Nieuwe banen
Parijs, Januari [1927]
Er bestaan ter wereld geen perspectieven, welke zich in weidschheid en eenvoud kunnen meten met de eindelooze avenue, die zich van het Westen naar het Oosten, gansch Parijs doorborend in eene bijna ongebroken rechte lijn, uitstrekt van Neuilly tot aan de plaats waar eenmaal de Bastille stond.
Wie van Parijs een onvergelijkelijken, een onvergetelijken indruk wil krijgen, moet het binnentreden of binnenrijden van den Westkant, van de Porte Maillot. De avenue is breeder dan een groot plein, en het gezichtsveld, afgebakend door boomen, wordt aan den horizon welke vóór u ligt, begrensd door de monumentale grijze massa van den grooten Triomfboog. Hij staat daar als een Titanische poort. Wanneer de zon schijnt en de hemel blauwt, breekt hij den ganschen einder door zijn onmetelijkheid, welke de grijze rechthoeken doet vervloeien in het blauw der lucht, maar door de immense opening van den rondboog spreidt zich eene onafzienbare vlakte uit van het goddelijkste ultramarijn. Ik weet niet of gij indertijd Vondel's Lucifer gezien hebt bij Royaards. Het doek ging op over een koepel van dezelfde oneindigheid, over dezelfde onbegrensde ruimte van licht en blauw uitspansel, hetzelfde kalme, indrukwekkende heelal, en ik kan den Triomfboog niet voor mij zien oprijzen zonder te denken aan deze voorstelling van den Hemel, die hier werkelijkheid werd.
Wanneer de atmosfeer grauw is, aschvaal, en de afstanden onbepaalbaar maakt, dan doemt hij voor u op in de ongenaakbare verte als een monument van ongekende rust en statigheid. Het is dezelfde Arc de Triomphe, begonnen doch niet voltooid door Bonaparte, welke door een geheimzinnige speling van het toeval op elken Vijfden Mei, sterfdag van den grooten Keizer, in het verlengde komt te liggen van de ondergaande zon: zijn rondboog correspondeert dien dag precies met den zonnestand. Wanneer de weersgesteldheid meewerkt, is het een schouwspel waarvan de pracht door niets geëvenaard kan worden, om op dien Vijfden Mei, over de grandiose wijdte dezer lanen en pleinen, waar legers kunnen manoeuvreeren, den zonnebol langzaam te zien weg-vlammen onder de welving van den Triomfboog, zijn laaiende vuur en laatste licht ophoopend en samenpakkend in het hart van het grijze monument.
Wilt gij een feeërieke wereld ingaan, waar alles u lokt, waar alles u vreugde belooft, waar alleen reeds een mysterieuse gesteldheid der omstreek u kan brengen in dien toestand van opgewektheid, welke als een voorgevoel is van geluk, begeef u dan op een zomeravond, na het invallen der duisternis, van de Porte Maillot af over de Champs-Elysées in de richting van het Louvre. De weg glooit lichtelijk. Vóór u verschiet, zoover het oog reikt, de golvende parallel der electrische straatlampen, en langs die strakke, zacht hellende, onafzienbare dubbele lijn der sterrende lantaarns kronkelen zich de gekleurde lichten der signalen, der affiches, der reclames. Het is ongekend, het is uniek zooals de onmetelijkheid van den dag hier wordt omgetooverd in de onmetelijkheid van den nacht. Het is grootsch en imposant. Het wordt een sprookje wanneer de aromen van seringen en acacia's uit de tuinen der Tuilerieën, uit het naburige Bois de Boulogne zwoel en teeder overwaaien naar deze onwezenlijkheid van licht en donker.
De negentiende eeuw, waarin de Fransche stedenbouwkundigen dit ongeëvenaarde stuk Parijs concipieerden en realiseerden, voorgegaan door Bonaparte, is niet zoo stupide als sommigen ons zouden willen doen gelooven. Ik ken slechts één plek, welke in een kader van maat en orde, van fantasie en begrenzing, diezelfde impressie geeft van eindeloosheid: het Paleis van Versailles en zijn magnifieke tuin. Hier hebben trappen van de orangerie in hun eenvoud en strenge lijn het aanzicht eener Jacobsladder; zij rijzen op als in levende vaart; zij wemelen in het landschap tegen het donkere laurierloof, alsof zij groeien en voort gaan te groeien. Wanneer men het Paleis nadert van de terrassen af, klimt de eene verdieping na de andere met u mede in een lucht die leeg en onbewoond leek; de gebouwen stapelen zich voor u op in hun gelijkmatige contouren; men denkt het geheele complex te zien en klimmend ontdekt men nog een verdieping; men krijgt het immense gevoel zoo door te kunnen gaan tot het firmament. Hier ademt men anders dan waar ook. Hier wordt men gewaar dat er plaats is onder de zon, onbeperkte plaats voor elken sterveling. Hier ontdekt men, voor 't eerst misschien, een menschelijke grootheid die geheel simpel, geheel natuurlijk en toch bijna mateloos is. Hier begreep ik voor de eerste maal, dat gansche volkeren jaloersch konden zijn op Frankrijk. Want hier krijgt men zonder de minste praal, zonder den minsten luister, zonder sieraad bijna, zonder opzienbarende middelen, met niets dan met een spel van vlakke lijnen, de schoonste en sterkste der menschelijke gewaarwordingen: het besef van grootheid, van eeuwigheid, welke in deze onpersoonlijke en geweldige uitgestrektheid zich op ieder afteekent.
Men begrijpt ook, dat Rockefeller, om een ensemble als Versailles waardig in stand te houden, den Franschen Staat een poos geleden één millioen dollar ten geschenke gaf. Zonder die dollars zou de helft van het Paleis en zijn omgeving in puin vallen, wijl de Fransche Staat geen geld heeft voor een luxe, gelijk schoonheid immer is. En om terug te komen op onzen Arc de Triomphe en de Avenue de la Grande Armée, het éénige oord dat vergeleken mag worden met Versailles, - men begrijpt, dat het 't Parijsche gemeentebestuur zwaar op het hart drukte, dagelijks te moeten ervaren hoe door gebrek aan moed, gebrek aan geloof, aan durf en doortastendheid het plan van zijn knapsten stedebouwer der vorige eeuw, Baron Haussmann, almachtig prefect onder Napoléon III, onvoltooid was blijven steken, hoe de eenige belangrijke verkeersader welke de Place de l'Etoile via de Avenue de Friedland en den Boulevard Haussmann moest verbinden aan de groote Boulevards, doodliep tegen een stuk der Rue Taitbout, een uitgestorven slop vergeleken bij onze machtige moderne straatwegen. In 1870 was men blijven steken bij dat blok huizen, dat een historisch kwartier vormde, dat beroemde café's telde en den nog meer beroemden Passage de l'Opéra, rendez-vous van het corps de ballet en de jeunesse dorée van een goeden ouden tijd die geen zorgen kende. Het huizenblok besloeg een lengte van drie honderd meter en reikte van de Rue Taitbout tot de Rue Drouot, aanknoopingspunt bij den Boulevard Montmartre. Een stuk van de Rue Lepelletier, van de Rue Lafitte, van waar men zulk een prachtig vergezicht heeft op de Butte Sacrée, gekroond door de mat-witte basiliek du Sacré-Coeur, moest worden opgeruimd. Drie honderd meter, dat was een peulschilletje voor Baron Haussmann, die een potloodstreep trok over heele arrondissementen en de volgende week de sloopers er op afstuurde. Maar Haussmann was een autocraat, een soort van dictator, en
zijne opvolgers in het Stadhuis waren ten eerste mismoedige slachtoffers der Fransche nederlaag in 1870 en ten tweede bange klanten der kiezers van den gemeenteraad.
Welke belangen van stad of staat konden ooit opwegen tegen de belangen der kiezers, bij wie men hengelt om populariteit? Elk jaar als de sneeuw smelt en de rivieren wassen, als de eerste voorjaars-regens den was der rivieren nog doen toenemen, loopt Parijs kans op een overstrooming. Wanneer er een huis te koop of te huur staat in de onmiddellijke omgeving van de Seine, is de eigenaar blij, wanneer hij kan aankondigen ‘gevrijwaard tegen overstroomingen’. Gevrijwaard zijn wij echter niet, en nooit. Ieder Parijzenaar herinnert zich met ontzetting de ramp van 1910, toen het water doordrong tot de Gare St Lazare en de Boulevards. Slechts in het verwoeste oorlogsgebied is zulke ellende geleden als toen in Parijs. Elke maand Januari leeft men evenwel onder dezelfde bedreiging. Eén gril van de natuur en de stad zit voor dezelfde catastrophe. Een groot afwateringskanaal zou alle onheilen kunnen voorkomen. Maar denkt gij dat het gegraven is of gegraven zal worden? In de verste verte niet. Want een aantal oeverbewoners, die, wanneer ze niet overstroomd zijn, goede zaken maken, verzet zich met hand en tand tegen een kanaal dat hun zaken zou schaden. Deze oeverbewoners zijn natuurlijk kiezers. Doch men vraagt zich af, waarom de andere kiezers in Parijs, die gedwee zich willen laten overstroomen, zich ook niet met hand en tand verzetten. Daarvoor moet men Franschman zijn.
Wie de drie honderd meter lange huizenblokken waagde te sloopen, welke den Boulevard Haussmann sinds 1870 scheiden van den Boulevard des Italiens en den Boulevard Montmartre en een geheel kwartier onproductief maakte, stelde zich vooral de laatste jaren bloot aan eene nog grootere onpopulariteit, want Parijs verkeerde (en verkeert nòg) in volle woning-crisis. Doch er schijnt in de Parijsche gemeenteraadsleden een geest van onvervaardheid ontwaakt te zijn, welke voor niets terugdeinst.
Op Oudejaarsdag sloegen zij licht en gas op met bijna het dubbele van den prijs en verhoogden tegelijkertijd hun eigen emolumenten, ondanks een deficit in het stadsbudget van een half milliard (de stad heeft op 't oogenblik een even groot budget als vóór den oorlog de gansche Staat, n.l. 5 milliard!), zij vermeerderden hun traktement tot 39.000 francs. Dat is meegenomen en zij hadden dus maling aan den storm van verontwaardiging, welke onder de Parijzenaars losbrak.
Dezelfde soort van onvervaardheid bezaten in 1922 de paar raadsleden, die aan den toenmaligen prefect de vraag stelden: ‘Worden de werkzaamheden aan den Boulevard Hausmann, in 1913 uitbesteed, begonnen, ja of neen?’ Want er waren na 1913 nog andere factoren opgedaagd dan de woningnood: de terreinen en eveneens de huizen, welke onteigend moesten worden, waren ongelooflijk in prijs gestegen: een café b.v. vroeg 19 millioen schadevergoeding. De meter grond in deze oorden wordt betaald met 14.000 francs. De werklieden, de materialen, alles was duurder geworden in kolossale proporties. De achturige arbeidsdag richt zijn verwoestingen aan. Zelfs de woningnood was een factor, waarmee men rekenen moest. De bewoners vormden vereenigingen, verspreidden dreigende manifesten en de inboorlingen van den Passage de l'Opéra spraken er over om zich met geweren en mitrailleuses te verschansen. Zij zouden aan 't kortste eind getrokken hebben. Want de schadelijke gassen, oorlogswapen, dat door een of andere internationale conferentie verboden is, en door de Franschen uit overwegingen van menselijkheid in Marokko niet werd toegepast, is bij de Parijsche politie een meer en meer gebruikelijk verdedigingswapen.
Men ging dus over tot schop en houweel. Men sloopte een oppervlakte van iets als veertig duizend vierkante meters. Wie niet goedschiks ontruimde, werd met de gewapende hand op straat gezet. En binnen vier jaar tijds werd niet alleen een brok oud-Parijs neergelegd, niet alleen vereenigde zich de Boulevard Haussmann met den Boulevard des Italiens en den Boulevard Montmartre, in een vergezicht dat waarlijk grandioos is, maar in plaats van de afbraaksterreinen verrezen banken, handelshuizen, nieuwe café's, grootscheepsche hotels (650 kamers met 650 badkamers), luxewinkels en de viervoudige ingang van het grootste ondergronds station, dat Parijs tot dusverre kende. Toen president Doumergue op 15 Januari onder de schetterende fanfares der mooiste trompetten van de wereld (Frankrijk heeft de allerbeste trompetters) de Boulevard inaugureerde en met een officieele schaar het koord doorknipte, dat hem nog scheidde van de circulatie, was alles kant en klaar om te worden ingewijd.
Frankrijk is groot, grooter dan men denkt. Dezer dagen stapte in het stationnetje van Neuchatel-en-Bray, een dorpje in het Noord-Westen, de hertog van Westminster af, in gezelschap van 200 honden, 60 paarden en een bataillon piqueurs, welke daarheen in een extra-trein waren aangevoerd, komend uit de Landes, waar dit gezelschap gejaagd had. Het is ontzagwekkend. Misschien niet voor den hertog van Westminster, maar voor mij, en vooral voor de arme hazen en herten, die op den loop zullen gaan tegenover zulk een overmacht. Maar laat den hertog van Westminster, zijn 200 honden, zijn 60 paarden, zijn bataillon piqueurs, los op het kruispunt Boulevard Haussmann-Montmartre en ge zoudt niets van ze merken. Absoluut niets. Zoo relatief is alles. Alles is zóó geweldig relatief, dat men zich nu reeds afvraagt, of de opening van de Haussmann-schutting het verkeer over den Boulevard des Italiens ook maar met één centiem zal verlichten.
Ik zeg één centiem. Want deskundigen hebben becijferd, dat de benzine welke door de verstoppingen en het oponthoud bij de Place de l'Opéra (ander kruispunt der Boulevards) elken dag verloren gaat, aan de vereenigde automobilisten 100.000 francs kost. Dat heet hier een ‘coquet sommetje’.
En dat verdwijnt elken dag in blauwen nevel.
[verschenen: 26 februari 1927]