Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdSchijn en werkelijkheidParijs, 24 September [1927]De Franschman, waarlijk, is met ieder kluitje in het riet te sturen. Zijne geschiktheid om ‘poire’ te zijn, ‘de sigaar’ zooals we zeggen onder ons, kent geen grenzen. Er bestaat geen volk dat gemakkelijker een knol voor een citroen neemt, een leegen dop voor een half ei. Als Lamme Goedzak nog uitgevonden moest worden, hij zou ter wereld komen aan de boorden van de Seine, en hij zou er zich thuis voelen. Er verliepen nog geen twaalf maanden, dat Uncle Sam bij iedereen Uncle Shylock heette, die van Marianne een pond vleesch eischte, op een plaats naar haar verkiezing. Ter belooning voor een oorlog, welke de natie verminderde met drie millioen jonge mannen - de helft dood, de andere helft verminkt -, ter belooning voor een oorlog, geleden voor de ‘Vrijheid’ en het ‘Recht’, welke Amerika en Engeland verloste van hun gevaarlijksten concurrent, zou het overwinnende volk gevoerd worden in de twee-en-zestigjarige slavernij der Schulden, te betalen in baar geld, en niet, gelijk Duitschland, in koopwaar. Men deed, als de Burgers van Calais, de ketting om den nek, overhandigde de sleutels van de brandkast en berustte. Men had zich een kwart eeuw laten sarren door de Teutoonsche sabelrinkelaars, men was tien kilometer teruggeweken, den vijand een kostbaar mijnbekken achterlatend, men was in het gevecht gegaan zonder voldoende kanonnen, men was nu eenmaal ‘poire’. Men betaalt en men vergat. Men was dit alles trouwens reeds vergeten toen Charley Lindbergh overstak. Hij werd ontvangen gelijk Montezuma den Spaanschen conquistador ontving: als blanke gezant uit een geheimzinnig, hemelsch land die hem in een droom was aangekondigd en in de heilige boeken was voorspeld. Ook Montezuma was pacifist en - ‘poire’. Om te betuigen dat de ‘zuster-republiek’ uit de Atlantische verten in alle dingen eensgezind was met de democratie welke ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ in haar schild schreef, om nogmaals te verkondigen aan de natie van La Fayette dat de twee volkeren tot de voleindiging der eeuwen waren voorbestemd om in verknochte vriendschap en onwrikbare trouw met elkaar te leven, vaardigde Amerika naar Frankrijk een legerkorps af van oudstrijders welke de banden, ‘bezegeld met bloed’, zouden bevestigen en bestendigen. De Franschman wenschte niets liever. Plus on est des fous, plus on rit, zegt een inheemsch spreekwoord: hoe meer zielen hoe meer vreugd, wat letterlijk vertaald moet heeten: hoe meer gekken, hoe harder men lacht. De regeering begon dus met een holiday uit te schrijven over den ganschen staat, wat bewijzen kan hoe serieus zij op de invitatie inging. Alle ambtenaren, alle arbeiders van spoorwegen, fabrieken, arsenalen, banken, particuliere en andere bedrijven, kregen dien dag vrij-af met behoud van traktement. Economisten mogen uitrekenen wat zoo'n dag kost aan een land waar ieder bedrijfshoofd bij hoog en laag zweert dat er maar één wachtwoord bestaan mag: produceeren. Doch economie is een departement dat op de gestie van dit land alleen invloed uitoefent wanneer het leger, vloot, kunst, luchtvaart, sociale werken of andere overbodigheden betreft. Men heesch de Driekleur en de Stars en Stripes tegen de gevels, aan de balcons, langs de lantaarnpalen en op de trams. De Gasmaatschappij haalde de oude pitten voor den dag, welke reeds dienst deden ten tijde van Napoleon Drie, en de flakkerende antieke tierelantijnen, onvermoeid van de zolders opgefrischt voor elke festiviteit, verlichtten weer de officieele gebouwen als in de dagen der grootvaders. De elektriciens, die niet negeeren konden dat Edison het gloeilampje ontdekt had, ontwierpen veelkleurige uithangborden met het woord ‘Welcome’, doch dachten er niet aan dat er iederen avond illuminatie is op de Boulevards, op de pleinen en in de Champs-Elysées, en hunne armzalige vijf-en-twintig-kaarsjes verdwenen spoorloos in den gloed van alle avonden, en bovendien in den motregen. Zij hadden hun best gedaan en er was geen geld gespaard. Maar de chefs der electriciteitsbedrijven bezoeken blijkbaar niet de music-halls en bezitten van nature niet de minste fantasie. Zij houden vast aan hunne dure lampjes zonder te vermoeden, dat men met een paar gekleurde zoeklichten het berooidste boeltje omtoovert, en met een minimum uitgaven, in eene weelde van Duizend-en-één-Nacht. Er bevindt zich onder hen geen enkel toekomstig régisseur, geen enkele Max Reinhardt, en wat deze ambtenaren der Ville Lumière leverden was naar waarheid jammerlijk en deerniswekkend. Parijs in zulken feestdos, die geld opslokte zonder te rendeeren, verbeidde de ontscheping van veertig duizend ongelooflijk lawaaierige knapen uit de Far West. Zij waren voorafgegaan door het schandaal van den aschbak welke een Amerikaansch soldaat voorstelde, een hiebie-zjiebieGa naar voetnoot37 dansend met een volmaakt ontkleede inboorlinge van Montmartre. Het artistieke, goed bedoelde en zelfs symbolische (Frankrijk dat niets meer aan het lijf heeft....) voorwerp, was reeds gefabriceerd in duizenden exemplaren toen de Overheid op 't idee kwam dat een zoo naakte waarheid niet geduld kon worden. De auteur, gelukkig een Amerikaan, werd over de grens gezet en zijn product geconfiskeerd. De reputatie van het moderne Babylon was safe en de Yanks hadden niets aan te merken. Een groot aantal hunner draagt den aschbak in zijn bagage mee als onverwelkbaar souvenir. De oudstrijders der 48 vereenigde staten ontscheepten te Cherbourg, waar het een haar scheelde of men had ze met stille trom verwelkomd. De geesten van Sacco en Vanzetti spookten door deze tierige haven en vonden ditmaal zelfs kooplui en reeders bereid om tot hunne exploitatie bij te dragen. De regeering wist echter ook dit schandaal te sussen en vanuit Cherbourg begonnen de recepties, de banketten, de parades en de hoogdravende boodschappen, door de mannelijke en vrouwelijke leden van het Legioen gericht tot het Fransche volk. Dit Fransche volk keek geamuseerd op tegen zooveel bonte vaandels, waarvan het meerendeel nooit den kruitdamp gezien had, tegen zoovele fanfare-korpsen, tegen zulke kolossale, naieve en belachelijke tamboer-majoors, vergezeld van een dwergachtig maskotje, tegen al die hoornen brillen, tegen die tallooze jekkers in groen, in geel, in rood, in blauw, al die politie-mutsen, welke in 48 kleuren mozaiekten onder de zwarte wolken. Den dag dat Isadora Duncan verbrand werd op de Père Lachaise, waar tien duizend menschen, op alle graftomben geklauterd, uitkeken naar het rookwolkje waarin de Danseres zou vergaan met al hare illusies, dienzelfden dag defileerde dit leger van Barnum en Bailey onder den Arc de Triomphe, generaal Pershing naast maarschalk Foch in denzelfden auto. De Parigots, ‘slang’ voor Parijzenaar, applaudisseerden en juichten. In geen enkel gemoed rees de vraag op: ‘Als wij, Franschen, veertig duizend oudstrijders, die het vuur zagen, afvaardigden naar New-York, of zelfs maar naar Brussel - de Italianen zouden ons niet eens over de grens laten - wat zou men lezen in alle dagbladen van den aardbol?’ Natuurlijk dat de Franschen nog eens leden aan een geduchten aanval van militairisme; dat zij naar de hegemonie streefden van Europa; niet meer of minder. Ze applaudisseerden, de Parigots, zooals ze in 1919 jubelden voor president Wilson, die aan Amerika drie jaar verhinderd had om zich in den oorlog te werpen, die den oorlog met twee jaren had kunnen bekorten. Zij jubelden voor president Wilson, die op 7 December 1923 schreef aan James Kerney, door wien hij in de politiek gelanceerd was: ‘Ik zou Frankrijk weggeveegd willen zien door Duitschland en ik zou Jusserand (toenmalig Fransch gezant te Washington)Ga naar voetnoot38 willen ontmoeten om het hem in zijn gezicht te zeggen. Deze zin, die geen boekdeelen spreekt maar bibliotheken, vindt men in het werk dat genoemde James Kerney gewijd heeft aan de ‘politieke ontwikkeling van president Wilson’. Ik spaar u de beschrijving van alle banketten en alle hiebie-zjiebies welke het Amerikaansche legioen vergezeld hebben, want ik verlang te geraken tot de ontknooping dezer komedie. Pershing, die misschien een goed generaal is, heeft er geen schuld aan; ook niet de ‘commander’ van het legioen, mister Savage, evenmin de nieuwe commander Edward Spafford, en nog minder hunne opgedirkte en toegetakelde maar rondborstige soldaten. Boven alle sentimentaliteiten tusschen ‘zuster-republieken’, boven alle ‘boodschappen’ aan het Fransche ‘heldenvolk’, staat de business en over de business waakt te Washington de heer Kellogg, zooals eenmaal president Wilson waakte over de Fransche staatslieden, waarvan hij, naar zijn zeggen,... ‘walgde’. Terwijl men de Legionnairen nog rondleidt in Reims en in Verdun, terwijl men ze rondleidt in Douaumont, waar op den dag hunner parade een Mausoleum werd ingewijd, waar in twee en vijftig cellen de 52 kisten geplaatst zijn welke de rest van het gebeente bevatten van drie honderd duizend soldaten, wier onherkenbare overblijfsels uit het slijk moesten worden opgerakeld, van drie honderd duizend jonge mannen, en dit is vier maal méér dan alle gesneuvelden te zamen van het geheele Amerikaansche leger-, die tot gruis werden geschoten in een bombardement dat acht maanden duurde en vijf honderd duizend levens verdelgde; terwijl maarschalk Pétain voor de eerste maal den vuurtoren ontstak, welke elken nacht dezen onbeschrijflijken en onmetelijken doodenakker zal overschijnen; terwijl men in den effen toren de klok ophaalt die driemaal per dag de herinnering zal luiden over een onnoembaren gruwel; terwijl het Fransche volk de Legionnairen, die als de werklieden der elfde ure aankwamen, toen de Geesel op 't punt stond voorbij te trekken, argeloos toejuicht; terwijl dit volk, dat zelf zijne ruïnes herstelde, bijna de helft van zijn inkomen betaald aan den fiscus en met vrees de crisis van dezen winter tegemoet ziet... op dit zelfde oogenblik bedreigt het Amerikaansche gouvernement Frankrijk met een handelsoorlog. Zooals ik u in Juni meldde, heeft Frankrijk zijne douanetarieven aanzienlijk moeten verhoogen. Dit is van een zeker standpunt afkeurenswaardig, doch het geld moet èrgens vandaan komen, en zooals ik u destijds met enkele cijfers toelichtte, het Fransche protectionisme haalt het in de verste verte nog niet bij het Amerikaansche protectionisme. Tot welke liberaliteit Frankrijk bereid is, toont het Fransch-Duitsche handelsverdrag, de vorige maand geteekend na onderhandelingen welke drie jaren trokken, waarover iedereen tevreden is, zelfs de Duitsche nationalisten, iedereen... behalve de Franschen. Het is juist deze Fransch-Duitsche handelsovereenkomst welke den Amerikanen appetijt gaf, en dit zal den staatslieden der republiek leeren een ouden vijand tegemoetkomend te bejegenen. Amerika, de oude bondgenoot, vraagt niet, het eischt, alsof de natie die Douaumont verdedigde reeds een halve eeuw verturkscht was, geturkifieerd zooals men het hier noemt, het eischt onder bedreiging van onmiddellijke représailles zonder verwijl een régime der meest begunstigde natie en weigert kort en bondig elke wederkeerigheid. Het spontane Fransche voorstel om alle rechten op den Amerikaanschen invoer, in afwachting eener nadere overeenkomst, te verlagen met 50 pCt. is bot afgewezen. Amerika wil zijn eigen tarieven handhaven en de Fransche tarieven onmeedoogend verminderen. Het vergt dit terwijl de nieuwe Fransche douanewet iedere wijziging verbiedt wanneer deze wijziging niet automatisch door een wederzijdsche verlaging wordt gecompenseerd. Feiten zijn feiten en het lijkt mij toe dat déze zonderling indruischen tegen het gezonde verstand en tegen de billijkheid. Op de ‘zuster-republiek’, welke hare lampions, vetpotjes, gaspitten en gloeilampjes aan 't wegbergen is, en die de nota betaalt der monstermaaltijden, heeft het gebaar den indruk gemaakt van een knock-down en de Pers kwam hare verbluftheid nog niet te boven. Zij wacht op een parool, dat het ministerie van Handel nog aan het zoeken is. Zij kan niet plots hare enthousiaste artikelen der feestdagen herroepen. De Amerikanen zouden erover verwonderd zijn te bemerken dat zooveel vriendschap, broederlijkheid en dankbaarheid niet bestand zijn tegen een banale geldkwestie! Terwijl de Franschman zich de oogen uitwrijft, wrijft de heer Kellogg zich de handen en mompelt: ‘Het oogenblik is goed gekozen.’ Men moet echter honderd-percents Amerikaan zijn om deze meening te deelen, en behalve honderd-percent Amerikanen kan ik mij geen menschen voorstellen hard en onvermurwbaar genoeg om op die wijze de ‘herinneringen van het verleden’, de herinneringen van Verdun en Douaumont uit te buiten.
P.S. - De affaire-Rakofsky, waarover ik u 10 September schreef, is nog steeds hangende. De vrienden van ‘Rako’, zooals men hem noemde in het Quartier Latin, toen hij daar de medicijnen studeerde, beweren dat de heele campagne tegen den Soviet-gezant, die de Fransche soldaten oproept tot desertie en verraad, op touw is gezet en gefinancierd wordt door de Royal Dutch en een paar andere petroleummaatschappijen. Deze vrienden van Rako behooren tot de radico-socialistische, socialistische en, natuurlijk, communistische partijen, de linksche meerderheid van het parlement, welke de ruïneuse Fransche monopolies gaarne zouden vermeerderen met een petroleum-monopolie. De tegenstanders van Rako beweren dat deze linksche groepen klinkende argumenten hebben om dit monopolie uitsluitend te baseeren op de Russische petroleums. Zij zouden de Soviets daarmee een dubbelen dienst doen. De Moscovieten konden dan eene onuitputtelijke koopwaar slijten tegen goede munt. Het Fransche economische leven, en bijgevolg de Fransche politiek, zouden meteen afhankelijk worden van het Russische welbehagen. Fraaie combinatie... Terwijl Parijs en Moskou onderling de meest ridicule ‘bataille de démentis’ leveren, waartoe ooit eene natie zich verlaagde, en elkaar dagelijks uitmaken voor leugenaars - de beste manier om het publiek het spoor bijster te doen worden - tracht Litvinof chantage te plegen. Rusland is aan Frankrijk 90 milliard papieren francs (negentig!) schuldig, waarover reeds sinds het herstel der diplomatieke betrekkingen gekonkeld wordt in nauwe overeenstemming met een paar puissante beursspeculanten, Wanneer Rakofsky Parijs moet verlaten, meldt Litvinof aan de ongelukkige Fransche spaarders, ziet gij geen cent terug van uw duiten. Vroolijk dilemma: gij kunt coupons krijgen als ge de bolsjewietische propaganda en revolutie op den koop toe neemt. Litvinof doet het volgende voorstel waaraan de totale onbeschaamdheid der heeren van Moskou gemeten kan worden: Stort ons 3 milliard francs (120 millioen dollars) over eene periode van 6 jaar en wij betalen u 300 millioen francs gedurende 41 jaar. Deze 300 millioen francs vertegenwoordigen 0.25 pCt. van wat de Soviets schuldig zijn... Naar dit voorstel van Rusland zal tegelijkertijd het verstand of de dwaasheid van het Fransche gouvernement getaxeerd kunnen worden. - H.R. [verschenen: 29 oktober 1927] |
|