Uitvaart van schrijvers
Parijs, 6 Augustus 1927
De auteur van Het Schoon Avontuur overleed op een mooien zomerdag.
Hij stamde uit den ouden tijd van Koning Dagobert, en met zijn solide postuur was hij in staat te zeggen: ‘Niemand kan 't aan me zien... maar stammen we niet allemaal uit den tijd van Koning Dagobert?’ Hij droeg een naam om gedeclameerd te worden door Royaards of Laroche: Marie-Joseph-Louis-Camille-Robert Pellevé de la Motte Ango, marquis de Flers, en zijn intieme overtuiging was: ‘Wat een bagage voor zulk een korte reis.’
Wanneer men zoo'n klaroeneerenden naam draagt, die aan alle revoluties ontsnapte, en daarenboven zwart op wit bewijzen kan, hoe zijn geslacht terugreikt tot aan de Ridders van de Tafelronde, weet men bij intuïtie, dat 't nergens toe dient zich druk te maken, en dat de aarde zelfs in de buitengewoonste gevallen blijft draaien.
Het is niet iedereen gegeven om te stijgen tot de philosophie, welke met een glimlach door het leven gaat, en die voor anderen altijd aangenamer is dan voor zich zelf. Ze staan in kwaden reuk, de kunstenaars, die bij de minste strubbeling niet moord en brand laten schreeuwen, die van een onpleizierig conflict allereerst de oplossing zien, en er nooit om malen, hoe men het ook onopgelost zou kunnen laten. Zij gaan tot de kern, kon de Flers beweerd hebben, en men geeft ze het etiquette van oppervlakkig.
‘Het leven is een comedie voor hen, die denken, een tragedie voor hen, die voelen’, meende Swift, de onsterfelijke schepper van Gulliver. De Flers dacht en voelde tegelijk. Maar zelfs in Frankrijk, waar men vermoeden zou, dat Figaro voor alle eeuwen zijne tooverformule had vastgelegd: ‘ik lach over alles, om er niet over te moeten huilen’, zelfs in Frankrijk, beginnen deze aartsbeminnelijke wezens uit te sterven, alsof het voortaan onbruikbare organismen waren geworden voor onze periode van verbittering en verbetenheid. Het is waar: ieder jaar sterft de laatste kurassier van Reichshoffen, die reeds in 1870 àllen gesneuveld heeten, en ieder jaar sterft de laatste ‘boulevardier’. Dat kan nog best een tijdje duren. Doch wanneer nog niet de laatste der ‘boulevardiers’ verdween, allerwegen worden ze verdrongen door muggezifters, haarkloovers en de kopergroen geoxydeerde zieltjes van kunstenaarlingen, voor wie de Flers zelf zoo inschikkelijk was, zonder dat zij hem daarvoor ooit dank wisten.
Er ligt iets contrarieerends in, een sympathieke figuur in de kracht zijns levens plotseling te zien heengaan... onder een voorwendsel van jicht, en alsof hij het land aan ons gekregen had, zou de markies nog gespot hebben.
Men kon van de personnages zijner tooneelschrijvers fantasie houden, alsof zij familie van ons waren. Het is onmogelijk, er 't minste kwaad van te spreken. Wie amuseert zich niet met een goochelaar wiens toeren niemand kan nadoen? De auteur van L'Habit vert, Primerose, Le Roi, waarin Eve Lavallière debuteerde als groote ster, De Wijngaard des Heeren, Meneer Bretonneau, en andere eclatante successen, wist evengoed wat er aan ellendigheden te koop was als een Strindberg b.v. Maar hij vond, dat een heele schouwburg niet in naam der kunst een langen avond den rouw behoefde aan te nemen, ter wille van een ongelukkig echtpaar. Er behoort evenveel virtuositeit toe om in het speelsche genre te slagen, als in het zure genre, en in alle soorten van virtuositeit was de Flers een meester.
Is het een gebrek ernstig te zijn en den ernst te verschuilen onder de bekoring? Het behoort tot den grootsten lof, welken men Charlie Chaplin geven kan, dat hij ernstig is; en wie zou dat verwachten? De Flers besteeg de planken zooals zijn voorvader het schavot beklom; met goed humeur, met een onuitputtelijk goed humeur. Zelfs in het land, waar naast de Seine, de Rhône en de Loire, rivieren stroomen, welke heeten Beaujolais, Vouvray, Pouilly en Champagne, wit en rood, is dit een verdienste. Ik mis den markies reeds, en zal hem zeker dezen winter missen, in de enge, ongemakkelijke Parijsche schouwburgen, waar men misschien te onbehaaglijk zit, om er onverteerbaren kost te stikken. Ik heb te prettige herinneringen aan de Flers om me niet gecontrarieerd te voelen door zijn haastig vertrek naar die onbekende bestemming. Het kostte me voor één maal geen de minste moeite om te gelooven, dat Barthou, Herriot, Bernstein, Francis de Croisset en Coty, de oprechte waarheid spraken van hun hart, toen zij in de afgezette straat en tegenover de bekranste lijkbaar in het kerkportaal, een ontroerd afscheid zegden tot den kunstenaar, die als mensch en schrijver perfect was.
Wat zijn de begrafenissen tragisch in Parijs, dat blakert in de zon, en waar men den geur des levens inademt met het dampende asfalt en de blauwende benzine; wat is het schrijnend door de rumoerige straten, welke haar gang gaan, den artiest te zien ‘uitvaren’, die nog zooveel mogelijkheden van geluk met zich meedraagt...
Zelfs zijn dramatische kronieken voor Le Figaro, waarvan Robert de Flers litterair directeur was, wist hij in den hoogsten zin te veraangenamen met alle nuances van humor en vernuft; hij wist ze op te voeren tot modellen van leesbaarheid en tegelijk van stijl. Elk journalist mocht de Flers, voor wien geen dorre onderwerpen bestonden, tot voorbeeld nemen. In de annalen der Fransche journalistiek zal zijn Open Brief aan den heer Steeg bewaard blijven, gelijk de beste pamfletten van Courier en Rochefort.
Maarschalk Lyautey was, na met bovenmenschelijke inspanning en genie het Riff, waar de opstandelingen steun vonden bij de Fransche communisten, gepacificeerd te hebben, door het gouvernement der Republiek gecongedieerd als een loopjongen, en opgevolgd door Steeg. Ik moet u op een keer nog eens schrijven over de ongelooflijke botheid, waarmee Frankrijk zijn soldaten behandelt.
Lyautey vertrok uit Marokko op een passagiersboot, en aan de kade, zwart van de inlanders, die hem vereerden, bevond zich geen enkel regeeringspersoon om hem uitgeleide te doen. Van Casablanca tot de Fransche wateren werd Lyautey's schip geconvoyeerd door Engelsche oorlogsbodems, die den maarschalk het saluut brachten der vlaggen. De Engelschen beseften, wat Europa aan den scheidenden gouverneur schuldig was ten opzichte van den Islam, en de Engelschen zijn gentlemen. Maar een Fransch vaartuig was niet aanwezig. En in Marseille bevond zich wederom geen enkele officieele persoonlijkheid om den maarschalk te begroeten.
Doch laten wij terugkeeren tot Steeg, zijn opvolger. Steeg, wien het gouverneurschap niet voldoende leek, wenschte dit voorjaar een senaatszetel. Steeg, man van links, maar tot zijne kiezing man van eer, kon dien zetel niet veroveren, zonder geschipper met min of meer bevriende partijen. Er zijn echter zelfs in de Fransche politiek grenzen gesteld aan het fatsoen, welke men niet zonder schandaal overschrijdt.
En Steeg, gouverneur van Marokko, waar de communistische intrigues het graf gedolven hadden voor duizenden Fransche soldaten, Steeg sluit aan de stembus een bondgenootschap met de communisten.
Welk een onderwerp voor een pamflettist der groote traditie! Zooals de Flers Steeg langzaam en met een glimlachende hoffelijkheid afmaakte, zoo speelt de kat met de muis, zoo velt de toreador in de arena, volgens alle regelen der kunst, den stier. Om te beseffen welke perspectieven in het fonkelende, gemakkelijke en speelsche proza, in het toegeeflijke gemoed van Robert de Flets verborgen lagen, was deze meesterlijke Open Brief een revelatie.
De gouverneur is er nog niet aan bezweken, maar sleept hem met zich mee als een ongeneeslijke wonde. En een verschijning gelijk de Flers, even ‘volksch’ als aristocratisch, een edelman uit den tijd, dat adel en volk te Parijs nog hetzelfde huis bewoonden, - beneden de douairière met hare koetsen, op de bovenverdieping de schoenlapper, de modiste, de stucadoor, - een type als de Flers blijft, juist omdat hij een der verste uitloopers was van het verleden, in ieder opzicht onvervangbaar. Hij beëindigt op zijn manier een tijdvak. Of, zooals hij zelf zou zeggen: hij nam geen retourtje.
***
Op den dag, dat markies de Flers begraven werd, kondigde de Action Française aan, bij wijze van communiqué, dat Léon Daudet besloten had zijn jaarlijksche vacantie met de zijnen rustig door te brengen in België. Hij had Barthou, den minister van Justitie, aangeboden naar de gevangenis terug te keeren, op voorwaarde, dat zijn aanklacht van valsche getuigenis tegen verschillende personen, betrokken bij den moord op zijn zoontje, ontvankelijk verklaard, en dat het proces op loyale wijze zou geïnstrueerd worden. Toen de minister dit weigerde, achtte Daudet zich van verdere moreele verplichtingen tegenover een scheeve gerechtigheid ontslagen en verliet hij - voor eenigen tijd - het land, waar men hem elken dag achterna zat.
Hij had zich kort te voren laten interviewen door een vertegenwoordiger van Le Journal, een der grootste bladen, die geblinddoekt en in een raceauto naar een der schuilplaatsen gevoerd werd, welke de politie sinds vijf weken trachtte te ontdekken. Het interview verwekte natuurlijk buitengewone sensatie. Van Le Journal was 's morgens om negen uur geen nummer meer te vinden. De politie was woedend. De Camelots du Roi, die den journalist geloodst hadden, triomfeerden.
Het resultaat van 't interview was echter, dat voor den zooveelsten keer alle bereden en onbereden agenten, alle gendarmes, alle douanebeambten, alle havens en grensstations gealarmeerd werden, en men moet erkennen, dat de Camelots du Roi tot het laatste moment fair play boden, de billijkste kansen latend aan den tegenstander. Daudet is ontsnapt als op een Amerikaansche film in de bioscoop. De Camelots du Roi jubileeren nu. Zij ontvoerden een beroemd schrijver, wiens signalement in gansch Frankrijk bekend is, van wien de bladen dagelijks foto's publiceeren, langs den neus, de revolvers en de karabijnen der politie, die met de vangst van Daudet een ronde som kon verdienen. Zij jubileeren terecht: het is een krachttoer, en in hun rangen bevond zich geen enkele verrader.
Men kan er zeker van zijn, dat Daudet, wanneer zijn ‘vacantie’ om is, in Frankrijk zal terugkeeren. Hij is iemand, die woord houdt en zijn terugkomst geldt bij de royalisten voor een eerezaak. Daudet's laatste artikel bereikte de Action Française... via den melkweg.
[verschenen: 9 september 1927]