Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHet land van CocagneParijs, Mei 1927Vandaag inwijding van de Etoile du Nord, de Noordster, die reeds een opera was van Meyerbeer, een zijner zeldzame fiasco's overigens, die nu een trein is geworden van weelderige Pullman-cars waarin men rollen kan van Parijs naar Amsterdam en vice-versa. Deze feestelijke opening, met een diner in Panam, zoals de vox populi haar Ville-Lumière noemt, met een déjeuner in Brussel, met een soirée in Groot-Mokum, gelijk wij zeggen, had zonder eenigen twijfel twintig jaar geleden moeten plaats vinden, en ik vrees dat de officieele heeren, die de Compagnie de Chemins de Fer du Nord complimenteerden over haar initiatief, geweldig lachten in hunne vuisten. Maar beter laat dan nooit. De betrekkingen tusschen het ministerie van Financiën der Rue de Rivoli en de geldmogendheden van het Damrak heeten sinds de hausse van den franc bijzonder intiem, en het is niet meer dan billijk, dat de wederzijdsche afgezanten geriefelijk reizen. Men zou niet van hen kunnen verlangen, dat zij tijd besparen en een vliegtuig bestijgen. Zag men ooit een eenigszins politiek persoon, Painlevé uitgenomen die een zonderling is, in een vliegtuig? Als Briand naar Londen gaat, neemt hij de boot en den trein. Als Churchill naar Parijs gaat dito. De tocht over den Atlantischen Oceaan is een nationale wedijver geworden tusschen Amerika en Frankrijk. Kan men zich echter voorstellen dat Coolidge den avion zal beklimmen, welke de Stars en Stripes zal dragen van Manhattan naar Le Bourget? Ziet gij Doumergue in het schuitje van Lindbergh op een eventueele terugreis om senator Borah de verzoenende hand te reiken bij den Kolos der Vrijheid? Het bloed dezer edele lieden, hetzelfde bloed zonder overdrijving als het onze, is voor deze waagstukken te kostbaar, hoewel het vaststaat, dat men gemakkelijker een Doumergue zal vervangen op den presidentiëlen zetel dan een Lindbergh achter het hoogtestuur. Voor officieele lieden moge de tijd niet meetellen, in hunne overwegingen, voor ons is het anders. Het diner in Parijs, het déjeuner in Brussel, het souper in Amsterdam voorspelt niet veel goeds. Men had er bij kunnen voegen: een pic-nic in Vévey, - het grensstation - een poker in Esschen - het tweede grensstation - een bridge in Roozendaal - het derde grensstation.Ga naar voetnoot28 Zullen de Pullman-Cars opwegen tegen de troostelooze verlatenheid van deze drie perrons, met hunne atmosfeer van quarantaine-barakken, hunne buffetten, 's nachts, van kermiswagens en de treiterende belletjes, die de minuten veranderen in eeuwigheden? Ik voor mij vind deze Pullman-wagens een grapje om mee te lachen. Over zes maanden zullen zij even smerig zijn als de rest der Fransche spoorwegen, welke in dit opzicht alleen overtroffen worden door de Spaansche en Italiaansche. Gij zult 't reeds lang gemerkt hebben: hoe zuidelijker hoe smeriger. Als ik uitstap in Amsterdam, of in Parijs, zal ik moeten beginnen met een bad te nemen om me lekker te voelen. Voeg dit bij de rest en gij hebt een werkdag van acht uren. Neen. Mijn keuze is sinds lang gemaakt: het vliegtuig. Het vliegtuig ondanks zijn oorverdoovend lawaai (zou daar werkelijk niets op te verzinnen zijn?), maar mèt zijn snelheid en mèt zijn oud-Hollandsche properheid; zijn schuitje als een intérieur van Pieter de Hoogh. Het valt geheel in de lijn van onzen tijd met zijn manieën van verbroedering, toenadering, welke in de meeste gevallen als masker moeten dienen voor een genadeloozen tarieven-oorlog, in afwachting van den chemischen krijg, het is vanzelfsprekend dat de Pullmanwagens de vriendschappelijke banden symboliseeren welke Frankrijk binden aan Holland. Toenadering, verbroedering, terwijl men eene herziening der douanerechten prepareert, welke ondanks alle ‘meestbegunstigde naties’ en dergelijke fraaie termen, protectionistischer zullen zijn dan ooit te voren... à la bonne heure, dit is normaal. Alfred Capus zou gezegd hebben: wij worden door niets gescheiden dan door een afgrond. En als dat nog de eenige afgrond was! Maar daar is nog de afgrond België bijvoorbeeld. Daar is vooral de afgrond van het Fransche Staatswezen, een echte afgrond dat, en bovendien van het zuiverste drijfzand. Ik ben meestal geneigd tot de meest filosofische vergoelijking op elk terrein, besmet waarschijnlijk door het Fransche voorbeeld, maar er zijn dagen dat de dingen boven m'n petje reiken. Om een paar voorbeelden te noemen, de Consolidatie der Schuld op korten termijn, waaraan men sinds eenigen tijd werkt, gaat mijn gezonde verstand aanzienlijk te boven. Het systeem is niet nieuw; verre vandaar; het is tot op den naad versleten. Het bestaat in de verandering van bons, die binnen enkele maanden betaalbaar zijn, in bons welke vervallen over vijftig jaar. Het bestaat vervolgens in een hoogen interest en de garantie eener enorme premie bij de uitbetaling over een halve eeuw: vijftig procent van de totale som. Ik wil nu nog niet eens van de interesten spreken; in dit opzicht kijkt men hier niet op een turfje. Maar de operatie, waarvan we spreken, loopt over twintig milliard. De Staat verbindt zich dus om dertig milliard terug te betalen en het kapitaal zijner welwillende burgers te verdubbelen. Dit is niet de eenige, niet de eerste, niet de laatste operatie van dit allooi. Maar als ze gerustheid geeft voor het oogenblik, wat zullen de resultaten zijn in 1977? De Geschiedenis heeft dergelijke manipulaties gezien tijdens Lodewijk XV, Lodewijk XVI; en waarop zijn ze uitgeloopen? Beweer niet dat we ongelijk hebben door te rekenen met 50 jaren; de Amerikanen rekenen wel met 62. Wie zal incasseeren in 1977 en hoe? Après nous le Déluge, zei Lodewijk XV en gij ziet dat dit niets te maken heeft met de monarchie. Die spreuk past ook bij de republiek. Dat is echter nog niet alles. Dertig milliard, één post der lange schuldenlijst, vertegenwoordigen op een kleinigheid na de geheele Fransche Nationale Schuld van vóór den Oorlog. Dit is desnoods geen bezwaar. Accoord. Maar er zijn menschen met oogenschijnlijk gewone hersens die zich inbeelden, dat de Fransche munt ondanks dien kolossalen ballast integraal gerestaureerd kan worden en dat deze restauratie zelfs regeeringsplicht is, want ieder zou schatrijk zijn, wat de socialiseerende democratie reeds zoo lang belooft. Dit lijkt reeds gek genoeg; doch bleef het daar maar bij! Het is echter voldoende, gelijk we in de afgeloopen week zagen, om op de Parijsche Beurs, onder zakenmenschen, menschen die omgaan met cijfers, menschen die de draagkracht kennen van cijfers, eenigszins handig het gerucht rond te strooien, dat Poincaré zint op een nieuwe en aanstaande periode van hausse in den franc, om een regelrechte paniek te veroorzaken. De Beurs op zulke dagen is schilderachtig als een middeleeuwsch dolhuis, iedereen wordt op slag razend. Iedereen wil zich ontdoen van zijn laatste bezittingen alsof om drie uur het Laatste Oordeel gekabeld zal worden. Gaat dit niet boven alle begrip? Den volgenden dag werd het gerucht natuurlijk tegengesproken, nadat de buit was binnengehaald. Maar grootindustrieelen verklaarden dat zij er het bijltje bij neer zouden leggen als Poincaré, voor een beetje applaus van de galerij, aan zijn roekelooze plannen gevolg gaf. Morgen echter kan men precies hetzelfde gerucht loslaten met precies dezelfde resultaten. Want men leeft op heete kolen. De Banque de France zelf, die het in Londen verloste goud heeft moeten laten vertrekken naar New-York, waar het opnieuw ‘tot hare beschikking’ blijft, de Banque de France als men hare balansen en de sprookjes gelooven mag, verkeert in een toestand van volbloedigheid, welke best zou kunnen eindigen met een beroerte. Eind Juli 1926 had zij geen enkelen dollar, noch een pond sterling in kas, tegenwoordig schat men de vreemde valuta welke in haar bezit is met milliarden. Zij weet er gewoon geen raad mee. Er zijn wichelaars die voorspellen dat zij, of ze wil of niet, verder zal moeten revaloriseeren om hare positie comfortabeler te maken. Geen geld beteekent dus ruïne en wèl geld beteekent ook de ruïne. Waar is de waarheid en waar is de gulden middenweg? Men heeft maandenlang met angst opgekeken tegen 1929, het jaar waarin de rekening gepresenteerd zou worden voor de legervoorraden, welke Frankrijk, toen de vrede plotseling uitbrak, zoo aartsdom was te koopen voor 409 millioen dollars van de Amerikanen. Dollars, mijne heeren, dollars in een tijd toen de franc bijna à pari stond, terwijl hij nu 25,52 doet, en 40 gedaan heeft. Men brak er zijn hoofd over waarmee die 409 millioen dollar gekocht moesten worden en dit leverde stof tot duizenden leaders in de bladen. Men wilde zelfs den wissel weigeren, iets ongehoords voor wie de Fransche mentaliteit kent, welke een ongelooflijk respect heeft voor het geschreven en gegeven woord. Nu beweert Poincaré in een officieele rede te Bar-le-Duc, dat hij dollars in overvloed heeft en dat de Franschman met opgeheven hoofd alle eventualiteiten tegemoet kan zien. Van den anderen kant beweert men dat de Banque de France, op gevaar van een beroerte, niet verder met dollars kan worden volgepropt. Waarom betaalt hij dan niet? De Bank zou verlicht zijn. Telt een jaar intrest van zulk een som voor niets? Waarom verscheept men het kostbare Fransche goud, dat men zo blij was terug te hebben en onder den Arc de Triomphe wou binnenhalen? Ik twijfel er niet aan dat dit naïeve vragen zijn voor een land, dat in een periode van wonderbaarlijken bloei verkeert, maar op sommige dagen zag ik ze gaarne beantwoord. De bloei van Frankrijk...
Gij hebt zeker gelezen van den Mexicaanschen trein, die, als in de bioscoop, wordt aangehouden door bandieten, leeggeplunderd, overgoten met petroleum, en met man en muis, als ik zoo zeggen mag, verbrand. Romantiek van de Far West; film van de Zevende Kunst; melodrama; draak. Hier doet men 't anders. Wat is uw meening over het volgende staaltje? Een trein-chef van de P-L-M (Paris-Lyon-Méditerranée) wordt geknipt. Hij stal regelmatig den bagagewagen leeg, gapte zelfs in de wagons-lits, valiezen, juweelen, bontmantels, japonnen, dure lingerie, alles. Hij maakte er een pakket van, liet het uit den trein vallen op een afgesproken plaats waar een medeplichtige het opraapte. Vóór den oorlog keerden de verschillende spoorwegmaatschappijen jaarlijks 250 millioen schadevergoeding uit voor tijdens het transport en in de stations gestolen voorwerpen en koopwaren. Tegenwoordig overschrijdt de som jaarlijks het milliard. Eén milliard schadevergoeding voor diefstallen... En wie betaalt de dieven? De belastingbetalende burger. Tijdens den oorlog stal men alles en overal. Men stal het proviand der soldaten in de vuurlinie. Men stal geldzendingen aan de poilus onder het granaatvuur. De embusqué's, de lijntrekkers achter het front, beroofden hun strijdende makkers. Na den oorlog verlegden de roovers hun werkingssfeer naar de verwoeste gebieden. De Kamer van Koophandel te Rijssel beklaagde zich bij het Parlement over mondvoorraden, werktuigen, constructie-materiaal, welke spoorloos verdwenen. De Duitschers, die alles hadden kaalgeplukt, waren weg; de Franschen zetten de besogne voort. Gansche bevolkingen leven van de plunderingen der arsenalen, der kazernes, der goederen-loodsen langs de spoorwegen. Men ledigt heele wagons; op klaarlichten dag sleept men fusten wijn mee, levend vee, kisten vruchten en groente, kooien met gevogelte. De opzichters en de chefs doen een oogje toe; de gendarmes hebben schrik; de politie heeft schrik; de locale Pers heeft schrik. En wanneer bij toeval een schavuit wordt ingepikt, hebben de rechters schrik en veroordeelen voorwaardelijk. Men besloot op een goeden dag een raffle te houden, want zoo kon het niet langer. Men arresteerde binnen twee weken 2231 bandieten, die bij de spoorwegen op heeterdaad betrapt waren. Maar na interventie van een paar afgevaardigden, wier kiezers men gearresteerd had, werden allen losgelaten. Een onderstaatssecretaris begon eenmaal 510 vervolgingen tegen dieven, die zich interesseerden voor de Amerikaansche legervoorraden, welke 409 millioen dollar gekost hadden, zooals gij boven zaagt. Hij ontsloeg 4271 dieven uit zijn dienst. Niemand echter is veroordeeld. Niemand betaalde terug. Toen de bemanning van den Paketvaarder Batavia muitte in de Chineesche wateren verwittigde de consul-generaal zijn minister dat de Handel dezer streken de Messageries Maritimes uit den weg ging, omdat hare dokken en scheepsruimen onveilig waren. De koopvaardijvloot, gebouwd op kosten van den burger, welke 1500 millioen gekost had, is voor 150 millioen van de hand gedaan aan handlangers en diefjesmaten. Clemenceau zelf publiceerde het volgende ongelooflijke feit: Een dame had een landgoed gekocht voor 100.000 francs. Zij verhuurde het tijdens de vijandelijkheden aan de Amerikanen voor 27.000 francs per jaar. Zij wist van den Staat als oorlogsschadevergoeding los te krijgen 2.300.000 francs, plus den eigendom van 3000 loodsen, welke voor tien millioen aan koopwaren bevatten. Zij is niet veroordeeld en heeft niets teruggegeven. Op dezelfde wijze zijn de verwoeste gebieden beroofd voor milliarden en milliarden. De oorlog, zegt men onder openhartige lieden, kostte driehonderd milliard; honderd milliard zijn nuttig besteed; honderd milliard zijn verspild; honderd milliard zijn gestolen. De verpletterende belastingen welke wij betalen, vormen niet het rantsoen van den oorlog, zij vormen het rantsoen der dieven. Frankrijk is overgeleverd aan de strand-schuimers. Wat is het romantische Mexico vergeleken bij dit rijtje feiten, onloochenbare feiten, waarmee ik nog een lange kolom zou kunnen doorgaan? Verlies daarom niet uw sympathie voor Frankrijk. Ik ben pro-Fransch. Waarom? Om de eenvoudige reden, dat in een land, waar het uitvaagsel zoo welig tiert, wil dit land niet binnen een maand te gronde gaan, een wonderbaarlijke, vuurvaste kern aanwezig moet zijn, die het onophoudelijk behoedt voor totale ontreddering. Maar zult gij deze redeneering willen aanvaarden? De dingen zijn zooals ze zijn. Wanneer Frankrijk beheerd werd gelijk Duitschland, dan verkeerden we hier in een authentiek Eden en wie zou ons dat gunnen op den langen duur? [verschenen: 10 juni 1927] |
|