardden in hun waan, maar allen sneuvelden. En de eenen sneuvelden met de zekerheid dat zij vielen voor een onvergeeflijke fout hunner leiders, de anderen sneuvelden in het wrange besef eener bedrogen illusie. Wat zou smartelijker zijn? Het schip der vroegere kerk (want het Panthéon was beurtelings bestemd voor de praalgraven der republiek, beurtelings voor den eeredienst) vormde eene lange haag van vaandels, welke alle het vuur zagen, gedragen door ontsnapte schrijvers die allen in het vuur gingen. Het vuur, welk een ontzettend woord! Al de beroemde mannen, die Frankrijk's glorie maken, zijne kunst, beschaving en uitnemendheid, van wie sommigen zullen rusten in eene tombe van hetzelfde gebouw, allen waren aanwezig. Het is impressionneerend om het gansche intellect verzameld te zien van een bewonderenswaardig volk, en Frankrijk is het eenige land waar men zulke sensatie kan kennen, want nergens vindt men het geestelijk leven, de hersens der natie, gecentraliseerder en homogener dan te Parijs. Toen de President der Republiek, de ministers en de overige autoriteiten waren binnengetreden onder den generaals-marsch eener militaire muziek, na het Andante eener Symphonie van Lalo, uitgevoerd door het orchest van het Conservatorium, begon in de vroege October-schemering en onder 't roffelen der trommen een groot appèl, waarvan de mise-en-scène tegenover dit illustere gezelschap even grootsch was als eenvoudig. Thierry Sandre riep de namen af der kunstenaars die gebeiteld werden in de granieten platen, en bij elken naam antwoordde een oudstrijder-letterkundige: Gevallen op het veld van eer. Men kreeg het gevoel een antiek drama of een oud mysteriespel bij te wonen en onder de gewelven voer de meest tragische emotie welke zij waarschijnlijk ooit kenden. Om het aandenken nog duurzamer te maken deponeerden de vertegenwoordigers der Academieën, van geleerde genootschappen en van letterkundige vereenigingen een ‘Hommage aux écrivains morts’, gecalligrafeerd op perkament. Thierry Sandre wikkelde deze bladen in het vaandel der Écrivains Combattants en sloot alles in een bronzen bus, welke President Doumergue verzegelde in den muur van het Panthéon, bij de gedenktafels. Wanneer het graniet vergaan zal zijn, wanneer de verre nazaat ooit dit document ontdekt in de verweerde steenen en wanneer hij het ontcijfert uit een Fransche taal, die dan niet meer bestaat, zal hij er geen enkel woord lezen over den Oorlog, noch over de Overwinning. Van de geheele ceremonie is dit detail misschien nog het treffendst en het meest kenschetsend voor het onuitroeibare Fransche pacifisme. Het kon niet anders, toen Marcelin Berthelot hier herdacht werd tegenover het intellect der gansche aarde, of wij moesten ons deze emouvante herdenking herinneren. Berthelot was een onverbeterlijk idealist, om niet te zeggen utopist, die van de wetenschap het eenig mogelijke moreele en materieele heil verwachtte voor eene menschheid, welke sinds haar ontstaan strijdt tegen de vijandelijke planeet waarop zij wonen moet. En inderdaad: zonder dezen chemist zouden wij de anilinekleuren niet kennen, die voor de schittering van mineraal of vegetaal coloriet niet onderdoen; wij zouden menig nieuw kunstmatig parfum niet kennen, welke wedijvert met de bloemen van de Côte d'Azur, van Grasse en Cannes; wij zouden, wat gewichtiger is, de aspirine niet kennen, noch de antipyrine of de salversan en het meerendeel der wondermiddelen eener moderne apotheek. Dit valt zonder twijfel niet te versmaden. Maar wat is er gerealiseerd sinds den dood van Berthelot van het ongebreideld ideaal dat hem overeenkomsten gaf met een middeleeuwschen alchimist? Ook Berthelot zocht den Steen der Wijzen en het Levenselixir. Hij voorspelde ons dat wij onze maaltijden der toekomst zouden nemen in den vorm van een pil, dat wij eene wereld zouden kennen, herschapen in een tuin, waar geen kudden meer zouden grazen gekweekt voor het abattoir, waar de graanvelden vervangen zouden worden door bloemperken, eene aarde, welke zich niet meer zou onderscheiden in vruchtbare of onvruchtbare landstreken, waar economische wedijver en oorlogen onmogelijk zouden worden, en waar ieder zonder moeite zijn geluk zou vinden. Ik behoor niet tot de verguizers en de smalers der wetenschap, maar het leek me toch een beetje burlesk en ronduit belachelijk om Edouard Herriot deze onvervulde beloften, geheel naar zijn demagogischen trant te zien oprakelen als aanstaande zekerheden. Ik zal tevreden zijn wanneer de chemie mij een voorbehoedend middel aan de hand doet tegen eene zoo alledaagsche en hinderlijke kwaal als eene eenvoudige verkoudheid. Voor de rest zal ik haar duchten als een der verschrikkelijkste rampen welke boven het hoofd hangen van het armzalig Europa. Want de gaswapens behooren ook tot de organische scheikunde en zooals de Franschman die vóór 1914 den toestand overzag met een helderen blik, riep om zwaar geschut, om mitrailleuses, om munitie, zoo roept de tegenwoordige Franschman, die onheil wil voorkomen, om gasmaskers en vooral om gasmaskers welke niet verrot zijn in de arsenalen en die berekend zijn op de nieuwe en satanische producten waarmee men een gansche stad uitmoordt en die niet gefabriceerd worden in Frankrijk. Geen enkel redenaar der Berthelot-feesten heeft op deze rol der chemie eene toespeling durven maken. Wanneer men den Russischen gedelegeerde Lunatscharsky den mond heeft moeten snoeren op het monster-banket van Versailles (en men kon dit slechts diplomatisch doen door aan àlle gedelegeerden het woord te ontnemen) dan was het alleen omdat de sovitiëstische Kultur-minister in zijn demagogische fantasieën nog verder wilde gaan dan zijn Fransche collega Herriot en wenschte te betoogen dat onder de huidige maatschappelijke omstandigheden té weinig stervelingen genoten van de weldaden der wetenschap. Maar noch over de geheime Russische fabrieken van vergiftige gassen (deze zonderlinge keerzijde der aniline-verven), noch over de andere dan Russische, is met een woord gerept. Frankrijk bezit geen enkel deugdelijk gasmasker, doch de eerste steen werd gelegd van het ‘Huis der Chemie’, dat als een haard bedoeld is van wetenschappelijk leven, waar professoren en leerlingen, geleerden en industrieelen der twee halfronden elkaar vreedzaam zullen kunnen ontmoeten. Het geld voor den bouw van dit instituut, dat verrijzen zal op de Place d'Iéna, werd bijeengegaard door eene internationale inschrijving welke vijftien millioen 538.940 francs opbracht. Het part van Frankrijk in dit bedrag is acht millioen 721.415 francs. De rijke Vereenigde Staten betuigden hunne sympathie met 583.400, Japan met 60 000, Nederland houdt een eervol midden met 125.000 francs. Maar Duitschland, waar Marcelin Berthelot zijn voornaamste voorloopers vond en zijn geduchtste volgelingen, droeg niet bij. Zoo dit een voorteeken is voor ‘La Maison de Chimie’, dat zal uitkijken op een plein waar eene Pruisische nederlaag vereeuwigd werd, hoe moeten wij dit voorteeken duiden? [verschenen: 3 december 1927] |
|